ECLI:NL:RBROT:2015:7741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
4059626 CV EXPL 15-16819
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst en faillissement van gedaagden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 18 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Verwelius Vastgoed VI B.V. en de huurders [X.] en [Y.], alsook de curator van [Y.]. De eiseres, Verwelius, had een huurovereenkomst met de gedaagden voor een woning, die per 1 december 2006 was ingegaan. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 977,76 per maand. De huurovereenkomst werd door [Y.] opgezegd per 1 maart 2015, en [X.] volgde met een e-mail op 18 februari 2015 waarin hij ook de overeenkomst per direct opzegt. Verwelius stemde in met de beëindiging van de huurovereenkomst per 30 april 2015, maar er was geen huur betaald in 2015. Op 3 februari 2015 werd [Y.] failliet verklaard, en de curator werd aangesteld.

Verwelius vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd, ontruiming van de woning, en betaling van huurachterstanden. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd en dat de gedaagden de woning moesten ontruimen. De vordering tot betaling van huurachterstand werd toegewezen, waarbij [X.] en [Y.] hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de huurbetalingen. De kantonrechter wees ook buitengerechtelijke kosten toe aan Verwelius. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de gevolgen van wanbetaling en de rechten van verhuurders in het geval van faillissement van huurders. De kantonrechter verwierp het verweer van [X.] dat zijn huuropzegging vernietigbaar was vanwege een wilsgebrek, omdat hij niet voldoende onderbouwde dat zijn psychische gesteldheid hem belette om zijn belangen te waarderen. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de rechtsgeldigheid van huurovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van huurders, zelfs in faillissementssituaties.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4059626 CV EXPL 15-16819
uitspraak: 18 september 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verwelius Vastgoed VI B.V.,
gevestigd te Huizen,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 13 april 2015,
gemachtigde: Th.J. Wouters te Dordrecht,
tegen
1.[X.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 1,
gemachtigde mr. T.P. Schut te Amsterdam,
2. [Y.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 2,
niet verschenen,
mr. A.H. Nierman,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [Y.],
gedaagde sub 3,
niet verschenen.
Eiseres wordt hierna aangeduid als Verwelius en gedaagden ook als [X.], [Y.] en de curator.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 13 april 2015 met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [X.] op de rolzitting van
  • de conclusie van antwoord van [X.];
  • het tussenvonnis van 27 juli 2015 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 19 augustus 2015 gehouden comparitie van partijen.
De kantonrechter heeft het vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen -zakelijk weergegeven en voor zover van belang- het volgende vast.
2.1
Verwelius als verhuurder enerzijds en [X.] en [Y.] -blijkens de schriftelijke huurovereenkomst, zowel ieder afzonderlijk als gezamenlijk- als huurder anderzijds hebben met ingang van 1 december 2006 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het [adres] te [woonplaats] (verder de woning). De bij vooruitbetaling verschuldigde huur bedroeg laatstelijk € 977,76 per maand.
2.2
[Y.] heeft de huurovereenkomst per 1 maart 2015 opgezegd.
2.3
[X.] heeft per e-mailbericht van 18 februari 2015 te 14.39 uur met als onderwerp “Per direct huuropzegging” aan Verwelius bericht dat hij de huurovereenkomst met betrekking tot de woning per direct opzegt.
2.4
Verwelius heeft [X.] en [Y.] schriftelijk bericht akkoord te gaan met beëindiging van de huurovereenkomst per 30 april 2015, daarbij rekening houdend met de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn.
2.5
In 2015 is er geen enkele huurtermijn betaald.
2.6
Op 3 februari 2015 is [Y.] in staat van faillissement verklaard en is gedaagde sub 3 benoemd tot curator.

3.De vordering

3.1
Verwelius heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
-enigszins verkort weergegeven-:
A.1 primair: voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst tussen haar en [X.] en [Y.] met betrekking tot de woning rechtsgeldig is opgezegd en uiterlijk per
30 april 2015 zal zijn geëindigd;
A.2 subsidiair: de huurovereenkomst met betrekking tot de woning tussen haar en [X.] en [Y.] wegens wanprestatie te ontbinden;
B. gedaagden te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de woning te ontruimen en te verlaten en door overgave van sleutels ter beschikking van Verwelius te stellen;
C. de curator te veroordelen om de van [Y.] gevorderde ontruiming te gehengen en te gedogen;
D. [X.] te veroordelen om aan haar te betalen € 3.605,32 ter zake van huurachterstand berekend tot en met april 2015, € 57,12 aan verschenen contractuele rente en € 469,19 aan buitengerechtelijke kosten, in totaal € 4.131,63 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2015 tot de dag van algehele voldoening;
E. [Y.] te veroordelen aan Verwelius te betalen € 1.955,52 ter zake van huurachterstand over de maanden maart en april 2015, € 14,47 aan verschenen contractuele rente en € 177,46 aan buitengerechtelijke kosten, in totaal € 2.147,45 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2015 tot de dag van algehele voldoening;
F. [X.] te veroordelen om vanaf 1 mei 2015 aan Verwelius te betalen vanwege schadevergoeding € 977,76 voor elke maand of gedeelte daarvan dat [X.] in gebreke blijft met de ontruiming van de woning;
G. de hoofdelijke veroordeling van [X.] en [Y.] in de proceskosten.
3.2
Aan haar gewijzigde vordering heeft Verwelius naast de vaststaande feiten het volgende -zakelijk weergegeven en voor zover van belang- ten grondslag gelegd.
3.2.1
Ondanks aanmaningen zijn [X.] en [Y.] als huurders in gebreke gebleven met betaling van de huurpenningen waardoor er ten tijde van de dagvaarding een huurachterstand bestond van € 3.605,32 berekend tot en met 30 april 2015. De hoogte van deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst, voor zover deze nog niet per 30 april 2015 zou zijn beëindigd, met vergoeding van schade en ontruiming van de woning.
3.2.2
De van [Y.] gevorderde vervallen huurtermijnen van maart en april 2015 zijn ontstaan na datum faillissement en zijn boedelschuld.
3.2.3
Verwelius maakt aanspraak op wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectievelijke huurtermijnen, ten aanzien van [X.] berekend over de huurachterstand berekend tot en met april 2015 en ten aanzien van [Y.] berekend over de onder 3.2.2 bedoelde huurachterstand.
3.2.4
Door de wanbetaling van [X.] en [Y.] heeft Verwelius haar vordering ter incasso uit handen moeten geven en buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die zij van hen vordert overeenkomstig de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten bedragen ten aanzien van [X.]
€ 469,19 inclusief btw en ten aanzien van [Y.], berekend over € 1.955,52 een bedrag van € 177,46.

4.Het verweer van [X.]

4.1
heeft geconcludeerd Verwelius niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering althans haar deze te ontzeggen met haar veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
4.2
[X.] beroept zich op vernietigbaarheid van de onder 2.3 bedoelde huuropzegging wegens een wilsgebrek op grond van zijn psychische gesteldheid ten tijde van het verzenden daarvan. In verband met zijn psychische gesteldheid verblijft [X.] met een rechterlijke machtiging in een psychiatrische inrichting.
4.3
[X.] gaat er van uit dat de huurachterstand op korte termijn zal zijn voldaan, via de gemeente, die verplicht is om de huurachterstand te voldoen voor iemand die is opgenomen in een psychiatrische instelling.

5.De beoordeling van de vordering

5.1
[Y.] en de curator hebben niet op de eerst dienende dag gereageerd waarna de kantonrechter tegen hen verstek heeft verleend. Zij hebben geen gebruik gemaakt van het recht van zuivering van het verstek. Op grond van het bepaalde in artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt thans één vonnis gewezen dat voor alle partijen wordt beschouwd als een vonnis op tegenspraak.
5.2
De onderhavige procedure is aanhangig gemaakt na de faillietverklaring van [Y.]. Afhankelijk van de aard van de tegen haar (en de curator) ingestelde vordering betekent dit dat de insolventie(proces)rechtelijke regels van de artikelen 25 en 26 van de Faillissementswet (Fw) van toepassing zijn.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 25 lid 1 Fw kan een aanspraak jegens de boedel slechts verkregen worden door een rechtsvordering in te stellen tegen de curator. Indien een tegen de gefailleerde ingestelde rechtsvordering tot diens veroordeling leidt, heeft die veroordeling volgens artikel 25 lid 2 Fw tegenover de failliete boedel geen rechtskracht.
Ingevolge artikel 26 Fw kan een vordering die strekt tot voldoening van een verbintenis uit de boedel niet in rechte worden ingesteld, maar dient deze ter verificatie bij de curator te worden aangemeld.
5.3
Van de hiervoor tegen [Y.] en de curator gerichte vorderingen betreffen die onder A.1, A.2, B, C, E en G vorderingen in de zin van artikel 25 Fw.
Ad A.1 verklaring voor recht
5.4
Verwelius heeft primair gevorderd te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst tussen haar en “gedaagden” rechtsgeldig is opgezegd. De kantonrechter begrijpt de vordering aldus dat met gedaagden is bedoeld [X.] en [Y.] en dat de vordering alleen is gericht jegens hen.
5.5
Het beroep van [X.] op de gebrekkigheid van zijn huuropzegging wegens een wilsgebrek op grond van zijn psychische gesteldheid wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
[X.] heeft niet gesteld dat zijn psychische gesteldheid een redelijke waardering van zijn belangen belette. De enkele opname in een psychiatrische inrichting is, zonder nadere toelichting die ontbreekt daarvoor onvoldoende. In rechte wordt dan ook uitgegaan van een rechtsgeldige huuropzegging door [X.].
5.6
Met de acceptatie door Verwelius van de huuropzegging van zowel [X.] als [Y.] per 30 april 2015 staat vast dat de huurovereenkomst tussen hen per die datum is geëindigd. De primair gevorderde verklaring voor recht is jegens [X.] als overigens op de wet gegrond en jegens [Y.] als niet onrechtmatig of ongegrond voorgekomen toewijsbaar.
Ad B. en C. ontruiming
5.7
Gelet op de formulering van het gevorderde onder B. en C. in onderling verband gezien begrijpt de kantonrechter dat het sub B. gevorderde zich richt tegen [X.] en [Y.] en niet ook tegen de curator.
Met het eindigen van de huurovereenkomst hebben [X.] en [Y.] niet langer recht of titel om in het gehuurde te verblijven. De vordering tot ontruiming is als overigens op de wet gegrond tegen [X.] toewijsbaar. De tegen [Y.] en de curator gerichte vorderingen zijn eveneens toewijsbaar, nu deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
Ad vorderingen onder D en E
5.8
Verwelius heeft tijdens de comparitie van partijen gesteld dat zij bij het gevorderde onder D en E is uitgegaan van hoofdelijke verbondenheid van [X.] en [Y.].
[X.] en [Y.] zijn als medehuurders van de woning hoofdelijk aansprakelijk voor de huurbetalingsverplichting.
5.9
[X.] heeft de door Verwelius gesteld huurachterstand van € 3.605,32 berekend tot en met april 2015 erkend. Dit bedrag is jegens hem, als overigens op de wet gegrond toewijsbaar, in die zin, dat gelet op de hoofdelijke verbondenheid van hem en [Y.] geldt dat indien een van hen betaalt de ander zal zijn gekweten en dat het door hen tezamen te betalen bedrag het totaal van de hoofdsom van € 1.955,52, voor zover het de huurtermijnen van maart en april 2015 betreft, -die in deze procedure van elk van hen voor het geheel worden gevorderd- niet zal overstijgen.
5.1
Verwelius vordert van [Y.] betaling van een totaalbedrag van € 1.955,52 aan huurtermijnen van maart en april 2015. Niet in geschil is dat deze huurachterstand is ontstaan na datum faillissement. Evenmin is in geschil dat deze huurachterstand een boedelschuld betreft. Deze vordering kan ingevolge het bepaalde in artikel 25 lid 2 Fw tegen de failliete [Y.] worden ingesteld, maar een veroordeling van haar heeft tegenover de failliete boedel geen rechtskracht.
De vordering tegen [Y.] is, nu deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, toewijsbaar in die zin dat gelet op de hoofdelijke verbondenheid van haar en [X.] geldt dat indien een van hen betaalt de ander zal zijn gekweten en dat het door hen tezamen te betalen bedrag het totaal van de hoofdsom van € 1.955,52, voor zover het de huurtermijnen van maart en april 2015 betreft, -die in deze procedure van elk van hen voor het geheel worden gevorderd- niet zal overstijgen.
Ad F.
5.11
Deze vordering is door [X.] niet betwist en overigens op de wet gegrond toewijsbaar.
Ad rentevordering
5.12
Verwelius vordert van [X.] een bedrag van € 57,12 en van [Y.] een bedrag van € 14,47 aan verschenen contractuele rente. Deze bedragen zijn bij gebreke van een grondslag, gelet op de wijziging van eis, niet toewijsbaar. De rentevordering zal voor het overige worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
Ad vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten
5.13
Verwelius maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim van [X.] en [Y.] na 30 juni 2012 is ingetreden.
De van [X.] gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is berekend inclusief btw, doch die btw is in de aanmaning niet in een concreet bedrag aangezegd. Derhalve is de gevorderde btw niet toewijsbaar en wordt jegens [X.] een bedrag van € 387,76 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen.
Verwelius heeft [Y.] bij brief van 10 maart 2015 buitengerechtelijke kosten aangezegd voor een hoger bedrag en over een hogere huurachterstand dan thans gevorderd. Jegens [Y.] is de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 177,46 waarmee Verwelius kennelijk heeft willen volstaan toewijsbaar als niet onrechtmatig of ongegrond voorgekomen.
proceskostenveroordeling
5.14
[X.] en [Y.] worden als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Verwelius begroot op € 564,13 aan verschotten en € 200,00 aan salaris (1 punt voor de dagvaarding) voor haar gemachtigde. [X.] wordt bovendien veroordeeld tot betaling van € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde van Verwelius (1 punt voor de comparitie van partijen).

6.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen Verwelius en [X.] en [Y.] met betrekking tot de woning rechtsgeldig is opgezegd en per 30 april 2015 is geëindigd;
veroordeelt [X.] en [Y.] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning met alle personen en zaken die zich vanwege hen daar bevinden te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Verwelius te stellen;
veroordeelt de curator om de ontruiming waartoe [Y.] is veroordeeld te gehengen en te gedogen en voorts om uit de woning alle zaken, voor zover die in de boedel van het faillissement van [Y.] vallen, te verwijderen;
veroordeelt [X.] om aan Verwelius te betalen € 3.605,32 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2015, vermeerderd met wettelijke rente ex
artikel 6:119 BW vanaf 7 april 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [Y.] om aan Verwelius te betalen € 1.955,52 aan huurachterstand over de maanden maart en april 2015, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
7 april 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
bepaalt dat het door [X.] en [Y.] tezamen te betalen bedrag aan huurachterstand over de maanden maart en april 2015 het totaal van de hoofdsom van € 1.955,52 (exclusief rente) niet zal overstijgen en dat wanneer de een betaalt de ander zal zijn gekweten;
veroordeelt [X.] om aan Verwelius te betalen € 977,76 per maand met ingang van de maand mei 2015 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [X.] om aan Verwelius te betalen € 387,76 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [Y.] om aan Verwelius te betalen € 177,46 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [X.] en [Y.] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt de ander zal zijn gekweten, in de proceskosten aan de zijde van Verwelius tot aan deze uitspraak begroot op € 564,13 aan verschotten en € 200,00 aan salaris (1 punt voor de dagvaarding) voor haar gemachtigde;
veroordeelt [X.] voorts in de proceskosten aan de zijde van Verwelius tot aan deze uitspraak begroot op € 200,00 aan salaris (1 punt voor de comparitie van partijen) voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
362