ECLI:NL:RBROT:2015:7908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
10/711062-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen (een omgebouwd gaspistool)

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 3 juli 2015 een omgebouwd gaspistool voorhanden heeft gehad. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.A.J. Purperhart. De officier van justitie, mr. R.E.I. Steen, eiste bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling tot een gevangenisstraf van 15 maanden.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte een auto had geleend van getuige 1. Bij een controle door de politie werd de verdachte aangetroffen in de auto, waar onder de bestuurdersstoel een blauwe schoudertas met een vuurwapen werd aangetroffen. DNA-onderzoek toonde aan dat het bloed op het vuurwapen van de verdachte afkomstig was. De verdachte ontkende echter op de hoogte te zijn geweest van het wapen en stelde dat het door derden in de auto was geplaatst. De rechtbank achtte deze verklaring volstrekt onaannemelijk, vooral gezien het vluchtgedrag van de verdachte toen het wapen werd ontdekt.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op overtuigende wijze schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de risico's die het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen met zich meebrengt, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/711062-15
Datum uitspraak: 28 oktober 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2015.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Op vrijdag 3 juli 2015 leent verdachte een personenauto, gekentekend [kenteken] , van [getuige 1] (hierna: “ [getuige 1] ”). Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat verdachte op dat moment niets bij zich heeft en geen verwondingen bij verdachte aanwezig zijn. [getuige 1] verklaart voorts dat er niets onder bestuurdersstoel aanwezig was op het moment dat de auto werd uitgeleend. Verdachte, niet in het bezit van een rijbewijs, rijdt vervolgens met de geleende auto naar de Strevelsweg. Omstreeks 19.35 uur signaleren verbalisanten de auto op de Zuiderparkweg en constateren zij dat de auto niet is verzekerd. De auto wordt daarom tot stoppen gebracht op de Ooltgensplaatweg. De bestuurder van de auto identificeert zich als [getuige 2] (hierna: “ [getuige 2] ”), verdachte zit op de bijrijdersstoel. Verdachte is gewond aan zijn hand. Naar eigen zeggen was sprake van een bloedende snijwond welke kort daarvoor in het ziekenhuis was behandeld. Na een antecedentenonderzoek wordt besloten de auto te doorzoeken, waarbij onder de bestuurdersstoel een blauwe schoudertas wordt aangetroffen met hierin een vuurwapen.
Op de bovenzijde van de loop van het vuurwapen wordt bloed aangetroffen. Uit DNA-onderzoek blijkt dat er een kans van minder dan één op één miljard is dat dit bloed niet van verdachte afkomstig is.
Het bovenstaande, mede in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigt zonder meer het oordeel dat de verdachte het vuurwapen voorhanden moet hebben gehad. De juistheid van dat oordeel wordt gesterkt door het vluchtgedrag van de verdachte toen het vuurwapen werd ontdekt. Hij rende weg en er moest een politiehond worden ingezet om hem uiteindelijk ergens onder struiken terug te vinden.
De verdachte heeft, eerst ter terechtzitting, een andere lezing van de gebeurtenissen gepresenteerd. Hij stelt dat hij zich niet bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen in de auto. Hij voert hiertoe aan dat hij gewond is geraakt aan zijn hand door het pletten van een bierblikje, hij naar het ziekenhuis is gelopen om zich te laten verzorgen, hij hierbij de auto onbeheerd en met geopende deuren heeft achtergelaten en dat het vuurwapen waarschijnlijk door derden in de auto onder de stoel is gelegd. De aanwezigheid van zijn bloed op het vuurwapen verklaart verdachte met de stelling dat – nadat hij gewond is geraakt, maar voordat hij naar het ziekenhuis is gelopen - door een derde het vuurwapen aan hem is getoond en dat hoogstwaarschijnlijk hierbij bloed van zijn hand op de loop is gevallen. Verdachte stelt dat hij is weggerend tijdens de doorzoeking omdat de politie lang met zijn ID bezig was en dat de politie hem “altijd moet hebben”.
De lezing van verdachte acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk en wordt om die reden terzijde gelegd. Niet valt in te zien waarom een derde een vuurwapen in de door verdachte gebruikte auto zou plaatsen en hierover derhalve de beschikking zou verliezen. Voorts is onaannemelijk dat bloed van de hand van verdachte op de bovenzijde van de loop van het vuurwapen aangetroffen zou worden als hij slechts het wapen heeft bekeken zonder dit vast te houden, zoals verdachte heeft verklaard. Hierbij is tevens onaannemelijk dat verdachte zou wachten om naar het ziekenhuis te gaan voor medische zorg om eerst nog even naar een vuurwapen te kijken. Daar komt bij dat ook het vluchtgedrag van de verdachte afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn lezing. Daarnaast valt op dat de verdachte eerst ter terechtzitting met deze lezing is gekomen terwijl hij daarvoor ruim de gelegenheid heeft gehad om een en ander te verklaren. Als reden daarvoor geeft hij aan dat hij de politie niet vertrouwt en dat deze altijd zijn woorden verdraaien. Als dat al zo zou zijn, valt op dat hij er voor heeft gekozen te zwijgen toen hij door de rechter-commissaris werd verhoord.
Uit het bovenstaande volgt de bewezenverklaring dat de verdachte op 3 juli 2015 een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 03 juli 2015 te Rotterdam
een wapen van categorie II onder 2, te weten een omgebouwd gaspistool merk
EKOL, model Jackal Dual, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een omgebouwd gaspistool voorhanden gehad in een auto. Dit wapen was geschikt om volledig automatisch te vuren. Het onbevoegd voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 september 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Opvallend en verontrustend is dat hij begin 2015 in hoger beroep nog is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor geweldsdelicten waarbij ook een vuurwapen is gebruikt. Deze afstraffing heeft de verdachte er dus niet van kunnen weerhouden opnieuw betrokken te raken bij een vuurwapen. De rechtbank rekent hem dat in ernstige mate aan.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 oktober 2015. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De heer [verdachte] kwam al op jonge leeftijd in aanraking met justitie. Naast meerdere veroordelingen is er tevens binnen juridische kaders (Teylingereind, Den ENGH, Horizon, Bureau Jeugdzorg, reclasseringstoezichten), geprobeerd betrokkenes gedrag in positieve zin te doen veranderen. Dit echter tevergeefs. De leefsituatie van betrokkene (geen huisvesting, dagbesteding en inkomen) is onveranderd gebleven, hetgeen aantoont dat betrokkene niet in staat is zijn leven zelfstandig op orde te krijgen. Daarnaast lijkt het erop dat betrokkene zich nog steeds in een crimineel milieu bevindt. Betrokkene staat niet open voor reclasseringscontact.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De straf die door de officier van justitie is geëist, vindt de rechtbank te hoog, mede gelet op de aard van het vuurwapen (een omgebouwd gaspistool) en het feit dat dit niet voor direct gebruik gereed was.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Naast het reeds genoemde artikel is gelet op artikel 55, derde lid van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en F.J.W.M. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2015.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 juli 2015 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
een wapen van categorie II onder 2, te weten een omgebouwd gaspistool (merk
EKOL, model Jackal Dual, kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie