ECLI:NL:RBROT:2015:8638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
C-10-474982 - HA ZA 15-404
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van wanbetaling registratie door verzekeraar

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Osinga, dat de commanditaire vennootschap Voogd en Voogd Verzekeringen C.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. Schras, een melding van wanbetaling uit haar interne registratie verwijdert. Eiseres stelt dat de registratie onjuist is, omdat zij de verzekeringsovereenkomst op 15 juli 2011 heeft opgezegd. Voogd en Voogd betwist echter de ontvangst van deze opzegging en stelt dat de verzekeringsovereenkomst stilzwijgend is verlengd tot de beëindiging door Voogd en Voogd op 1 juli 2011 wegens wanbetaling. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet kan aantonen dat de opzegging Voogd en Voogd heeft bereikt, waardoor de registratie van wanbetaling niet onrechtmatig is. De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank wijst erop dat eiseres mogelijk nog gevolgen ondervindt van de registratie, maar dat dit geen invloed heeft op de beslissing in deze zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/474982 / HA ZA 15-404
Vonnis van 25 november 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E. Osinga te Arnhem,
tegen
de commanditaire vennootschap
VOOGD EN VOOGD VERZEKERINGEN C.V.,
gevestigd te Middelharnis (gemeente Goeree-Overflakkee),
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Schras te Spijkenisse (gemeente Nissewaard).
Partijen zullen hierna [eiseres] en Voogd & Voogd genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juli 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 oktober 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Voogd & Voogd is een gevolmachtigd agent van verzekeraars. [eiseres] heeft via assurantietussenpersoon [assurantietussenpersoon] (hierna: [assurantietussenpersoon] ) een ‘Pakketpolis voor particulieren’ afgesloten bij Voogd & Voogd met ingangsdatum 15 juli 2010. Deze polis betrof een inboedelverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering (AVP). De premie voor deze polis zou aanvankelijk per maand worden voldaan. De polis is op 10 augustus 2010 gewijzigd in die zin dat de premie voortaan jaarlijks zou worden betaald. [eiseres] heeft de premie voor de resterende periode (van 1 augustus 2010 tot 1 juli 2011) op 21 september 2010 voldaan.
2.2.
Voogd & Voogd heeft de pakketpolis op 1 juli 2011 voortgezet. Omdat [eiseres] de premie hiervoor niet betaalde, heeft Voogd & Voogd eerst de dekking geschorst en vervolgens, toen betaling uitbleef, de verzekeringen geroyeerd per 1 juli 2011. Zij heeft dit geregistreerd in haar interne administratie. Voogd & Voogd heeft hiervan geen melding gedaan bij de Stichting CIS.
2.3.
Op 23 juli 2012 heeft [eiseres] een nieuwe inboedelverzekering afgesloten bij Centraal Beheer Achmea (hierna: Centraal Beheer). [eiseres] heeft op 23 juli 2013 schade als gevolg van een inbraak bij Centraal Beheer gemeld. In verband met het onderzoek naar deze melding heeft Centraal Beheer, met toestemming van [eiseres] , informatie opgevraagd bij Voogd & Voogd. Uit de door Voogd & Voogd ter beschikking gestelde gegevens is Centraal Beheer gebleken dat de inboedelverzekering van [eiseres] bij Voogd & Voogd was opgezegd door Voogd & Voogd wegens het niet nakomen van haar verplichting tot betaling van de premie. Omdat [eiseres] hiervan bij de aanvraag van de verzekering bij Centraal Beheer geen melding had gemaakt, heeft Centraal Beheer uitkering met een beroep op artikel 7:930 BW geweigerd en heeft tevens de verzekeringsovereenkomst met [eiseres] op grond van artikel 7:929 BW opgezegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – Voogd & Voogd te veroordelen om ‘de vermelding dat de verzekeringsovereenkomst met [eiseres] is geëindigd door royement in verband met wanbetaling binnen twee dagen na het ten deze te wijzen vonnis te verwijderen uit haar interne registratie’ en dit binnen zeven dagen na verwijdering schriftelijk te bevestigen aan [eiseres] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, met veroordeling van Voogd & Voogd in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat Voogd & Voogd ten onrechte een registratie van wanbetaling in haar interne systeem heeft opgenomen. [eiseres] had de pakketpolis immers bij brief van 15 juli 2011 opgezegd, waardoor geen premie meer in rekening gebracht had mogen worden. [eiseres] heeft na haar opzegging geen post meer ontvangen van Voogd & Voogd.
3.3.
Voogd & Voogd voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de (daadwerkelijk gemaakte) proceskosten. Volgens Voogd & Voogd heeft [eiseres] geen recht op en geen belang bij doorhaling van gegevens in een intern registratiesysteem. Voogd & Voogd is bovendien contractueel (jegens verzekeraars) en wettelijk verplicht de betreffende gegevens een aantal jaar te bewaren. Voogd & Voogd betwist dat zij de opzegging van de pakketpolis heeft ontvangen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voogd & Voogd heeft in haar interne registratiesysteem vermeld dat zij de verzekeringsovereenkomst met [eiseres] heeft beëindigd wegens wanbetaling. Beoordeeld moet worden of Voogd & Voogd deze vermelding dient te verwijderen.
4.2.
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het handelen van Voogd & Voogd – het opnemen en in stand laten van de genoemde registratie – onrechtmatig is. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt (a) een inbreuk op een recht, (b) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of (c) een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.3.
Door [eiseres] is niet gesteld, noch is anderszins gebleken dat sprake is van een inbreuk op een recht van [eiseres] (grond a). Er is evenmin gebleken dat Voogd & Voogd in strijd handelt met een wettelijke plicht (grond b). In dat verband is door [eiseres] bovendien erkend dat Voogd & Voogd wettelijk gehouden is tot het bewaren van gegevens omtrent de door haar gesloten verzekering.
4.4.
Er zou sprake kunnen zijn van handelen is strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (grond c), wanneer Voogd & Voogd een onjuiste vermelding in het interne registratiesysteem zou handhaven. Hoewel het een interne registratie betreft, heeft [eiseres] daarbij voldoende belang. Deze registratie kan immers van invloed zijn op haar huidige en in de toekomst af te sluiten verzekeringen, zoals is gebleken bij de in 2012 afgesloten inboedelverzekering bij Centraal Beheer.
4.5.
De vermelding in het systeem Voogd & Voogd moet als onjuist worden aangemerkt wanneer vast komt te staan dat [eiseres] de verzekeringsovereenkomst (vóór de beëindiging door Voogd & Voogd) reeds was geëindigd als gevolg van opzegging door [eiseres] . De opzegging van de verzekeringsovereenkomst door [eiseres] diende aan Voogd & Voogd te geschieden als (gevolmachtigde van de) verzekeraar. [eiseres] heeft haar opzegging echter gericht aan [assurantietussenpersoon] , een zelfstandige assurantietussenpersoon. Een dergelijke tussenpersoon handelt in opdracht van de verzekeringnemer ( [eiseres] ) en dus niet namens de verzekeraar (Voogd & Voogd). Met het versturen van de opzegging aan [assurantietussenpersoon] heeft deze mededeling dus niet tevens Voogd & Voogd bereikt.
4.6.
Op [assurantietussenpersoon] rustte, als assurantietussenpersoon, de plicht om de opzegging zo spoedig mogelijk door te geven aan Voogd & Voogd. [assurantietussenpersoon] heeft dat kennelijk niet gedaan, nu Voogd & Voogd betwist de opzegging te hebben ontvangen en ook [eiseres] niet heeft gesteld dat [assurantietussenpersoon] de opzegging aan Voogd & Voogd heeft doorgestuurd. Hierdoor staat niet vast dat [eiseres] de verzekeringsovereenkomst heeft opgezegd. Het niet doorsturen van de opzegging door [assurantietussenpersoon] levert wellicht een toerekenbare tekortkoming op van [assurantietussenpersoon] in de nakoming van de overeenkomst van opdracht jegens [eiseres] , maar heeft geen consequenties voor de verzekeringsovereenkomst tussen [eiseres] en Voogd & Voogd.
4.7.
In het kader van de opzegging heeft tussen partijen een debat plaatsgevonden over de vraag of [eiseres] de vanaf 1 juli 2011 door Voogd & Voogd verstuurde aanmaningen en sommaties heeft ontvangen. Dit is voor de beoordeling van de vordering echter niet relevant. Wanneer de door Voogd & Voogd in het geding gebrachte aanmaningen en sommaties [eiseres] inderdaad niet zouden hebben bereikt, had Voogd & Voogd de dekking niet mogen schorsen en de verzekering niet mogen beëindigen (artikel 7:934 BW). In de onderhavige zaak maakt [eiseres] echter geen aanspraak op het voortzetten van de verzekering vanaf 1 juli 2011, dan wel op het verlenen van dekking onder deze verzekering. Integendeel, [eiseres] wilde juist dat de verzekering beëindigd zou worden. De onderhavige procedure betreft dan ook slechts de vraag of in het interne systeem van Voogd & Voogd een onjuiste reden (wanbetaling) voor de beëindiging is opgenomen. Hoewel het op zichzelf juist is dat [eiseres] door kennisnemen van de overgelegde correspondentie had kunnen afleiden dat haar opzegging Voogd & Voogd niet bereikt had, doet dit niet af aan het feit dat het risico van het niet ontvangen van de verzonden opzegging op [eiseres] rust (artikel 3:37 lid 3 BW).
4.8.
Nu er geen (rechtsgeldige) opzegging door [eiseres] heeft plaatsgevonden, is de verzekeringsovereenkomst stilzwijgend verlengd, tot het moment dat deze op initiatief van Voogd & Voogd (met terugwerkende kracht) is beëindigd. De vermelding van deze feitelijke gebeurtenis in de interne registratie van Voogd & Voogd kan dan ook niet als onjuist worden aangemerkt. Deze vermelding is dan ook niet onrechtmatig jegens [eiseres] , waardoor Voogd & Voogd niet gehouden is de interne registratie dat de verzekeringsovereenkomst met [eiseres] is geëindigd wegens wanbetaling te verwijderen. Ook wanneer de wanbetaling (mede) veroorzaakt zou zijn door een fout van [assurantietussenpersoon] , zou dit slechts door middel van een aanvulling in het interne systeem van Voogd & Voogd kunnen worden verwerkt (hetgeen overigens niet is gevorderd) en niet door verwijdering van de eerdere registratie. De vordering van [eiseres] zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
De rechtbank is zich ervan bewust dat [eiseres] thans nog gevolgen ondervindt en in de toekomst kan ondervinden van de registratie als wanbetaler in het interne systeem van Voogd & Voogd, terwijl die registratie mogelijk (mede) is veroorzaakt door tekortschieten van assurantietussenpersoon [assurantietussenpersoon] , die thans onvindbaar is. De afwijzing van de onderhavige vordering neemt niet weg dat [eiseres] met Centraal Beheer of een opvolgend verzekeraar – wellicht onder overlegging van dit vonnis – in overleg zou kunnen treden over het ontstaan van de interne registratie bij Voogd & Voogd en de betekenis daarvan voor nieuwe verzekeringsovereenkomsten.
4.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voogd heeft vergoeding van de reële proceskosten gevorderd, door haar begroot op € 2.192,57 inclusief btw en griffierecht. Voor toewijzing van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten is slechts plaats onder bijzondere omstandigheden, zoals bij misbruik van procesrecht. Er is geen sprake van een bij voorbaat kansloze procedure. Het niet bij dagvaarding door [eiseres] in het geding brengen van de – voor deze procedure slechts zijdelings relevante – verzekeringspolis levert voorts geen schending op van artikel 21 Rv. Er is derhalve geen aanleiding om de daadwerkelijk gemaakte proceskosten toe te wijzen. De kosten aan de zijde van Voogd & Voogd zullen daarom conform de gebruikelijke tarieven worden begroot op:
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00
4.11.
De wettelijke rente over proceskosten zullen worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
4.12.
Voor een zelfstandige veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten (€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak) een executoriale titel oplevert.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Voogd & Voogd tot op heden begroot op € 1.517,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2015.
2711/1629