ECLI:NL:RBROT:2015:7579
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens eerdere toelating tot de regeling
Op 29 september 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die eerder in 2004 was toegelaten tot deze regeling. De rechtbank ontving op 4 augustus 2015 een voordracht van de waarnemend rechter-commissaris om de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Tijdens de zitting op 22 september 2015 zijn de bewindvoerder, de schuldenares en haar advocaat, mr. D.A. IJpelaar, gehoord. De bewindvoerder had in een brief van 3 augustus 2015 aangegeven dat de schuldenares eerder was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot de vraag of zij opnieuw kon worden toegelaten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares in 2004 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, die op 15 mei 2007 was beëindigd met toekenning van de schone lei. De bewindvoerder adviseerde de rechtbank om de regeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares binnen tien jaar twee keer was toegelaten tot de regeling. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares haar informatieverplichting niet naar behoren was nagekomen door niet te vermelden dat zij eerder was toegelaten tot de regeling. Hoewel de rechtbank geen aanwijzingen vond dat de schuldenares opzettelijk had verzwegen dat de regeling eerder op haar van toepassing was geweest, was de rechtbank van mening dat de schuldenares niet opnieuw kon worden toegelaten op basis van artikel 288 lid 2, sub d van de Faillissementswet.
De rechtbank besloot de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c van de Faillissementswet. Er werd vastgesteld dat er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen en het salaris van de bewindvoerder vast te stellen op maximaal € 1.875,40. Deze uitspraak kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.