ECLI:NL:RBROT:2015:7579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/14/1040 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens eerdere toelating tot de regeling

Op 29 september 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die eerder in 2004 was toegelaten tot deze regeling. De rechtbank ontving op 4 augustus 2015 een voordracht van de waarnemend rechter-commissaris om de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Tijdens de zitting op 22 september 2015 zijn de bewindvoerder, de schuldenares en haar advocaat, mr. D.A. IJpelaar, gehoord. De bewindvoerder had in een brief van 3 augustus 2015 aangegeven dat de schuldenares eerder was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot de vraag of zij opnieuw kon worden toegelaten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares in 2004 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, die op 15 mei 2007 was beëindigd met toekenning van de schone lei. De bewindvoerder adviseerde de rechtbank om de regeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares binnen tien jaar twee keer was toegelaten tot de regeling. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares haar informatieverplichting niet naar behoren was nagekomen door niet te vermelden dat zij eerder was toegelaten tot de regeling. Hoewel de rechtbank geen aanwijzingen vond dat de schuldenares opzettelijk had verzwegen dat de regeling eerder op haar van toepassing was geweest, was de rechtbank van mening dat de schuldenares niet opnieuw kon worden toegelaten op basis van artikel 288 lid 2, sub d van de Faillissementswet.

De rechtbank besloot de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c van de Faillissementswet. Er werd vastgesteld dat er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen en het salaris van de bewindvoerder vast te stellen op maximaal € 1.875,40. Deze uitspraak kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 29 september 2015
Bij vonnis van deze rechtbank van 2 oktober 2014 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: C. van der Velde.

1.De procedure

De waarnemend rechter-commissaris heeft op 4 augustus 2015 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
De bewindvoerder en schuldenares, in het bijzijn van haar advocaat de heer
mr. D.A. IJpelaar en haar neef de heer [naam 2] , zijn gehoord ter terechtzitting van
22 september 2015.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De rechtbank heeft een brief van de bewindvoerder van 3 augustus 2015 ontvangen. In de brief vermeldt de bewindvoerder dat schuldenares haar meegedeeld heeft dat eerder de schuldsaneringsregeling op haar van toepassing is geweest. De schuldsaneringsregeling is op 27 februari 2004 van toepassing verklaard. Op 15 mei 2007 is de regeling beëindigd met toekenning van de schone lei. De bewindvoerder heeft de rechtbank geadviseerd de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen daar schuldenares binnen een termijn van tien jaren tweemaal is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Tot slot heeft de bewindvoerder het arrest van 18 juni 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2261, van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aangehaald waarin, onder andere, bevestigd wordt dat er geen uitzonderingsgronden zijn om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling zoals genoemd in artikel 288 lid 2, aanhef en onder d Faillissementswet.
Schuldenares heeft ter zitting erkend tijdens de toelatingszitting op 25 september 2014 de rechtbank niet te hebben geïnformeerd omtrent haar eerder toelating tot de schuldsaneringsregeling. Schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard dat zij niet op de hoogte was dat zij tien jaar geen gebruik kan maken van de schuldsaneringsregeling. Schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard dat zij niet bewust heeft verzwegen dat schuldsaneringsregeling eerder op haar van toepassing is geweest. Tevens heeft schuldenares ter terechtzitting verklaard dat haar maatschappelijk werkster wel op de hoogte was van de eerdere schuldsaneringsregeling en dat zij direct bij het huisbezoek de bewindvoerder heeft geïnformeerd omtrent de toepassing van de schuldsaneringsregeling in de periode 2004 tot en met 2007.

3.De beoordeling

Schuldenares heeft ten aanzien van de schuldsaneringsregeling de algemene verplichting tot het verschaffen van die inlichtingen waarvan de schuldenares weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Deze spontane inlichtingenplicht bestaat, gelet op artikel 285, eerste lid, onder i van de Faillissementswet, reeds bij de behandeling van het schuldsaneringsverzoek. Door niet te vermelden dat de schuldsaneringsregeling reeds eerder op haar van toepassing is geweest, is schuldenares haar informatieverplichting niet (naar behoren) nagekomen. De rechtbank stelt evenwel vast dat er geen aanwijzingen zijn dat schuldenares opzettelijk heeft verzwegen dat de schuldsaneringsregeling eerder op haar van toepassing is geweest. Gelet op het bepaalde in artikel 288 lid 2, sub d Faillissementswet had schuldenares niet mogen worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling nu voorts geen van de in dat artikel tevens opgesomde, limitatieve uitzonderingsgronden zich voordoen. De rechtbank volgt het oordeel van de Hoge Raad in het arrest van 12 juni 2009 dat voornoemde weigeringsgrond een imperatief karakter heeft.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 1.875,40.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. de Winkel, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 september 2015. [1]

Voetnoten

1.