ECLI:NL:RBROT:2015:8370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
C/10/465533 / HA ZA 14-1234
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid notaris en Stichting Notarieel Instituut Internetveilen bij executieveiling onroerend goed

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil dat voortvloeide uit een executieveiling van onroerend goed. Eiser, die zich had geregistreerd als internetdeelnemer bij de Stichting Notarieel Instituut Internetveilen (NIIV), stelde dat hij als eerste had geboden op een onroerende zaak tijdens de veiling op 11 juni 2014. Hij vorderde schadevergoeding van zowel de notaris als het NIIV, omdat hij meende dat zijn bod niet correct was geregistreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de notaris, die de leiding had over de veiling, het bod van eiser niet als eerste had ontvangen, omdat een bieder uit de zaal eerder had 'afgemijnd'. De rechtbank oordeelde dat de notaris en het NIIV niet onzorgvuldig hadden gehandeld en dat de aansprakelijkheid van de notaris niet op het kantoor R&W kon worden verhaald. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van beide gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/465533 / HA ZA 14-1234
Vonnis van 25 november 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. C.A. de Jong,
tegen
1. de maatschap
R&W NOTARISKANTOOR,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D. Knottenbelt,
2. de stichting
STICHTING NOTARIEEL INSTITUUT INTERNETVEILEN,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. C.S. Huizinga.
Partijen zullen hierna [eiser] , R&W en het NIIV genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 december 2014, met negen producties;
  • de conclusie van antwoord van R&W, met vijf producties;
  • de conclusie van antwoord van het NIIV, met één productie;
  • het tussenvonnis van 1 april 2015, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • één door de advocaat van R&W op 7 september 2015 in het geding gebrachte productie;
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 september 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Vanuit R&W wordt een notarispraktijk uitgeoefend. Notaris mr. [notaris] (hierna: [notaris] ) is vennoot in deze maatschap.
2.2.
Op 11 juni 2014 heeft een executieveiling (hierna: de executieveiling van 11 juni 2014) plaatsgehad waarbij onder meer geveild zou worden het erfpachtrecht van een onroerende zaak die is gelegen aan de Ben Websterstraat 48 te Rotterdam (hierna: het Object). Deze executieveiling betrof een zogenaamde ‘Regioveiling’, namelijk de Regioveiling Rijnmond.
2.3.
Het NIIV biedt in Nederland een webportal aan. Op dit webportal kan men, nadat men zich heeft geregistreerd bij een notaris, de veiling ‘real time’ volgen en ‘online’ daaraan deelnemen. De executieveiling van 11 juni 2014 was aangesloten bij dit webportal; het NIIV had voor deze veiling de deelname via het internet georganiseerd.
2.4.
Een persoon die op deze wijze via internet aan de veiling deelneemt, hoort het geluid uit de veilingzaal en heeft op het scherm van zijn computer een biedknop. Op het moment dat de internetbieder een bod wil uitbrengen klikt hij op die knop, waarna in de veilingzaal een geluidssignaal wordt afgespeeld. Dit geluidssignaal moet voor de veilingmeester het teken zijn dat het bod van deze internetbieder is ontvangen.
2.5.
Op 7 november 2012 heeft [eiser] zich bij het NIIV als bieder geregistreerd door ondertekening van een ‘Registratieverklaring internetbieden’ (hierna: de Registratieverklaring), waardoor er een overeenkomst tussen [eiser] en het NIVV tot stand is gekomen. Door deze registratie kon [eiser] als internetbieder deelnemen aan de executieveiling van 11 juni 2014. In de ‘geldende voorwaarden internetbieden’, die deel uitmaken van de tekst van de Registratieverklaring, is het volgende bepaald - aangehaald voor zover relevant:
Voor het uitbrengen van een bieding via internet gelden de volgende voorwaarden waarmee de Deelnemer verklaart met het ondertekenen van deze verklaring onvoorwaardelijk in te stemmen:
(…)
4. Voor het bepalen of een bod in de veiling eerst is uitgebracht door de Deelnemer (via internet) of een bieder uit de zaal, is het oordeel van de notaris bindend.
5. De dienstverlening van het NIIV, de regioveiling en de websites die het bieden via internet mogelijk maken, hierna te noemen: de veilingsite, beperkt zich tot het via internet mogelijk maken van het volgen van en deelnemen aan het biedproces in de zaalveiling. De Deelnemer vrijwaart het NIIV, de regioveiling en de veilingsite voor iedere aansprakelijkheid voor door derden met betrekking tot het te veilen registergoed op de veilingsite verstrekte informatie.
6. De deelnemer vrijwaart het NIIV, de regioveiling en de veilingsite zowel samen als ieder afzonderlijk:
a. voor iedere aansprakelijkheidstelling door het gebruik van de veilingsite;
b. voor schade die wordt geleden als gevolg van vertraging die verband houdt met het bieden via internet of uitval van de veilingsite al dan niet als (in)direct gevolg van overmacht of oorzaken zoals het niet behoorlijk functioneren van internetverbindingen of (computer)apparatuur en/of handelen of nalaten door derden.
2.6.
Op de executieveiling van 11 juni 2014 waren van toepassing de Algemene Veilingvoorwaarden voor Executieveilingen 2006 (hierna: de AVVE 2006) en de Bijzondere Veilingvoorwaarden. Door ondertekening van de Registratieverklaring en door in te loggen op de veilingsite van het NIIV aanvaardt men de toepasselijkheid van deze sets algemene voorwaarden. Artikel 2 lid 6 AVVE 2006 luidt als volgt:
Het oordeel van de notaris omtrent alles wat zich tijdens de veiling voordoet en de uitleg of de toepassing van de veilingvoorwaarden tijdens de zitting, is - bij wijze van bindend advies - beslissend.
2.7.
Tijdens de executieveiling van 11 juni 2014 is, zoals in de AVVE 2006 is voorgeschreven, het zogenaamde ‘opbod en afslag-systeem’ gehanteerd. Dit betekent dat de veiling in twee rondes plaatsvindt. In de eerste ronde wordt de veiling geopend door het verzoek van de veilingmeester om een bod uit te brengen en worden vervolgens de biedingen gedaan. De hoogste prijs die daarbij wordt bereikt wordt ‘de inzet’ genoemd. Hierna begint de tweede ronde. De veilingmeester neemt een hoger bedrag dan de inzet en laat de prijs steeds iets zakken, totdat een bieder een bod uitbrengt, dat wil zeggen, ‘mijnt’. Is er in deze tweede ronde ‘gemijnd’, dan is het kavel daardoor aan de ‘mijnende’ bieder verkocht (toegewezen). Is er in het geheel niet ‘gemijnd’, dan wordt het object in beginsel toegewezen aan de bieder die in de eerste ronde het hoogste bedrag (de inzet) heeft geboden.
2.8.
Op de executieveiling van 11 juni 2014 is [notaris] opgetreden als de bevoegde notaris in de zin van artikel 514 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de notaris ten overstaan van wie de executoriale verkoop van een object plaatsvindt.
2.9.
Het Object is als object 4A aangeboden op de executieveiling van 11 juni 2014. In de eerste ronde is een hoogste bod (inzet) gedaan van € 160.000,00. Om 13:59 uur is de tweede ronde (de afslagronde) gestart. Als beginbedrag is daarbij door de veilingmeester
€ 250.000,00 genoemd. Om 14:00:59 heeft de veilingmeester € 161.000,00 als bedrag genoemd. Direct daarna, nog voordat de veilingmeester het bedrag € 160.900,00 geheel had uitgesproken, is ‘afgemijnd’ door een bieder uit de zaal en heeft de veilingmeester met zijn hamer geslagen. Eerst hierna, zo is op de comparitiezitting gebleken, heeft in de veilingzaal het geluidssignaal geklonken dat behoorde bij het klikken door [eiser] op de biedknop op het scherm van zijn computer.
2.10.
Het Object is gegund en geleverd aan genoemde bieder uit de veilingzaal.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
R&W en het NIIV hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 38.100,00, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf het moment van het onrechtmatig afwijzen van het Object aan [eiser] , althans vanaf 21 oktober 2014, althans van een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen datum;
R&W en het NIIV hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Hieraan legt [eiser] - samengevat - de volgende stellingen ten grondslag:
  • tijdens het veilen van het Object op de executieveiling van 11 juni 2014 heeft [eiser] , in zijn hoedanigheid van consument, als eerste ‘afgemijnd’, namelijk op een bedrag van
  • niettemin heeft [notaris] deze ‘mijn’ van [eiser] niet als eerste geregistreerd, zoals hij had behoren te doen, waardoor [eiser] het Object niet gegund heeft gekregen;
  • nadat (de raadsman van) [eiser] contact had opgenomen met [notaris] en het NIIV, heeft [eiser] onder meer een brief van het NIIV van 7 augustus 2014 ontvangen, waarin het NIIV aangeeft
  • omdat [eiser] als eerste had ‘afgemijnd’ op het Object, heeft hij vervolgens geen biedingen meer uitgebracht op andere objecten waarvoor hij zich had ingeschreven en waar hij interesse in had; dat [eiser] zijn biedingen op deze andere objecten heeft gestaakt, is immers het directe gevolg van de gerechtvaardigde verwachting die hij had dat hij als eerste had ‘afgemijnd’ op het Object;
  • ten tijde van het betekenen van de dagvaarding (op 2 december 2014) stond het Object te koop op www.huislijn.nl voor een bedrag van € 209.000,00;
  • als gevolg van bovengenoemde handelwijze van [notaris] en van het NIIV heeft [eiser] schade geleden, waarvoor zij dus jegens hem aansprakelijk zijn; deze schade, die zich laat kwalificeren als gemiste inkomsten uit het doorverkopen van het Object, bedraagt
€ 209.000,00 -/- verkoopprijs volgens www.huislijn.nl
€ 160.900,00 -/- aanschafwaarde door de ‘zaalbieder’
€ 10.000,00 redelijke kosten voor verkoop
€ 38.100,00 schade.
3.3.
R&W en het NIIV voeren ieder voor zich verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, waaronder de nakosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Tot haar verweer voert R&W - samengevat - de volgende argumenten aan:
  • [notaris] , de betrokken notaris, heeft overeenkomstig de wet en de tevoren bekendgemaakte en door [eiser] , als gevolg van zijn ondertekening van de Registratieverklaring, aanvaarde, veilingcondities gehandeld;
  • de veilingmeester en de notaris hebben immers pas kunnen kennisnemen van het bod van [eiser] op het Object nadat reeds was ‘afgemijnd’ door de bieder uit de zaal; het bod van [eiser] was dus te laat en het Object kon dus niet meer aan [eiser] worden toegewezen; door het ‘afmijnen’ was er reeds een bindende overeenkomst met de bieder uit de zaal tot stand gekomen, waarna geen andere biedingen op het Object meer mogelijk waren;
  • van enig onzorgvuldig handelen van [notaris] is dan ook geen sprake;
  • er is dan ook geen sprake van enige onrechtmatige handeling van R&W, nog daargelaten dat R&W niet zelf heeft gehandeld;
  • de gewraakte handelingen zijn verricht door [notaris] , de notaris, die daarbij handelde ter uitoefening van zijn wettelijke taak; bij dergelijke ambtsverrichtingen kan het kantoor waaraan de notaris verbonden is niet worden aangesproken; artikel 6:171 BW vindt dan ook geen toepassing en ziet overigens alleen op bedrijfsuitoefening, niet op beroepsbeoefenaars;
  • R&W is evenmin kwalitatief aansprakelijk voor enig handelen of nalaten van het NIIV, zodat van hoofdelijke aansprakelijkheid van R&W geen sprake kan zijn;
  • de door [eiser] gestelde schade wordt betwist; bovendien is hier sprake van eigen schuld;
  • ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geldt dat ten onrechte de handelsrente is gevorderd, nu deze toepassing mist in het geval van een vordering tot schadevergoeding; voor zover al wettelijke rente is verschuldigd, moet gelet worden op het moment van verzuim; daarover is door [eiser] echter niets gesteld.
3.5.
Tot haar verweer voert het NIIV - samengevat - de volgende argumenten aan:
  • met de ondertekening van de Registratieverklaring door de bieder, in het onderhavige geval [eiser] , komt een overeenkomst tot stand tussen de bieder en het NIIV, op basis waarvan het NIIV (onder de in de overeenkomst opgenomen voorwaarden) zich verplicht de bieder in de gelegenheid te stellen via internet deel te nemen aan door de aangesloten Regioveilingen georganiseerde veilingen van vastgoed;
  • de taak en de dienstverlening van het NIIV behelzen in deze zaak dus niet meer dan het technisch faciliteren van deelname aan een door derden georganiseerde executoriale veiling;
  • met de door het NIIV aangeboden webportal en met de door de organisator van de veiling gesloten overeenkomst wordt de mogelijkheid geboden deel te nemen aan de veiling; het NIIV kan voor het overige op geen enkele wijze gelijk worden gesteld met de organisator van de veiling; zij heeft ook geen enkele invloed op de organisatie van de veiling;
  • het NIIV is niet (toerekenbaar) tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen jegens [eiser] ;
  • mocht het NIIV al op enigerlei wijze aansprakelijk zijn voor door [eiser] geleden schade, dan beroept het NIIV zich uitdrukkelijk op haar beperkte aansprakelijkheid zoals zij die met [eiser] is overeengekomen blijkens zijn Registratieverklaring;
  • het NIIV betwist de door [eiser] gestelde schade; bovendien is hier sprake van eigen schuld;
  • ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geldt dat ten onrechte de handelsrente is gevorderd, nu deze toepassing mist in het geval van een vordering tot schadevergoeding; voor zover al wettelijke rente is verschuldigd, moet gelet worden op het moment van verzuim; daarover is door [eiser] echter niets gesteld.

4.De beoordeling

ten aanzien van de vordering tegen R&W

4.1.
Het bestaan van een contractuele relatie tussen [eiser] enerzijds en [notaris] dan wel R&W anderzijds is gesteld noch gebleken.
4.2.
Met R&W is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien wat [notaris] te verwijten valt. Immers, eerst nadat door de bieder uit de veilingzaal was ‘afgemijnd’ en de veilingmeester met zijn hamer had geslagen, heeft in die zaal het geluidssignaal geklonken dat behoorde bij het klikken door [eiser] op de biedknop op het scherm van zijn computer, terwijl gesteld noch gebleken is dat de veilingmeester en/of [notaris] op dat moment wist(en) of had(den) moeten weten dat [eiser] al eerder op de biedknop had geklikt - voor zover dat laatste inderdaad zo is. [notaris] mocht er dus van uitgaan dat de bieder uit de zaal als eerste had ‘afgemijnd’ en door het Object aan deze bieder te gunnen heeft hij dan ook geen enkele zorgvuldigheidsnorm jegens [eiser] overtreden.
4.3.
Gelet op het voorgaande dient de vordering van [eiser] tegen R&W te worden afgewezen. Hetgeen partijen verder hebben gesteld behoeft geen behandeling.
4.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld, die aan de zijde van R&W worden begroot op:
  • vastrecht € 1.892,00
  • salaris advocaat € 1.158,00 (2 punten x € 579,00)
  • totaal € 3.050,00.
4.5.
Voor een zelfstandige veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten (€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak) een executoriale titel oplevert.
ten aanzien van de vordering tegen het NIIV
4.6.
De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [eiser] dat hij het NIIV verwijt dat haar website, waarvan hij gebruik heeft gemaakt bij zijn deelname aan de executieveiling van 11 juni 2014, in een zodanige staat verkeerde dat het kon gebeuren dat het Object toen niet aan hem is gegund maar aan de bieder uit de veilingzaal, ondanks het feit dat hij als eerste bieder had geboden op het Object, namelijk door middel van het klikken op de biedknop op het scherm van zijn computer.
Het NIIV betwist aansprakelijk te zijn jegens [eiser] . Met het NIIV is de rechtbank van oordeel dat [eiser] niet heeft gesteld dat in het concrete geval van [eiser] een storing in de systemen van het NIIV is opgetreden, zodat daarvan ook niet zal worden uitgegaan.
4.7.
Als opgemerkt is komen vast te staan dat pas nadat was ‘afgemijnd’ door een bieder uit de veilingzaal en de veilingmeester met zijn hamer had geslagen, het geluidssignaal in die zaal heeft geklonken dat behoorde bij het klikken door [eiser] op de biedknop op het scherm van zijn computer. Zeker is ook dat, op het moment dat [eiser] op de biedknop op het scherm van zijn computer klikte, op dat scherm de prijs van
€ 161.000,00 zichtbaar was, en dus nog niet de prijs van € 160.900,00. Immers, zo is de rechtbank gebleken tijdens de comparitiezitting, een internetbieder kan niet kiezen voor een bepaald bedrag maar kan alleen maar ‘klikken’ als een bepaald bedrag op zijn beeldscherm verschijnt.
4.8.
Ook wanneer [eiser] op de biedknop op het scherm van zijn computer had geklikt voordat de bieder uit de veilingzaal ‘afmijnde’ - wat door [eiser] is gesteld maar door het NIIV in deze procedure is betwist - is daarmee nog niet gezegd dat het NIIV jegens [eiser] aansprakelijk is. Het NIIV heeft een beroep gedaan op de AVVE 2006, meer in het bijzonder artikel 2 lid 6 daarvan (geciteerd in het voorgaande sub 2.6). (Het NIIV heeft ook nog een beroep gedaan op artikel 6 sub d van de Registratieverklaring maar dat onderdeel heeft de rechtbank in de door [eiser] ondertekende Registratieverklaring niet aangetroffen.) [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat de AVVE 2006 als onredelijk bezwarend moeten worden aangemerkt althans vermoed moeten worden onredelijk bezwarend te zijn en in dat verband een beroep gedaan op artikel 6:236 sub d en artikel 6:237 sub f BW. Op haar beurt heeft het NIIV gesteld dat [eiser] heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf en dat hem reeds daarom geen beroep op genoemde artikelen toekomt. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
4.9.
Ter comparitie heeft [eiser] uiteengezet dat hij de schuifkastenfabriek die hij vroeger had heeft verkocht en dat hij sindsdien geen beroep meer heeft. Het bieden op huizen ziet hij als een “uit de hand gelopen hobby”. Daartegenover heeft het NIIV onvoldoende aangevoerd om de conclusie te rechtvaardigen dat [eiser] in het kader van een beroep of bedrijf heeft gehandeld toen hij een bod uitbracht op het Object. Dat [eiser] vaker op huizen bood die hij niet zelf wilde gaan bewonen (in het najaar van 2014 volgens het NIIV vijf keer) en dat hij daarmee inkomsten genereerde, is daarvoor onvoldoende. Derhalve dient de stelling van het NIIV dat [eiser] reeds om die reden geen beroep op artikel 6:236 en artikel 6:237 BW toekomt, te worden verworpen. De situaties genoemd in artikel 6:236 sub d en artikel 6:237 sub f BW (een beding dat de beoordeling van de vraag of de gebruiker in de nakoming van een of meer van zijn verbintenissen is tekortgeschoten aan hemzelf overlaat dan wel een beding dat de gebruiker geheel of ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding) doen zich in ieder geval bij artikel 2 lid 6 AVVE echter niet voor. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om dit artikel als onredelijk bezwarend aan te merken. Redengevend daarvoor is het hiernavolgende.
4.10.
Door [eiser] is niet betwist de stelling van het NIIV dat onvermijdelijk is dat er tussen het klikken op de biedknop op het scherm van de computer van de bieder en het afspelen van het geluidssignaal in de veilingzaal enige tijd zit en dat die vertraging groter kan zijn ten gevolge van factoren die geheel buiten de invloedssfeer van het NIIV liggen, zoals een trage(re) computer of een tragere internetverbinding van de bieder of vertraging van het (openbare) internetverkeer door bijvoorbeeld (tijdelijke) zware belasting, nog daargelaten de mogelijkheid van storingen of onderbrekingen in de geboden ict-faciliteiten. Daarmee is gegeven dat er discussies kunnen ontstaan over welk bod het eerste was. De rechtbank acht het alleszins redelijk dat het NIIV - zoals zij onbetwist heeft gesteld een stichting die aan de aan een internetveiling deelnemende bieders geen vergoeding voor haar dienstverlening vraagt en haar diensten (financieel) belangeloos uitvoert en dus ook niet de middelen heeft om claims als die van [eiser] te honoreren - door middel van algemene voorwaarden voorziet in een oplossing voor mogelijke discussies. Evenmin acht de rechtbank het onredelijk dat de notaris - de persoon die de leiding over de veiling heeft en van wie verwacht mag worden dat hij objectief en deskundig handelt - is aangewezen als degene die beslissend voor partijen mag oordelen over (onder andere) de vraag welk bod het eerste was. In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat, wanneer een bieder niet het risico wil lopen dat hij door de met een internetbieding noodzakelijkerwijs gemoeide vertraging achter het net vist, hij ervoor kan kiezen zelf naar de veiling te gaan ofwel ter plaatse namens zichzelf te laten bieden en dus een alternatief heeft voor het bieden via internet.
Derhalve is er geen sprake van dat artikel 2 lid 6 van de AVVE 2006 voor [eiser] onredelijk bezwarend is en komt het NIIV op dat artikel een beroep toe. De notaris heeft het bod uit de zaal als bod dat hem het eerste ter ore kwam gehonoreerd en de stelling van [eiser] dat het NIIV jegens hem aansprakelijk is voor het feit dat zijn bod niet is gehonoreerd hoewel dat eerder was uitgebracht, dient - ook wanneer ervan uit wordt gegaan dat dat laatste juist is - gelet op het voorgaande te worden verworpen.
4.11.
De vordering van [eiser] tegen het NIIV dient derhalve te worden afgewezen. Hetgeen partijen verder hebben gesteld behoeft geen behandeling.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld, die aan de zijde van het NIIV worden begroot op:
  • vastrecht € 1.892,00
  • salaris advocaat € 1.158,00 (2 punten x € 579,00)
  • totaal € 3.050,00.
4.13.
Voor een zelfstandige veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten (€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak) een executoriale titel oplevert.
4.14.
Op de comparitiezitting is door [eiser] bij monde van zijn advocaat verzocht een eventuele proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Vervolgens is van de zijde van R&W en het NIIV bij monde van hun advocaten bezwaar gemaakt tegen het eventueel niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van enige proceskostenveroordeling van [eiser] .
[eiser] heeft zijn verzoek niet onderbouwd. Reeds in die omstandigheid ziet de rechtbank aanleiding dit verzoek niet te honoreren. De proceskostenveroordelingen van [eiser] zullen derhalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak zowel aan de zijde van R&W als aan de zijde van het NIIV begroot op € 3.050,00;
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2015.
901/2537