In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen huisartsen die deel uitmaken van een maatschap. De eiser, een huisarts, heeft een kort geding aangespannen tegen zijn medematen, waarin hij vorderingen heeft gedaan met betrekking tot de aanpassing van de maatschapsovereenkomst, specifiek de winstverdeling. De eiser stelt dat hij meer tijd en inspanning heeft gestoken in de maatschapswerkzaamheden dan zijn medematen, en dat hij recht heeft op een groter aandeel in de winst. De maatschapsovereenkomst vereist echter dat de winst wordt verdeeld op basis van het aantal patiënten dat elke maat heeft, en de arbiters hebben eerder geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze regeling rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiser ontvankelijk is in zijn vorderingen, ondanks een formele fout in de dagvaarding. De rechter heeft echter de vorderingen van de eiser afgewezen. De vordering tot benoeming van een deskundige om de maatschapsovereenkomst aan te passen werd afgewezen, omdat de rechter van mening was dat de overeenkomst duidelijk was en niet voor meerdere uitleg vatbaar. Ook de vordering tot het verbod op opzegging van de maatschapsovereenkomst werd afgewezen, omdat deze al was opgezegd voordat de vordering was ingediend. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in maatschapsverbanden en de noodzaak voor huisartsen om in onderling overleg tot oplossingen te komen, in plaats van juridische stappen te ondernemen.