ECLI:NL:RBROT:2015:7965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
5 november 2015
Zaaknummer
10/691089-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting in een woning met levensgevaar voor omwonenden

Op 5 november 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 27 april 2015 opzettelijk brand heeft gesticht in een woning van een portiekflat in Rotterdam. De brandstichting vond plaats op Koningsdag in de ochtend, een tijdstip waarop veel bewoners, waaronder kinderen en een baby, in hun woning aanwezig waren. De ontstane brand leidde tot een gevaarlijke situatie, waarbij bewoners in paniek naar buiten moesten vluchten door de rookontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar was ten tijde van de brandstichting, als gevolg van een geestelijke stoornis. De rechtbank heeft daarom besloten om de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, in plaats van een straf. Dit houdt in dat de verdachte onder behandeling zal worden gesteld in een klinische setting, met als doel haar geestelijke gezondheid te verbeteren en herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade, die de verdachte moet vergoeden. De totale schadevergoeding bedraagt € 16.500,- aan de eerste benadeelde partij, met aanvullende bedragen voor andere benadeelde partijen. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden onmiddellijk uitvoerbaar verklaard, om de veiligheid van de samenleving te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/691089-15
Datum uitspraak: 5 november 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, Penitentiair Psychiatrisch Centrum,
raadsvrouw: mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2015.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. [officier van justitie] heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot terbeschikkingstelling met voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het (vul de feitaanduidingen in)ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 27 april 2015 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (van een portiekflat aan het [adres], toebehorende aan woningcorporatie [woningcorporatie]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker, in aanraking gebracht met een dekbed ten gevolge waarvan dat dekbed is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de inboedel van die woning en de belendende woningen, en levensgevaar voor de zich in de belendende woningen aanwezige personen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn drie rapportages uitgebracht over verdachte. Twee zijn van respectievelijk een psychiater en een psycholoog. Het derde rapport is opgesteld door de reclassering, onder andere ten behoeve van het vaststellen van de voorwaarden die gekoppeld zouden behoren te worden aan de maatregel van terbeschikkingstelling. Hierna volgt eerst een verkorte weergave van de beide gedragskundige rapportages.
Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde is op
9 juli 2015 gerapporteerd door psychiater dr. [psychiater]. Op 26 juni 2015 is gerapporteerd door psycholoog [psycholoog].
De psychiater heeft geconcludeerd dat er in relatie tot en ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten bij de verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis in de vorm van een depressie met een psychotische stoornis NAO en een aanpassingsstoornis, met een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens als hoofddiagnose in de vorm van een lichte verstandelijke beperking, zodat zij haar wil slechts sterk verminderd kon bepalen. De verdachte had ten tijde van het ten laste gelegde voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van de begane feiten. Voor het tenlastegelegde wordt de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar ingeschat.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat de verdachte leed aan een depressie met psychotische kenmerken en een verstandelijke beperking welke aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde. De gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte werden ten tijde van het tenlastegelegde hierdoor beïnvloed.
Het toestandsbeeld kort voor en tijdens het plegen van het ten laste gelegde feit werd volledig bepaald door depressieve gedachten en gevoelens en stemmen in haar hoofd die aanstuurden op zelfdoding door middel van brandstichting. De verdachte heeft hier op
27 april 2015 geen weerstand meer tegen kunnen bieden. Er wordt een primair verband aanwezig geacht tussen de stem die haar opdracht heeft gegeven zichzelf te doden en het stichten van de brand. Geadviseerd wordt om de verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen van het ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op beide adviezen en overweegt als volgt.
(vul de feitaanduidingen in)Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit(vul de feitaanduidingen in) een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, welke gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens zeer sterk doorwerkten in haar gedragskeuzes. Haar gedrag bleef echter doelgericht, te weten gericht op het stichten van brand. Of haar enige doel het doden van zichzelf was, wordt door de psychiater bovendien in twijfel getrokken. Hij geeft aan dat er ook sprake was van een schreeuw om aandacht van verdachte, gericht op een langdurige klinische opname voor haarzelf. Uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte, weliswaar beperkt, aanspreekbaar was voor haar (ex-)partner, met wie zij een woning deelde. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat het handelen en de gedragskeuzes van verdachte niet geheel werden bepaald door haar gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Niet is gebleken dat bij de verdachte elk inzicht in de draagwijdte en de mogelijke gevolgen van haar gedragingen heeft ontbroken. De rechtbank acht verdachte dan ook in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Hoewel verdachte in beperkte mate toerekeningsvatbaar is, zal de rechtbank geen straf aan haar opleggen. Wel zal haar de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. De intensiteit en vermoedelijke duur van de behandeling en begeleiding van de hierna nader te omschrijven maatregel brengt de rechtbank er toe naast de nader te omschrijven maatregel geen afzonderlijke straf op te leggen.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft op 27 april 2015 opzettelijk brand gesticht in haar woning. Die woning maakt deel uit van een flatgebouw. Gelet op het tijdstip van de brandstichting, te weten op Koningsdag in de ochtend, waren veel bewoners in hun woning aanwezig. Voor de bewoners, onder wie kinderen en een baby, is een zeer angstige situatie ontstaan. In paniek zijn zij naar buiten gevlucht.
De ontstane brand ging gepaard met veel rookontwikkeling. Door het handelen van de verdachte is een zeer gevaarlijke situatie ontstaan. Niet alleen de woning van de verdachte, maar ook de woningen op de tweede en derde verdieping zijn door het vuur en de rook aangetast en er zijn veel persoonlijke spullen van die andere bewoners verloren gegaan. Dit soort feiten is, zo blijkt uit de verklaringen in het dossier, niet alleen beangstigend voor de directe slachtoffers en overige omwonenden, maar veroorzaakt ook meer in het algemeen angst en onrust in de samenleving. Brandstichting in een woning geldt niet voor niets als één van de zwaarste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 september 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages van deskundigen
Psychiater dr. [psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 juli 2015(vul de feitaanduidingen in). Dit rapport houdt, voor wat betreft de diagnose, daarmee samenhangende risico-inschatting en de noodzaak tot het opleggen van een maatregel, het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een depressie met psychotische kenmerken dan wel psychotische stoornis NAO, een aanpassingsstoornis, met als hoofddiagnose een lichte verstandelijke beperking. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte pleegde de brandstichting omdat zij veel last had van hallucinaties en zichzelf wilde doden via brandstichting, waarbij zij tevens een krachtige roep om opname in een psychiatrische kliniek wilde uitzenden. Zij had al eerder een langdurige opname gevraagd na zelfmoordpogingen, maar werd steeds slechts kortdurend opgenomen. Zij was door levensgebeurtenissen in het jaar voorafgaande in combinatie met haar verstandelijke beperking niet in staat om haar emoties te verwerken en zij decompenseerde in een depressie met veel angsten en wanhoop. Vanuit die toestand pleegde zij de brandstichting. De kans op herhaling van een vergelijkbaar delict als het ten laste gelegde wordt ingeschat als groot en al op korte termijn als zij niet in een klinische behandelsetting komt. Daarbij speelt vooral de pathologie en met name de verstandelijke beperking een rol alsmede haar onvermogen om met stress om te gaan. Die stress is met het ten laste gelegde alleen maar toegenomen omdat ze haar woning en haar relatie kwijt is geraakt en zij financiële problemen gekregen heeft. Zij is niet in staat om met de spanning die daardoor ontstaan is om te gaan en noemt zelf al dat ze als ze geen langdurige opname in een gesloten kliniek krijgt, zij weer tot brandstichting over zal gaan. De verschillende factoren beschreven in de risicotaxatie versterken elkaar.
Geadviseerd wordt een klinische behandeling met een hoge mate van zorg en een hoge mate van beveiliging specifiek binnen een SGLVG (sterk gedragsgestoord, licht verstandelijk gehandicapt) instelling. De problematiek van de verdachte staat nu nog zozeer op de voorgrond dat een LVG voorziening onvoldoende beveiliging biedt. De verdachte is gemotiveerd voor een dergelijke plaatsing en stelt zelfs dat het niet goed met haar zal gaan als ze die plaatsing niet krijgt. Daarmee geeft ze uitdrukking aan haar onvermogen. Met de steun en opvang binnen een kliniek en de veiligheid van beveiliging zal zij mee kunnen werken aan de behandeling binnen een gesloten kliniek. Gezien de psychiatrische stoornis die in relatie staat tot het gevaar voor herhaling van een ernstig delict adviseert onderzoeker aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen waarbij als voorwaarde gesteld wordt een opname in een kliniek voor SGLVG met hoge mate van zorg en hoge mate van beveiliging. Het is belangrijk dat de behandeling zo spoedig mogelijk aanvangt.
Psycholoog [psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 juni 2015(vul de feitaanduidingen in). Dit rapport houdt het volgende in.
Op basis van het onderzoek kan bij de verdachte een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens worden vastgesteld in de zin van een depressieve stoornis met psychotische kenmerken. Er is daarnaast sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens door de aanwezigheid van lichte tot matige zwakzinnigheid. Risicofactoren voor een recidive zijn de depressieve stoornis met nog actieve depressieve en psychotische klachten. Vanwege de verstandelijke beperking is de verdachte erg kwetsbaar. De kans op overvraging is erg hoog en kan haar gemakkelijk uit psychisch evenwicht brengen met een verhoogde kans op impulsief en zeer risicovol, gevaarlijk gedrag.
De verdachte heeft onvoldoende baat bij een ambulante behandeling en begeleiding vanuit de reguliere GGZ. Ze heeft op dit moment een klinische behandeling nodig in een SGLVG-voorziening. De verdachte heeft ook een veilig en gestructureerd behandelkader nodig om voldoende te kunnen profiteren van de geboden interventies. Positief is dat dit ook haar eigen behandelwens is.
De risicofactoren kunnen elkaar versterken waardoor opnieuw een grote kans bestaat op het plegen van soortgelijk risicovol delictgedrag.
Ter verkleining van de kans op een recidive wordt geadviseerd om de verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden een behandeling op te leggen in een SGLVG-voorziening. De terbeschikkingstelling met voorwaarden kan voortzetting van de behandeling en begeleiding voor meer dan een jaar waarborgen. Binnen dit kader bestaat de mogelijkheid om de verdachte, indien nodig, voor langere tijd een klinische behandeling dan wel een behandeling te bieden in een intramurale setting.
Verwacht wordt door deze rapporteur dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden haalbaar is, en dat een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling niet nodig is, omdat het gegeven advies volledig in lijn is met de behandelwensen van de verdachte.
7.4.
Oordeel van de rechtbank ten aan zien van de maatregel.
Gelet op de conclusies van de psychiater en de psycholoog, die gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die bevindingen over. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, welke gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens sterk doorwerkte in haar gedragskeuzes. Er was echter geen sprake van dat de gedragskeuzes van de verdachte compleet bepaald werden door de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank heeft hierboven al aangegeven dat zij de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar acht.
Reclassering Nederland heeft op 2 oktober 2015 over de verdachte het Reclasseringsadvies ter voorbereiding van een eventuele terbeschikkingstelling met voorwaarden uitgebracht. Gerapporteerd wordt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Vermeld wordt verder dat bij de verdachte verschillende risicofactoren aanwezig zijn, te weten een depressieve stoornis met psychotische kenmerken, zwakzinnigheid, gebrek aan zelfinzicht, impulsiviteit, gebrek aan copingvaardigheden en een beperkt sociaal netwerk.
De kans dat de verdachte zich zal onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag-gemiddeld. De verdachte is zeer gemotiveerd voor begeleiding en behandeling en zij werkt goed mee aan de schorsingsvoorwaarden. Zij wekt niet de indruk dat ze niet mee zal werken aan eventuele bijzondere voorwaarden. Echter, zij zal wel de nodige ondersteuning nodig hebben om zich aan de afspraken te kunnen houden en zich te conformeren aan de regels van een behandeling.
Geadviseerd wordt aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. In het kader van de bijzondere voorwaarden zal de verdachte moeten meewerken aan een klinische behandeling en aansluitend daaraan aan een behandeling door een Forensisch Psychiatrische Polikliniek. De verdachte zal moeten meewerken aan Forensisch ambulant Psychiatrisch toezicht en zal medicatie volgens voorschrift moeten nemen of laten toedienen en zich daarop moeten laten controleren. De verdachte zal zich moeten houden aan de voorschriften, aanwijzingen en afspraken die haar door de Reclassering worden gegeven.
Ter zitting is door [reclasseringswerker], reclasseringswerker, in aanvulling op haar e-mailbericht van 21 oktober 2015 toegelicht dat ook het verlenen van medewerking aan een opname in een RIBW deel uit dient te maken van de bijzondere voorwaarden. Tenslotte wordt geadviseerd om de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen. Dit omdat de kans aanzienlijk is dat de verdachte, indien niet ingekaderd op de wijze zoals omschreven door de reclassering, opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen- of gevaar veroorzaakt- voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De reclassering acht het van belang dat direct met de uitvoering van het toezicht gestart kan worden omdat daarmee in elk geval met een noodzakelijk geachte klinische behandeling gestart kan worden.
De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr.
Mede gezien de adviezen van de psychiater, de psycholoog en de reclassering, zal de rechtbank aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. Ter bescherming en veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen zullen aan de maatregel voorwaarden verbonden worden. Deze voorwaarden sluiten aan bij de voorwaarden zoals deze staan weergegeven in het daartoe uitgebrachte rapport van de reclassering van 2 oktober 2015. De verdachte heeft zich tijdens de terechtzitting bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden, inclusief de later opgestelde voorwaarde dat zij aansluitend aan de klinische opname zal verblijven in een nader te bepalen voorziening voor beschermd/begeleid wonen.
Met het oog op de ernst van de problematiek van de verdachte en de mate van gevaarzetting die uit haar gedrag is voortgevloeid en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid van artikel 38, lid zes, van het Wetboek van Strafrecht en zal zij de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Alles afwegend wordt na te noemen maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden passend en geboden geacht.

8.Voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft bepaald dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden onmiddellijk uitvoerbaar zal zijn. Om die reden kan het geschorste bevel bewaring, waarbij een van de bijzondere voorwaarden bestond uit het verblijf in een kliniek, opgeheven worden. Indien verdachte zou handelen in strijd met deze voorwaarden geeft het wettelijke kader dat ontstaat door de terbeschikkingstelling met voorwaarden afdoende mogelijkheden.
9.
Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen
[benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 30.160,- aan materiële schade en een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering.
9.3.
Beoordeling
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De exacte schade van [benadeelde partij 1] is niet bekend, wel gaat de rechtbank er van uit dat haar gehele inboedel verloren is gegaan. De rechtbank zal de waarde van de inboedel voorshands begroten op 15.000,- euro, en zal dientengevolge de vordering ten aanzien van de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Het nader bepalen van de exacte schade van [benadeelde partij 1] zou een uitgebreid nader onderzoek vereisen gevolgd door nadere standpuntwisselingen tussen [benadeelde partij 1] en verdachte. Deze verdere behandeling levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op. [benadeelde partij 1] zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van - totaal - € 16.500,-.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Verdachte is een kwetsbaar persoon die binnen het juridische kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden een zeer uitgebreide en waarschijnlijk langdurige behandeling nodig zal hebben. De eventuele tenuitvoerlegging van de aan de schadevergoedingsmaatregel gekoppelde hechtenis zou de resultaten van die behandeling naar alle waarschijnlijkheid doorkruisen. Dit leidt ertoe dat aan de verdachte slechts één dag hechtenis zal worden opgelegd bij gebreke van betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 16.500,-. Dit geldt ook voor de andere hierna toe te wijzen vorderingen waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
[benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 468,50 aan materiële schade en een bedrag van € 800,- aan immateriële schade.
9.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
9.6.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering.
9.7.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 800,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van - totaal - € 1.268,50.
Bij gebreke van betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.268,50 zal hechtenis van één dag worden toegepast.
[benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3], wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 44,38 aan materiële schade en een bedrag van totaal € 4.500,- aan immateriële schade, bestaande uit een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade voor [benadeelde partij 3], een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade voor haar kind [kind 1] en een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade voor haar kind [kind 2].
9.9.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen ten aanzien van de materiële schade en de immateriële schade zoals gevorderd voor [benadeelde partij 3] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voor de kinderen van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de immateriële schade voor ieder van de kinderen kan worden toegewezen tot een bedrag van € 500,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en dat de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in haar vordering.
9.10.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat de opgevoerde schade ontstaan is door het handelen van de verdachte, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering.
9.11.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,- voor [benadeelde partij 3], € 500,- voor [kind 1] en € 500,- voor [kind 2], zodat de vordering tot dit bedrag van totaal € 2.500,- zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van - totaal - € 2.544,38.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Bij gebreke van betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.544,38 zal hechtenis van één dag worden toegepast.
[benadeelde partij 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 4] wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.650,- aan materiële schade.
9.13.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 500,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en dat de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in haar vordering.
9.14.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering.
9.15.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-. De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.16.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van - totaal - € 500,-.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
- de ter beschikking gestelde zal meewerken aan de klinische behandeling bij een door IFZ geïndiceerde behandelsetting (FPK of FPA);
- de ter beschikking gestelde laat zich na haar klinische behandeling opnemen in een RIBW indien dit door de behandelaars en/of reclassering nodig wordt geacht en/of ambulant begeleiden in een door een door de reclassering goedgekeurde en geschikte woonplek;
- de ter beschikking gestelde houdt zich aan de voorschriften, aanwijzingen en afspraken haar te geven door Reclassering Nederland;
- de ter beschikking gestelde laat zich aansluitend aan de klinische behandeling door een Forensisch Psychiatrische Polikliniek behandelen. Zij zal zich houden aan de aanwijzingen en afspraken van haar behandelaar, voor zolang haar behandelaar dat nodig acht;
- de ter beschikking gestelde werkt mee aan Forensisch ambulant Psychiatrisch Toezicht (FPT);
- de ter beschikking gestelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de ter beschikking gestelde neemt haar medicatie volgens voorschrift in en/of laat het toedienen en laat zich hierop controleren in welke vorm dan ook;
- de ter beschikking gestelde zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van terbeschikkinggestelden;
- de ter beschikking gestelde houdt zich aan de meldplicht;
- de ter beschikking gestelde stelt zich coöperatief en begeleidbaar op en geeft openheid van zaken ten aanzien van alle leefgebieden;
- de ter beschikking gestelde zet zich binnen haar mogelijkheden in voor een passende dagbesteding;
- de ter beschikking gestelde geeft toestemming relevante referenten te raadplegen;
- de ter beschikking gestelde begeeft zich niet buiten de Nederlandse grenzen;
- de ter beschikking gestelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst de vordering van de benadeelde partij[benadeelde partij 1]
, wonende te Rotterdam toetot een bedrag van
€ 16.500,-, bestaande uit € 15.000,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 16.500,-(zestienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 16.500,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij[benadeelde partij 2]
, wonende te Rotterdam toetot een bedrag van
€ 1.268,50,- bestaande uit € 468,50 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 1.268,50(twaalfhonderd achtenzestig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.268,50 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij[benadeelde partij 3]
, wonende te Rotterdam toetot een bedrag van
€ 2.544,38bestaande uit € 44,38 aan materiële schade en totaal € 2.500,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen
€ 2.544,38(vijfentwintighonderdvierenveertig euro en achtendertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.544,38 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij[benadeelde partij 4]
, wonende te Rotterdam toetot een bedrag van
€ 500,-aan materiële schade en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] te betalen
€ 500,-(vijfhonderd euro) beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 4] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. H. Benaissa en A.E. Kleene-Krom, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Verkerk en mr. S.A. Commandeur, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2015.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 27 april 2015 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (van een portiekflat aan het [adres], toebehorende aan woningcorporatie [woningcorporatie]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met de vlam van een aansteker, althans een brandend voorwerp, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een dekbed en/of (een) deken(s), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat dekbed en/of die deken(s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de inboedel van die woning en/of
de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de zich in de belendende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
Art. 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Art. 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht