ECLI:NL:RBROT:2015:7887

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
KTN-4060263
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van aannemingsovereenkomst en klachtplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 15 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser vorderde dat gedaagde hem zou vergoeden voor schade aan een alarminstallatie. Eiser had gedaagde ingehuurd om een muur te behangen voor een overeengekomen prijs van € 100,00. Na het demonteren en terugplaatsen van een bedieningspaneel van de alarminstallatie door gedaagde, meldde eiser schade aan de installatie. Eiser vorderde uiteindelijk € 1.000,00 aan schadevergoeding, omdat hij de installatie had laten repareren en gedaagde had geweigerd de kosten te declareren bij zijn verzekeringsmaatschappij.

Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij niet verantwoordelijk was voor de schade, omdat de alarminstallatie mogelijk al defect was voordat hij de werkzaamheden uitvoerde. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet tijdig had geklaagd over de schade, wat in strijd is met de klachtplicht zoals vastgelegd in artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter benadrukte dat een schuldeiser zijn rechten verliest als hij niet binnen een redelijke termijn klaagt over gebreken.

De kantonrechter concludeerde dat eiser zijn rechten had verloren om schadevergoeding te vorderen, omdat hij pas in februari 2014 had geklaagd, terwijl hij al op 5 december 2013 op de hoogte was van de problemen met de alarminstallatie. De vordering van eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld, aangezien gedaagde de procesvoering in eigen hand had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 4060263 CV EXPL 15-3280
uitspraak: 15 oktober 2015 (bij vervroeging)

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van

[eiser],

wonende te Dordrecht,
eiser,
gemachtigde: S.J.A. van Kooten, DAS Rechtsbijstand,
tegen

[gedaagde],

wonende te Dordrecht,
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en [gedaagde].

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 13 april 2015, met producties;
de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde] van 7 mei 2015;
het vonnis van deze rechtbank van 7 mei 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
het proces-verbaal van de op 12 juni 2015 gehouden comparitie van partijen;
de akte uitlaten na comparitie van partijen namens [eiser].

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1
[gedaagde] heeft in de woning van [eiser] een muur behangen voor de overeengekomen prijs van € 100,00, welk bedrag [eiser] aan [gedaagde] heeft betaald.
1.2
Op de betreffende muur is een centraal bedieningspaneel van een alarminstallatie bevestigd. De alarminstallatie is door [eiser] op 5 december 2013 om 7.14 uur uitgeschakeld. [gedaagde] heeft die dag het bedieningspaneel gedemonteerd en later teruggeplaatst op de muur.
1.3
Begin februari 2014 heeft [eiser] zich tot [gedaagde] gewend met de mededeling dat [eiser] bij het demonteren van het bedieningspaneel schade zou hebben veroorzaakt. Per
e-mail van 10 februari 2014 om 20.58 uur verzocht [eiser] [gedaagde] om de reparatiekosten van de alarminstallatie te vergoeden.
2. De vordering en het verweer
2.1
[eiser] heeft na eisvermindering gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 1.000,00, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft schade veroorzaakt aan de alarminstallatie, in die zin dat het systeem onbruikbaar is geworden. [eiser] heeft de installatie laten repareren. [eiser] heeft [gedaagde] verzocht deze kosten te declareren bij zijn verzekeringsmaatschappij. Nu [gedaagde] dit geweigerd heeft, vordert [eiser] de door hem geleden schade van [gedaagde].
2.3
[gedaagde] betwist de vordering. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. [gedaagde] drijft onder zijn eigen naam een bedrijf en niet onder de in de dagvaarding genoemde handelsnaam. Het bedieningspaneel is gedemonteerd en gemonteerd zonder dat de alarminstallatie kapot is gegaan. Reeds bij het demonteren werd geen sabotagemelding gegeven, hetgeen wel gebruikelijk is, zodat de alarminstallatie wellicht al tijdens eerdere stucwerkzaamheden aan de muur defect was geraakt. Als gevolg van het tijdsverloop kan de exacte toedracht moeilijk worden vastgesteld.

Beoordeling van het geschil

3.1
Nu [gedaagde] in persoon is gedagvaard, kan zijn verweer dat hij de eenmanszaak onder een andere naam uitoefent terzijde geschoven worden.
3.2
[eiser] lijkt aan zijn vordering ten grondslag te leggen dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van diens verplichtingen uit de gesloten aannemingsovereenkomst. Een schuldeiser kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt, of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd. Deze klachtplicht vloeit voort uit artikel 6:89 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad van toepassing is op alle verbintenissen.
De vraag of binnen bekwame tijd is geklaagd, moet worden beantwoord aan de hand van alle relevante omstandigheden, waaronder de vraag of de -in dit geval- aannemer van werk nadeel lijdt door de lengte van de in acht genomen klachttermijn. Hierbij is de ratio van het wetsartikel van belang, namelijk de bescherming van de aannemer tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Daarbij komt nog dat de aannemer er niet al te lang na het verrichten van zijn prestatie op moet kunnen vertrouwen dat hij met zijn prestatie volledig gekweten is. Indien niet tijdig geklaagd wordt, verliest de schuldeiser zijn rechten en bevoegdheden. Een vaste termijn kan hierbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt.
3.3
In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat de belangen van [gedaagde] zijn geschaad. Hij overweegt daartoe het volgende. Uitgegaan kan worden van relatief eenvoudige werkzaamheden, namelijk het behangen van één muur voor een overeengekomen bedrag van € 100,00. Weliswaar is niet duidelijk of [eiser] aanwezig was bij het (de)monteren van het bedieningspaneel op 5 december 2013, maar vast staat dat hij diezelfde dag bekend is geworden met het niet (juist) functioneren van de alarminstallatie en dat het alarminstallatiebedrijf die dag langs is geweest om polshoogte te nemen van het niet (juist) functioneren van de installatie. Daarnaast blijkt uit de stukken dat [eiser] pas in februari 2014 heeft geklaagd bij [gedaagde]. De alarminstallatie was toen al hersteld. Door pas te klagen nadat de reparatie aan de alarminstallatie was uitgevoerd, heeft [eiser] [gedaagde] in zijn positie benadeeld.
Daarnaast is in casu sprake van een aannemingsovereenkomst. Daarvoor geldt blijkens artikel 7:759 BW dat de opdrachtgever bij eventuele gebreken aan de aannemer de gelegenheid moet geven die gebreken binnen een redelijke termijn op te lossen. Ook dit heeft [eiser] verzuimd.
Gezien het voorgaande heeft [eiser] zijn rechten en bevoegdheden om de schade te verhalen op [gedaagde] verloren.
3.4
De gevorderde hoofdsom zal dan ook worden afgewezen.
3.5
De nevenvorderingen delen het lot van de afwijzing.
3.6
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op nihil nu [gedaagde] de procesvoering in eigen hand gehouden heeft.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst af de vorderingen van [eiser];
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.W.L. van Boven, en uitgesproken door mr. drs. E. van Schouten, ter openbare terechtzitting.
745