ECLI:NL:RBROT:2015:7933
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van bestuurlijke boete en verval studiefinanciering in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die een bestuurlijke boete van € 966,07 opgelegd had gekregen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De boete was opgelegd in verband met een vermeende overtreding van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), waarbij ook de aanspraak op studiefinanciering met ingang van 1 april 2015 was komen te vervallen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij een spoedeisend belang had, gezien zijn aanstaande HBO-studie en de gevolgen voor zijn bijstandsuitkering.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet aantoont dat er sprake is van een onherroepelijke boeteoplegging. Artikel 9.9a van de Wsf 2000 stelt dat een tweede overtreding pas kan worden beboet nadat een eerdere boete onherroepelijk is geworden. Aangezien er nog een lopend beroep tegen een eerdere boete was, concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen grondslag was voor de opgelegde boete van 100% en evenmin voor het verval van de aanspraak op studiefinanciering. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten het bestreden besluit te schorsen, met ingang van de datum van bekendmaking van de uitspraak.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de minister het door verzoeker betaalde griffierecht van € 45,- moet vergoeden en dat de proceskosten, vastgesteld op € 980,-, door de minister aan verzoeker moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.