In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 18 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Verwelius Vastgoed VI B.V. en de huurders [X.] en [Y.], alsook de curator van [Y.]. De eiseres, Verwelius, had een huurovereenkomst met de gedaagden voor een woning, die per 1 december 2006 was ingegaan. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 977,76 per maand. De huurovereenkomst werd door [Y.] opgezegd per 1 maart 2015, en [X.] volgde met een e-mail op 18 februari 2015 waarin hij ook de overeenkomst per direct opzegt. Verwelius stemde in met de beëindiging van de huurovereenkomst per 30 april 2015, maar er was geen huur betaald in 2015. Op 3 februari 2015 werd [Y.] failliet verklaard, en de curator werd aangesteld.
Verwelius vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd, ontruiming van de woning, en betaling van huurachterstanden. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd en dat de gedaagden de woning moesten ontruimen. De vordering tot betaling van huurachterstand werd toegewezen, waarbij [X.] en [Y.] hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de huurbetalingen. De kantonrechter wees ook buitengerechtelijke kosten toe aan Verwelius. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de gevolgen van wanbetaling en de rechten van verhuurders in het geval van faillissement van huurders. De kantonrechter verwierp het verweer van [X.] dat zijn huuropzegging vernietigbaar was vanwege een wilsgebrek, omdat hij niet voldoende onderbouwde dat zijn psychische gesteldheid hem belette om zijn belangen te waarderen. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de rechtsgeldigheid van huurovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van huurders, zelfs in faillissementssituaties.