Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 februari 2015 in de zaken tussen
[a], te [b], eiser,
de directeur gemeentebelastingen van de gemeente [f], verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Het achterste gedeelte van de kavel, met een oppervlakte van 1000 m² (het kadastrale perceel met nummer 1583) ligt binnen de gemeente [f]. Op dit gedeelte van de kavel staat
één vierde deel van de bedrijfswoning en een schuur/stal van 180 m².
De overige opstallen op het binnen de gemeente [h] gelegen kadastrale perceel wateren, voor zover zij niet zijn aangesloten op het drukrioleringsysteem van de gemeente [h], af op sloten die deel uit maken van de gemeentelijke riolering van de gemeente [h].
Ter zitting is overigens door eiser - onweersproken - aangevoerd dat, indien de schuur/stal aangesloten zou moeten worden op het drukrioleringssysteem, aansluiting zou plaats vinden op het drukrioleringssysteem van de gemeente [h].
2.1. Eiser stelt zich op het standpunt dat voor één bedrijfsperceel dat door ruilverkaveling in twee gemeenten is komen te liggen niet tweemaal rioolheffing kan worden geheven.
Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder niet met feiten heeft aangetoond noch aannemelijk heeft gemaakt dat het ‘[f]’ deel van het bedrijfsperceel direct dan wel indirect gebruik maakt van het rioleringsstelsel van de gemeente [f]. .
Verweerder is van oordeel dat eiser indirect gebruik maakt van de gemeentelijke riolering. Het hemelwater van het perceel [e] wordt afgevoerd in het [j]. Dit park is eigendom van de gemeente [f] en maakt deel uit van het gemeentelijke rioleringsstelsel. Dit park is een veenweidegebied doorsneden met sloten. Die sloten zijn in het noorden verbonden met een sloot in de gemeente [h], in het zuiden op de waterlopen aan de grens van de bebouwing van de [f] wijk [k]. Uit de in de gemeentelijke verordeningen genoemde definitie van gemeentelijke riolering blijkt dat het gegeven dat de gemeente [f] eigenaar is van de sloot die grenst aan het perceel van eiser al voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een aansluiting op de gemeentelijke riolering.
3.1 In artikel 228a, lid 1, van de Gemeentewet is het volgende bepaald:
artikel 4 in de [f] verordeningen.
De rechtbank heeft onderstaande omstandigheden in dit oordeel betrokken:
- voor de ruilverkaveling in de jaren tachtig van de vorige eeuw was er sprake van één agrarisch bedrijfsperceel met een totale oppervlakte van 5000 m²;
- het perceel is na de ruilverkaveling in twee gemeenten komen te liggen, hetgeen aanleiding is geweest om het perceel te splitsen in twee kadastrale percelen;
- de woning van eiser is hierdoor voor drie-vierde deel in de gemeente [h] komen te liggen en voor één-vierde deel in de gemeente [f];
- de woning is aangesloten op een drukrioleringsysteem van de gemeente [h];
- de put waarin zich de pomp ten behoeve van het rioleringssysteem bevindt, is gelegen op het perceel dat is gelegen in de gemeente [h];
- uit de in het dossier aanwezige foto’s en plattegronden blijkt dat de aanwezige erfverharding zich over beide percelen uitstrekt;
- de verklaring van eiser dat beide percelen als één bedrijfsperceel worden gebruikt, hetgeen niet door verweerder is weersproken.
- het perceel voor vier-vijfde deel in de gemeente [h] ligt en slechts voor
- al het huishoudelijke afvalwater en het grootste deel van het direct en indirect afvloeiende hemelwater door de gemeente [h] wordt ingezameld en verwerkt;
- de Verordeningen op de heffing en invordering van de rioolheffing 2010, 2011, 2012 en 2013 van de gemeente [h] een zogenoemde samenvoegingsbepaling kennen en deze bepaling een gelijke strekking heeft als artikel 4 in de [f] verordeningen.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder de aanslagen die betrekking hebben op het binnen de gemeente [f] gelegen perceel ten onrechte aan eiser heeft opgelegd.
Uit het vorenstaande volgt dat de beroepsgrond, dat van één bedrijfsperceel dat door ruilverkaveling op enig moment in twee gemeenten is komen te liggen geen tweemaal rioolheffing kan worden geheven, slaagt.
De overige door eiser aangevoerde beroepsgronden kunnen – gelet op het vorenstaande – verder buiten bespreking blijven.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten voor zover deze betrekking hebben op de rioolheffing en herroept de aanslagen voor dat deel;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 44,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.185,04 aan eiser te voldoen.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2015.