ECLI:NL:RBROT:2015:7541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
10/750041-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het invoeren van cocaïne via de Rotterdamse haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het invoeren van cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 31 december 2014 medeverdachten van de verdachte in een auto op het terrein van het havenbedrijf ECT Delta werden aangetroffen, waar een (valse) containerverzegeling en 30 kilogram cocaïne in een sporttas werd aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte een faciliterende rol had gespeeld door zijn medeverdachten aan te melden voor een bezoek aan de haven, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze rol te bevestigen.

De rechtbank concludeerde dat de aanmelding van de medeverdachten niet door de verdachte zelf was gedaan, maar door een medewerker van een ander bedrijf. Bovendien was er geen direct bewijs dat de verdachte opzet had op het invoeren van de cocaïne. De rechtbank benadrukte dat de aanwezigheid van de verdachte op het haventerrein op hetzelfde moment als de medeverdachten niet voldoende was om zijn betrokkenheid bij de feiten te bewijzen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/750041-15
Datum uitspraak: 23 oktober 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. R.J.E. Merkus, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2015.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Grip heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.

Motivering vrijspraak

Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu de verdachte:
  • zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft aangemeld bij de beveiliging van de ECT Delta, zodat zij toegang konden krijgen tot de Rotterdamse haven;
  • in het bezit was van een ‘organisatie-telefoon’;
  • ongeloofwaardige en kennelijk leugenachtige verklaringen heeft afgelegd.
Beoordeling
Vaststaande feiten
Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde op de zitting, wordt van het volgende uitgegaan.
Op 31 december 2014 zijn de medeverdachten van de verdachte ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) in een auto aangetroffen op het terrein van het havenbedrijf ECT Delta. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren aangemeld voor een bezoek aan de schepen [schip 1] en [schip 2] door gebruikmaking van het account ‘ [account 1] ’. In de auto waarin de medeverdachten werden aangetroffen, werd, in het opbergvak in de rugleuning achter de bestuurdersstoel, een (valse) containerverzegeling aangetroffen. In de container die correspondeerde met deze zegel werd een sporttas aangetroffen met daarin 30 kilogram cocaïne.
Betrokkenheid verdachte
Vooropgesteld wordt dat de door de officier van justitie bepleitte bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, bij gebrek aan direct bewijs, in overwegende mate is gebaseerd op de door hem aan de verdachte toegeschreven faciliterende rol. De verdachte zou degene zijn geweest die zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de beveiliging van de ECT Delta heeft aangemeld voor een bezoek aan het schip de [schip 2] , zodat zij toegang kregen tot de containerterminal en zich daar bezig konden houden met drugsgerelateerde zaken.
Vastgesteld wordt dat de aanmelding van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 31 december 2014 niet is gedaan door middel van het (werk)account van de verdachte, genaamd ‘ [account 2] ’, maar middels het account ‘ [account 1] ’. Dit account behoort toe aan het bedrijf [bedrijf] - een ander bedrijf dan waar de verdachte werkzaam was - en is in gebruik bij een medewerker van dat bedrijf, genaamd [persoon 1] . [persoon 1] heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die de aanmelding van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft verzorgd, maar dat dit, gelet op het feit dat het wachtwoord van het account ‘ [account 1] ’ gelijkluidend is aan de accountnaam en dit wachtwoord nooit wordt gewijzigd, feitelijk gezien door iedereen kan worden gedaan. Het systeem is - volgens [persoon 1] ‘zo lek als een mandje’. Dat inloggegevens niet exclusief aan één medewerker toebehoren en mogelijk (ook) bij anderen in gebruik zijn wordt door [persoon 2] , managing director bij [bedrijf] , bevestigd.
Uit het voorgaande rijst het in zekere zin verontrustende beeld dat het bezoekersaanmeldsysteem bij ECT delta een en ander te wensen overlaat. Kennelijk is het relatief makkelijk om in te loggen op een account waarmee mensen kunnen worden aangemeld voor een bezoek aan de haven, die vervolgens, zonder daadwerkelijke controle, de containerterminal kunnen betreden. Alleen al gelet daarop kan, nu ook ander (direct) bewijs daarvoor ontbreekt, niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 31 december 2014 heeft aangemeld.
Het enkele feit dat - zoals door de officier van justitie is aangevoerd - de verdachte op 31 december 2014 om 3.58 uur een e-mail heeft ontvangen met daarin een bevestiging van een bezoekersaanmelding van het schip de [schip 2] doet aan het voorgaande niet af. Niet onaannemelijk is immers dat deze e-mail betrekking had op de bezoekersaanmelding van de verdachte zelf en niet, zoals door de officier van justitie is aangevoerd, op die van zijn medeverdachten.
Daarnaast geldt dat, ook al zou kunnen worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die heeft zorggedragen voor de aanmelding van zijn medeverdachten voor de scheepsbezoeken, het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte met zijn handelen het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het invoeren van 30 kilogram cocaïne, dan wel op het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe. De enkele aanwezigheid van de verdachte op het haventerrein op hetzelfde moment als de medeverdachten is daarvoor onvoldoende.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en H.A.C. Smid, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2015.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 december 2014 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 30 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
op of omstreeks 31 december 2014 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 30 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks
31 december 2014 te Rotterdam en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of hem, verdachte, aan te melden bij de
APM-terminal voor een bezoek aan een (of meer) schip/schepen gelegen aan
de APM-terminal en/of de EGT Delta Terminal, en/of
- ( aldus) voor die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of hem, verdachte, een
dagpas te regelen, die die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of hem, verdachte,
(onbevoegd) toegang gaf/gaven tot het terrein van de APM-terminal en de EeT
Delta Terminal;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2014 tot en met 31 december
2014 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- verdachte en/of zijn mededader(s) aangemeld bij de APM-terminal voor
een bezoek aan een of meer schip/schepen gelegen aan de APM-terminal en/of
de ECT Delta Terminal, en/of
- zich aan de portier van APM-Terminal voorgedaan als (een) bezoeker(s) van
het schip genaamd [schip 2] , en/of
- ( aldus) voor hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) een dagpas geregeld,
die hem en/of zijn mededader(s) (onbevoegd) toegang gaf/gaven tot het
terrein van de APM-terminal en de ECT Delta Terminal, en/of
- in één (of meer) auto('s) (onbevoegd) het terrein van de APM-terminal en de
ECT Terminal opgereden, althans betreden, en/of
- afspraken gemaakt en/of informatie uitgewisseld met één of meer van zijn/hun
mededader(s) met betrekking tot het uithalen en/of verstrekken en/of
vervoeren van die cocaïne, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of
ontvangen, en/of
- een betonschaar en/of een kniptang en/of één of meer helm(en) en/of één of
meer mobiele (organisatie)telefoons en/of één of meer (vervalste en/of
gemanipuleerde) (rederij en douane)zegel(s) voorhanden gehad;
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet