ECLI:NL:RBROT:2015:7577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/481859 / FT EA 15/1909 en C/10/481860 / FT EA 15/1910
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratoriumverzoek in het kader van huurbetalingen en schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2015 uitspraak gedaan over een moratoriumverzoek van verzoeker, die in financiële problemen verkeerde en een huurachterstand had. Verzoeker had op 30 juli 2015 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening. De rechtbank had eerder op 31 juli 2015 de behandeling van het verzoek bepaald op 8 september 2015. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat verzoeker zijn salaris had gebruikt voor andere schulden en niet voor de huur, wat leidde tot een huurachterstand van meer dan vijf maanden. Verzoeker verklaarde echter dat hij inmiddels zijn financiële situatie had verbeterd en dat de lopende huurbetalingen weer voldaan werden.

De rechtbank beoordeelde of er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoeker een vonnis had ontvangen dat ontruiming van zijn woning zou volgen, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een dergelijke situatie. De rechtbank weegt de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven, tegen die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeerde dat het belang van verzoeker zwaarder weegt, gezien de recente betalingen van de huur en de begeleiding die hij ontvangt bij zijn financiële problemen.

De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. De tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis werd opgeschort voor de duur van zes maanden, en de huurovereenkomst werd verlengd. Tevens werd SHV, die de buitengerechtelijke schuldregeling voor verzoeker uitvoert, opgedragen om verslag uit te brengen over de voortgang van de regeling. Verzoeker werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kreeg de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
moratorium
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 15 september 2015
[naam 1],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 30 juli 2015, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw) een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 31 juli 2015 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 8 september 2015.
Ter zitting van 8 september 2015 zijn verschenen en gehoord:
  • de heer [naam 1], verzoeker;
  • mevrouw [naam 2], werkzaam bij de Sociale Dienst Drechtsteden (hierna: SHV).
De heer [naam 3], werkzaam bij SWG incasso advocaten, heeft namens verweerster, [naam vennootschap], voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam vennootschap] gevestigd te Rotterdam te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 18 juni 2015 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij zijn salaris heeft gebruikt ter aflossing van andere schulden, voor zijn ex-partner en niet voor de lopende huurbetaling. Daarnaast is hij niet verschenen voor de kantonrechter omdat hij de dagvaarding te laat had gezien. Hij was niet op de hoogte van de mogelijkheid van het instellen van verzet tegen het vonnis van de kantonrechter.
SHV heeft ter zitting verklaard dat gestart is met de stabilisatiefase en er op twee crediteuren na duidelijkheid is omtrent de omvang van de schuldenlast. Er is een veilige bankrekening geopend. Verder is het A-team ingeschakeld, de administratie is op orde en schuldenaar zorgt voor tijdige inlevering van informatie en is bereidwillig om mee te werken. Verzoeker werkt fulltime. De dochter van verzoeker gaat inmiddels naar school en gaat zodra het mogelijk is bij haar moeder wonen. De lopende huur wordt betaald. De maandtermijnen van juli 2015 (op 27 juli 2015), augustus 2015 (op 8 augustus 2015) en september 2015 (op 6 september 2015) zijn betaald.

3.Het verweer

Verweerster heeft verzocht om afwijzing van het moratoriumverzoek. In oktober 2014 is een huurachterstand ontstaan welke, na sommatie door zowel verweerster als haar incassogemachtigde, onbetaald is gebleven. Vervolgens heeft verweerster verzoeker gedagvaard voor de kantonrechter. Op 18 juni 2015 is door de kantonrechter een verstekvonnis gewezen, waarbij de vordering van verweerster (tot ontbinding en ontruiming) integraal is toegewezen. Verzoeker is niet tot betaling overgegaan van de ontstane huurachterstand van ruim vijf maanden en heeft tevens de maandtermijn van september 2015 nog onbetaald gelaten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 18 juni 2015 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 20 juli 2015 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 4 augustus 2015 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 18 juni 2015 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan, nu de huur over de maanden juli, augustus en september 2015 zijn voldaan en verzoeker begeleid wordt bij zijn financiële huishouding. Nu verzoeker maximaal gemotiveerd is zijn schuldenlast aan te pakken en zich daartoe alle inspanningen getroost, dient naar het oordeel van de rechtbank het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan van verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 18 juni 2015 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] te [woonplaats], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur
van zes maanden;
- bepaalt dat SHV die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen, rechter, en in aanwezigheid van
mr. D.H.H. Peters, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015.