In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor een noodzakelijke medische behandeling van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam]. De kinderrechter oordeelt dat er sprake is van een medische behandeling in de zin van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De minderjarige, die inmiddels veertien jaar oud is, is in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen en heeft zelf aangegeven dat hij een psychologisch onderzoek nodig heeft. De vader van de minderjarige heeft echter zijn toestemming voor deze behandeling geweigerd, wat aanleiding gaf tot het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om vervangende toestemming te verlenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet meer betrokken is bij het leven van de minderjarige en geen verantwoordelijkheid meer wil dragen. Ondanks de weigering van de vader om toestemming te geven, oordeelt de kinderrechter dat de minderjarige zelf in staat is om zijn belangen te waarderen en dat hij, samen met zijn moeder, voor het onderzoek heeft gepleit. Gezien deze omstandigheden kan de kinderrechter geen vervangende toestemming verlenen, omdat de minderjarige zelf de wens heeft geuit voor het onderzoek en de moeder instemt met de behandeling.
De kinderrechter wijst het verzoek af en merkt op dat er mogelijk gronden zijn voor beëindiging van het gezag van de vader, gezien zijn weigering om verantwoordelijkheid te nemen voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.