ECLI:NL:RBROT:2015:8660
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- P.H. Veling
- W.M.P.M. Weerdesteijn
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in civiele procedure met verzoekster gevestigd in Dubai
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2015 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van [naam van de Ltd] Ltd., gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. C. Bouwman, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team Haven en Handel. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat verzoekster deels niet-ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek, omdat de gronden die ter zitting zijn aangevoerd te laat zijn voorgedragen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen grond voor wraking is in de omstandigheid dat de rechter aan een van de procespartijen heeft verzocht om bewijsstukken en specificaties van de vorderingen over te leggen. Evenmin is er aanleiding om te oordelen dat de rechter partijdig is, omdat partijen de mogelijkheid is geboden om tijdens de comparitie een kort pleidooi te voeren aan de hand van een pleitnota.
Het procesverloop begon met een dagvaarding van 28 januari 2014 door R.J.R.M. de Bok, curator in het faillissement van [naam van de vennootschap] B.V., tegen verzoekster. De wraking werd aangevraagd na een comparitie van partijen die op 24 augustus 2015 zou plaatsvinden. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het dossier en de betrokken partijen zijn uitgenodigd voor de zitting op 19 augustus 2015. Tijdens deze zitting heeft de advocaat van verzoekster de gronden van het wrakingsverzoek toegelicht, waarbij hij stelde dat de rechter partijdig was door het verzoek om bewijsstukken en de mogelijkheid tot pleiten.
De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig is. De rechter heeft zijn standpunt schriftelijk toegelicht en heeft aangegeven dat er geen sprake is van partijdigheid. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd geen zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek tot wraking is dan ook afgewezen, met uitzondering van het deel dat niet-ontvankelijk is verklaard.