1.4.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 31 december 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van
een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
een voorwerp en een vervoermiddel voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
is verdachte en zijn mededader:
- aangemeld bij de APM-terminal voor een bezoek aan een schip gelegen aan de ECT Delta Terminal, en
- zich aan de portier van APM-Terminal voorgedaan als bezoekers van het schip genaamd [naam schip] en
- voor hem, verdachte, en zijn mededader een dagpas geregeld, die hem en zijn mededader onbevoegd toegang gaven tot het terrein van de ECT Delta Terminal, en
- in één auto onbevoegd het terrein van de APM-terminal en de ECT Terminal opgereden, en
- geld in het vooruitzicht gesteld gekregen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.