ECLI:NL:RBROT:2015:8481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
C/10/462524 / HA ZA 14-1088
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van voorschotten uit consignatieovereenkomst voor de verhandeling van mango’s

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een vordering van ROVEG FRUIT B.V. tegen SUN CITY B.V. met betrekking tot een consignatieovereenkomst voor de verhandeling van Braziliaanse mango’s. Roveg heeft diverse zendingen mango’s ontvangen en verhandeld, waarbij zij voorschotten heeft betaald aan Sun City. Roveg vordert terugbetaling van een bedrag van € 65.400,25, vermeerderd met wettelijke handelsrente en incassokosten, omdat Sun City in gebreke is gebleven met de terugbetaling. Sun City voert verweer en stelt dat Roveg niet de juiste verkoopopbrengsten heeft verantwoord en dat er een vermoeden bestaat dat Roveg hogere opbrengsten heeft behaald dan gerapporteerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Roveg aan haar informatieplicht heeft voldaan door Sun City regelmatig op de hoogte te houden van de verkoopopbrengsten en de kwaliteit van de mango’s. De rechtbank oordeelt dat Sun City niet voldoende heeft onderbouwd dat Roveg onterecht hogere opbrengsten heeft behaald. De rechtbank wijst de vordering van Roveg toe en veroordeelt Sun City tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De vorderingen van Sun City in reconventie worden afgewezen, en Sun City wordt veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis is uitgesproken op 30 september 2015 door mr. C. Sikkel en is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis bevestigt de verplichtingen van partijen onder de consignatieovereenkomst en benadrukt het belang van correcte verantwoording in commerciële relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/462524 / HA ZA 14-1088
Vonnis van 30 september 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROVEG FRUIT B.V.,
gevestigd te Benschop,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.J. Dolk te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUN CITY B.V.,
gevestigd te Maasland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Spaa te Voorburg.
Partijen zullen hierna Roveg en Sun City genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 maart 2015 en de daarin genoemde processtukken;
  • de brief van mr. Dolk van 15 juni 2015 met als bijlagen: zittingsaantekeningen, de producties 7-15 en productie c;
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 juni 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een consignatieovereenkomst gesloten met betrekking tot de verhandeling, door Roveg ten behoeve van Sun City, van Braziliaanse mango’s.
2.2.
Roveg heeft diverse zendingen mango’s van Sun City ontvangen en verhandeld. Roveg heeft per zending een voorschot van in totaal € 4,50 per doos aan Sun City betaald. Roveg rekende de gerealiseerde verkoopopbrengst met Sun City af door middel van afrekeningen, ‘account sales’ genaamd. Op de verkoopopbrengst werden ‘handling’ kosten, het door Roveg betaalde voorschot en een commissie van 8 % in mindering gebracht.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Roveg vordert samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Sun City veroordeelt tot betaling van € 65.400,25, te vermeerderen met de samengestelde wettelijke handelsrente vanaf 24 juli 2014 en de incassokosten ad € 1.429, met veroordeling van Sun City in de proceskosten.
3.2.
Roveg baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende stellingen:
  • Roveg heeft diverse zendingen mango’s ontvangen en verhandeld;
  • Roveg heeft per zending een vooruitbetaling, bij wege van voorschot, van in totaal € 4,50 per doos aan Sun City gedaan;
  • vervolgens zijn door Roveg ter verantwoording van de gerealiseerde opbrengsten en gemaakte kosten facturen opgemaakt en naar Sun City verzonden;
  • per saldo blijkt door Roveg aan voorschotten een bedrag van € 65.400,25 te veel aan Sun City te zijn betaald;
  • tot op heden is Sun City ondanks herhaalde sommatie daartoe, met de terugbetaling in gebreke gebleven.
3.3.
Sun City voert verweer en concludeert tot nietigheid van de dagvaarding dan wel afwijzing van de vorderingen van Roveg, met veroordeling van Roveg – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Sun City vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primairde afgifte beveelt door Roveg van kopieën van de facturen uit de verkoopadministratie van Roveg ter zake van alle door Roveg aan haar afnemers verkochte mango’s, afkomstig van Sun City, waarbij de lijst van containerzendingen van randnummer 12 van de conclusie van antwoord als beginpunt heeft te gelden en
subsidiaireen accountant benoemt die op kosten van Roveg de financiële administratie van Roveg zal controleren op de juistheid van de door Roveg aan Sun City verantwoorde verkoopopbrengst, samenhangend met de zendingen genoemd onder randnummer 12 van de conclusie van antwoord, ter zake de door Sun City aangeleverde mango’s;
Roveg veroordeelt om aan Sun City tegen behoorlijk bewijs van kwijting
te betalen (toevoeging rechtbank) de opbrengsten die door Roveg met de onder randnummer 12 vermelde containerzendingen zijn gerealiseerd, onder aftrek van de door Roveg in te houden kosten, slechts voor zover Roveg over betaalbewijzen van die kosten beschikt, en 8 % commissie, voor zover nog niet ingehouden, en onder aftrek van de reeds door Roveg aan Sun City betaalde bedragen als vermeld in kolom 4 van randnummer 12, een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf datum dagvaarding;
Bepaalt dat Roveg een dwangsom verbeurt ten gunste van Sun City van € 5.000 per dag, tot een maximum van € 300.000, voor iedere dag dat zij in gebreke blijft volledig medewerking te verlenen aan het sub 1 primair dan wel subsidiair gevorderde, te rekenen vanaf drie weken na het wijzen van het vonnis;
Roveg veroordeelt in de proceskosten.
3.6.
Roveg voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Sun City in haar vorderingen, althans ontzegging daarvan, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Sun City in de kosten van de reconventionele vordering.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het beroep van Sun City op nietigheid van de dagvaarding faalt. De dagvaarding vermeldt de eis en de gronden daarvan, zoals voorgeschreven in artikel 111 lid 2 onder d Rv. Roveg heeft ter comparitie onbetwist gesteld dat Sun City voorafgaand aan de dagvaarding geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd zodat van Roveg niet kon worden gevergd dat zij ‘tegen de eis aangevoerde verweren’ in haar dagvaarding opnam. Roveg heeft ter comparitie toegelicht dat het bestaan van de consignatie-overeenkomst niet ter discussie stond en dat zij daarom geen stukken ter ondersteuning van dat standpunt heeft overgelegd. Weliswaar is de dagvaarding summier en is daarbij geen bewijsaanbod gedaan als vereist in artikel 111 lid 3 Rv tweede volzin, noch zijn daarbij bewijsstukken overgelegd, maar Sun City is daardoor niet onredelijk in haar belangen geschaad (artikel 122 lid 1 Rv).
in conventie
4.2.
Roveg grondt haar vordering op de consignatieovereenkomst. Partijen zijn het er over eens dat Roveg in opdracht en voor rekening van Sun City mango’s heeft verkocht, alsmede dat Roveg in totaal € 4,50 per doos aan voorschot betaalde en een bedrag aan ‘handling’ kosten en 8 % commissie op de verkoopopbrengst in mindering mocht brengen. Roveg vordert terugbetaling van wat zij onder de consignatie-overeenkomst te veel heeft betaald. Allereerst zal beoordeeld worden of Roveg uit dien hoofde nog iets van Sun City te vorderen heeft.
4.3.
Roveg heeft, als productie 1 bij conclusie van antwoord in reconventie en als productie 12 ten behoeve van de comparitie, een overzicht overgelegd van de in de periode september tot en met december 2013 voor Sun City verhandelde containers (in totaal 25 containers), waaruit de betaalde voorschotten, de gerealiseerde verkoopopbrengsten en de saldi van de ‘account sales’ blijken. Roveg heeft gesteld dat Sun City door haar voortdurend en dadelijk op de hoogte werd gebracht van de opbrengsten. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij producties (2 bij conclusie van antwoord in reconventie) A-O (account sales van de betreffende containers, facturen van Sun City m.b.t. de per container betaalde voorschotten en e-mailcorrespondentie) overgelegd. Voorts heeft Roveg gesteld dat de ‘account sales’ ongeveer 21 dagen na aankomst van de containers aan Sun City werden gemaild en zonder protest door Sun City zijn behouden.
Sun City heeft bij conclusie van antwoord betwist dat zij enig bedrag aan Roveg verschuldigd is. Sun City voert daartoe aan dat Roveg geen berekening en stukken heeft overgelegd waaruit het gevorderde bedrag blijkt. Vervolgens heeft Roveg voormeld overzicht bij conclusie van antwoord in reconventie (op de rol van 28 januari 2015) overgelegd. Ter comparitie heeft Sun City niet ontkent dat er door Roveg voorschotten zijn betaald. Sun City vermoedt echter dat er een hogere verkoopopbrengst met de mango’s is behaald.
Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat derhalve tussen partijen vast dat Roveg aan Sun City, zo blijkt uit het overzicht, in totaal een bedrag van € 402.138,50 aan voorschot heeft betaald. Het saldo van de ‘account sales’ waarop Roveg de verkoopopbrengst aan Sun City verantwoordde en daarop haar ‘handling’ kosten, 8% commissie en het – eventueel – betaalde voorschot in mindering bracht, sluit op € 65.400,25 negatief. Sun City heeft ter comparitie gesteld dat de ‘account sales’ niet lijken te kloppen en dat zij vermoedt dat er meer is verdiend met de mango’s.
Roveg heeft ter comparitie – onbetwist – gesteld dat Sun City haar nooit heeft benaderd over de door Roveg gerealiseerde verkoopopbrengsten en nooit heeft geklaagd over de door Roveg aan Sun City verzonden ‘account sales’, alsmede dat partijen altijd op basis van ‘account sales’ afrekenden.
Bij deze stand van zaken had het op de weg van Sun City gelegen nader te preciseren in welk opzicht de ‘account sales’ niet kloppen en haar vermoeden, dat de verkoopopbrengst hoger is geweest dan in de ‘account sales’ vermeld, nader feitelijk te onderbouwen. De enkele stelling (27 en 29 conclusie van antwoord) dat bij een andere afnemer van Sun City, die andere zendingen mango’s verhandelde, de prijzen en de kwaliteit van de mango’s wel stabiel bleven, en dat Sun City de daling van de verkoopopbrengst niet kan verklaren, is daartoe onvoldoende. Te meer nu vast staat dat in het tussen partijen overeengekomen systeem van consignatie beide partijen belang hebben bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst en tussen partijen niet in geschil is dat de markt voor de handel in mango’s in november 2013 is ingestort. Sun City heeft echter nagelaten haar stellingen nader te preciseren en feitelijk te onderbouwen, zodat haar verweer als onvoldoende onderbouwd, wordt gepasseerd.
4.4.
Partijen debatteren voorts – kort gezegd – over de vraag of de mango’s in een goed verhandelbare conditie verkeerden. De rechtbank laat dit debat onbesproken nu ter comparitie duidelijk is geworden dat, anders dan de dagvaarding deed vermoeden, de gestelde slechte conditie van de mango’s geen grondslag vormt van de door Roveg ingestelde vordering.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de verkoop in consignatie plaats vond voor rekening en risico van Sun City. Dat betekent dat de daling van de verkoopopbrengsten in november en december 2013 voor rekening en risico van Sun City komt. De gevorderde terugbetaling van de door Roveg betaalde voorschotten zal derhalve worden toegewezen.
4.6.
Roveg heeft (wettelijke) incassokosten gevorderd tot een bedrag van € 1.429. Sun City heeft aangevoerd dat ieder inzicht in de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ontbreekt. Volgens Sun City hebben deze in het geheel niet plaatsgevonden. Voorts betwist Sun City dat zij per 24 juli 2014 in verzuim is. Roveg heeft gesteld dat Sun City meerdere keren is gesommeerd en verwezen naar producties 7 en 9.
4.7.
Roveg maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Productie 7 betreft immers een sommatie van de advocaat van Roveg aan Sun City van 17 juli 2014 om binnen zeven dagen te betalen, bij gebreke waarvan wettelijke handelsrente per 24 juli 2014 verschuldigd is. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat Sun City vanaf 24 juli 2014 in verzuim is.
4.8.
Met betrekking tot de vraag of buitengerechtelijke incassowerkzaamheden daadwerkelijk hebben plaatsgevonden wordt als volgt overwogen. Productie 9 betreft een sommatie van de advocaat van Roveg aan Sun City van 5 augustus 2014. De rechtbank stelt vast dat Sun City twee maal gesommeerd is. Daarmee heeft Roveg voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht (zie HR 13 juni 2014 ECLI:NL:HR:2014:1405). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.9.
De slotsom is dat de vordering van Roveg zal worden toegewezen, te vermeerderen met de overigens onbetwiste wettelijke handelsrente vanaf 24 juli 2014 tot aan de dag van volledige betaling.
4.10.
Sun City zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Roveg worden begroot op:
  • kosten dagvaarding € 84,52
  • griffierecht € 1.892
  • salaris advocaat € 1.788 (2 punten x tarief IV € 894)
_______
totaal € 3.764,52
in reconventie
4.11.
Sun City grondt haar vordering op artikel 7:403 lid 2 BW respectievelijk 843a Rv. Sun City stelt dat bij haar het ‘ernstige vermoeden’ bestaat (zoals in conventie uiteengezet) dat Roveg bij de door haar opgestelde afrekeningen in het kader van de open consignatie bewust niet de juiste bruto verkoopopbrengst aan Sun City heeft verantwoord. Sun City trekt niet alleen de juistheid van de door Roveg verantwoorde prijzen in twijfel maar ook de kwaliteitsbeoordelingen van Roveg. Sun City heeft vanwege het systeem van open consignatie recht op en belang bij een juiste afrekening in het kader van hun gezamenlijke activiteiten. Sun City heeft ter comparitie gesteld dat op Roveg een wettelijke verplichting rust tot verantwoording waaraan Roveg niet heeft voldaan. Sun City heeft daarbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 26 april 1996 ECLI:NL:HR:1996:ZC2055.
4.12.
Roveg heeft aangevoerd dat zij de juiste bruto verkoopopbrengsten heeft vermeld en verantwoording heeft afgelegd. Van benadeling van Sun City is geen sprake. Sun City heeft de ‘account sales’ en de door Roveg gedane verantwoording geaccepteerd. Sun City is te laat met klagen. Sun City heeft geen enkel belang bij haar vordering tot inzage dan wel de benoeming van een accountant. De gevraagde facturen maken geen deel uit van de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en ook is Sun City geen partij bij de transacties van Roveg met haar klanten. Er bestaat tussen hen en Sun City geen rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv. Tot zover de stellingen van Roveg.
4.13.
Beoordeeld dient te worden of uit de consignatieovereenkomst of uit de wet een plicht van Roveg voortvloeit tot het afleggen van meer verantwoording dan zij heeft gedaan of dat volstaan kon worden met de ‘account sales’. Daarbij is het volgende van belang.
4.14.
Zoals onder 4.3 is overwogen heeft Roveg ter comparitie – onbetwist – gesteld dat Sun City haar nooit heeft benaderd over de door Roveg gerealiseerde verkoopopbrengsten en nooit heeft geklaagd over de door Roveg aan Sun City verzonden ‘account sales’, alsmede dat partijen altijd op basis van ‘account sales’ afrekenden. Gesteld noch gebleken is dat tussen partijen is overeengekomen dat er meer verantwoording zou worden afgelegd dan met de ‘account sales’ is gedaan. De overeenkomst tussen partijen behelst derhalve geen nadere informatie- of verantwoordingsplicht van Roveg.
4.15.
Artikel 7:403 lid 2 BW luidt als volgt:
“De opdrachtnemer doet aan de opdrachtgever verantwoording van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten. Heeft hij bij de uitvoering van de opdracht ten laste van de opdrachtgever gelden uitgegeven of te diens behoeve gelden ontvangen, dan doet hij daarvan rekening.”
In hoeverre verantwoording is verschuldigd, hangt af van de aard van de opdracht en van de verhouding tussen partijen. In het onderhavige geval is sprake van een consignatie-verhouding. Sun City stelt terecht dat Roveg rekening en verantwoording af moet leggen over de aan haar ter beschikking gestelde mango’s en de verhandeling daarvan. De rechtbank is echter van oordeel dat Roveg dat voldoende heeft gedaan door middel van het overzicht en toezending van de betreffende ‘account sales’ aan Sun City, alsmede haar toelichting daarop ter comparitie aan de hand van de overgelegde partijkaart.
4.16.
Voor zover Sun City bedoeld heeft te stellen dat Roveg niet heeft voldaan aan haar informatieplicht ex artikel 7:403 lid 1 BW, waar het door Sun City genoemde arrest op ziet (maar dan ten aanzien van de informatieplicht/zorgplicht van de bank), wordt als volgt overwogen. De informatieplicht bestaat voor zover dit gezien de aard van de opdracht redelijk is. De aard van de consignatieovereenkomst, ook wel commissie-overeenkomst genoemd, brengt met zich dat de commissionair de naam van de derde niet behoeft te noemen; slechts in bijzondere gevallen moet een informatieplicht worden aangenomen. Voorts behoort de opdrachtgever bij het vragen van inlichtingen een redelijke beperking in acht te nemen. Hij mag de opdrachtnemer niet onredelijk belasten.
Roveg heeft onbetwist (en met de producties A-O onderbouwd) gesteld dat zij Sun City voortdurend en dadelijk op de hoogte bracht van de opbrengsten en informeerde over de (in sommige gevallen slechte) kwaliteit van de geleverde producten (met fotomateriaal) en de marktsituatie. De rechtbank is van oordeel dat Roveg hiermee aan haar informatieplicht in de zin van artikel 7:403 lid 1 BW heeft voldaan. Dit artikel biedt dus geen grondslag voor de door Sun City ingestelde vordering.
4.17.
Zoals in conventie onder 4.3 overwogen had het op de weg van Sun City gelegen haar ‘vermoeden’ dat Roveg hogere verkoopopbrengsten heeft behaald dan zij aan Sun City heeft gerapporteerd te substantiëren en met feiten te onderbouwen. Omdat Sun City dit – ook in reconventie – heeft nagelaten zullen haar vorderingen in reconventie, bij gebrek aan feitelijke grondslag, worden afgewezen. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan een partij indicaties heeft dat de wederpartij over stukken beschikt en waarvan zij vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen.
4.18.
Sun City zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Roveg worden begroot op € 894 aan salaris advocaat (0,5 x 2 punten x tarief IV € 894).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Sun City om aan Roveg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 65.400,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 24 juli 2014 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Sun City om aan Roveg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.429;
5.3.
veroordeelt Sun City in de proceskosten aan de zijde van Roveg tot op heden begroot op € 3.764,52;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van Sun City af;
5.5.
veroordeelt Sun City in de proceskosten aan de zijde van Roveg tot op heden begroot op € 894;
in conventie en in reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015.
1573/32