ECLI:NL:RBROT:2015:7574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/14/1044 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omzetting faillissement in schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onvermogen tot nakoming verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot opheffing van het faillissement van verzoekster, met gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die een eenmanszaak op haar naam had, heeft het verzoek ingediend na een faillissement dat op eigen aangifte was uitgesproken. De curator heeft negatief geadviseerd over het verzoek, waarbij hij heeft aangegeven dat de administratie van de eenmanszaak incompleet was en dat de feitelijke leiding in handen was van de ex-partner van verzoekster. Verzoekster heeft verklaard dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schulden, maar de rechtbank oordeelt dat zij had moeten weten dat zij juridisch aansprakelijk was voor de schulden van de onderneming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. Bovendien is gebleken dat verzoekster psychische klachten heeft die nog niet onder controle zijn, en dat zij niet voldoende inspanningen heeft geleverd om een fulltime baan te vinden. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet in staat is om de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling naar behoren na te komen.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en verzoekster kan binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep instellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
afwijzing verzoek opheffing faillissement en toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [insolventienummer]
uitspraakdatum: 8 oktober 2015
[naam],
wonende te [adres] ,
[woonplaats] ,
verzoekster,
curator: mr. S.K. Setz.

1.De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van haar op [datum] uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoekster en de curator zijn gehoord ter terechtzitting van 1 oktober 2015.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Bij brief van 4 augustus 2015 heeft de curator negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot opheffing van het faillissement onder gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De curator heeft in zijn brief onder andere te kennen gegeven dat verzoekster een eenmanszaak op haar naam heeft gehad die feitelijk door haar ex-partner werd geleid. De administratie van de eenmanszaak voldeed niet aan de wettelijke eisen. Volgens de curator heeft verzoekster gesteld dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schulden, incomplete administratie en al het overige van de eenmanszaak, nu de onderneming enkel op haar naam werd gedreven en haar ex-partner de feitelijke leiding in handen had en hij de schulden is aangegaan. Verzoekster zou zich niet met de onderneming hebben bemoeid. Voorts is de curator niet gebleken dat verzoekster zich gedurende het faillissement ten volle heeft ingespannen om een fulltime baan te vinden.
De curator heeft ter zitting zijn standpunt gehandhaafd.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij, ondanks eerdere problemen vanuit een besloten vennootschap waarvan verzoekster formeel bestuurder was, wederom had ingestemd om (ditmaal) een eenmanszaak op haar naam te stellen ten behoeve van haar ex-partner. Verzoekster heeft gesteld dat zij desondanks niet heeft stilgestaan bij het feit dat zij formeel aansprakelijk zou zijn voor eventuele nadelige (financiële) gevolgen vanuit de eenmanszaak. Verzoekster heeft voorts desgevraagd verklaard dat zij slechts een paar keer heeft gesolliciteerd. Verzoekster heeft last van psychische klachten, waardoor zij momenteel niet in staat is arbeid te verrichten. Verzoekster heeft een afspraak gemaakt voor een intake bij de psychiater, maar deze intake heeft nog niet plaatsgevonden.

3.De beoordeling

Nu het faillissement van verzoekster op eigen aangifte is uitgesproken is zij ingevolge artikel 15b Faillissementswet ontvankelijk in haar verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
Verzoekster heeft een eenmanszaak op haar naam gehad die feitelijk door haar ex-partner werd geleid. Gebleken is dat verzoekster al eerder formeel bestuurder is geweest van een besloten vennootschap waar zij feitelijk geen bemoeienis mee heeft gehad. Uit die vennootschap zijn na faillissement meerdere schulden ontstaan. Desondanks heeft verzoekster ingestemd om een onderneming op haar naam te stellen. Verzoekster had kunnen en moeten weten dat zij door deze constructie juridisch verantwoordelijk en aansprakelijk zou zijn voor alle schulden en andere problemen die zouden ontstaan vanuit de eenmanszaak. De administratie van de onderneming is niet op orde, waardoor niet alle rechten en plichten van de onderneming kunnen worden gekend. Dit kan verzoekster worden aangerekend.
De rechtbank merkt nog op dat verzoekster heeft verzuimd om de schuldenlijst bij haar verzoek tot omzetting te voorzien van ontstaansdatum, hoewel daar wel eerder bij brief van 24 juni 2015 van de rechtbank aan haar uitdrukkelijk om is gevraagd.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Bovendien wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit evenmin voldoende aannemelijk is geworden en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van verzoekster is gebleken dat zij forse psychische klachten heeft, waarvoor zij momenteel nog geen (afdoende) behandeling heeft. Een intake bij de psychiater moet thans nog plaatsvinden. Gelet op de landelijke uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling (vgl. Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, bijlage IV) wordt een verzoeker met psychosociale problemen in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn. De beheersbaarheid dient te worden bevestigd door een hulpverlener of hulpverlenende instantie. Voor verzoekster is het noch aannemelijk, noch bevestigd door een hulpverlenende instantie dat haar psychosociale problemen beheersbaar zijn.
De rechtbank zal daarom het verzoek afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot opheffing van zijn faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans, rechter, en in aanwezigheid van N. van Gaans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2015. [1]