Dit vonnis is gewezen door de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde, geboren op Curaçao in 1986, die eerder was veroordeeld voor mensenhandel. De rechtbank heeft op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betreft een geschat bedrag van € 27.793,70, dat de veroordeelde zou hebben verkregen uit mensenhandel. De verdediging heeft betoogd dat het bedrag lager moet worden vastgesteld op € 8.396,85, onderbouwd met verklaringen van slachtoffers en getuigen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde inderdaad wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank heeft de opbrengsten van verschillende werkzaamheden van het slachtoffer in verschillende nachtclubs berekend en vastgesteld dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel € 16.150,- bedraagt. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.