ECLI:NL:RBROT:2015:7535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/477717 / HA ZA 15-641
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal geschil over aansprakelijkheid en bevoegdheid in transportovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van civiel recht, heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Belgische vennootschap Victrol Chartering B.V.B.A. en de Nederlandse vennootschap SJB Petroleum Products B.V. Het geschil betreft een transportovereenkomst waarbij Victrol de opdracht kreeg om een partij cutterstock van Antwerpen naar Vlissingen te vervoeren. Tijdens het vervoer ontstonden er problemen, waardoor de lading uiteindelijk naar de Botlek in Rotterdam moest worden vervoerd. SJB, de opdrachtgever, heeft de factuur voor het vervoer niet betaald, wat leidde tot een vordering van Victrol van € 35.016,67 aan vrachtpenningen.

SJB heeft in het incident een beroep gedaan op artikel 30 van de Herschikte EEX-Vo, met de stelling dat de rechtbank in Antwerpen bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Victrol heeft dit betwist en aangevoerd dat er geen sprake is van samenhangende vorderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad samenhang bestaat tussen de vorderingen, maar dat het niet evident is dat de Antwerpse rechtbank bevoegd is. Daarom heeft de rechtbank besloten de procedure aan te houden en te verwijzen naar de parkeerrol, in afwachting van de beslissing van de Antwerpse rechtbank over de aansprakelijkheid.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door rechter P.C. Santema.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/477717 / HA ZA 15-641
Vonnis van 30 september 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VICTROL CHARTERING B.V.B.A.,
gevestigd te Antwerpen,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.J. van Dam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SJB PETROLEUM PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Brielle,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. W.A.M. Rupert.
Partijen zullen hierna Victrol en SJB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 4 juni 2015 met producties
  • de conclusie van antwoord tevens verzoek ex artikel 30 lid 2 Herschikte EEX-Vo tot verwijzing met producties
  • de antwoordakte in het incident met productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vaststaande feiten

2.1.
SJB heeft aan Victrol opdracht gegeven om voor haar rekening en risico een partij van 6000 ton cutterstock (hierna: de lading) te (laten) vervoeren van Antwerpen naar Vlissingen.
2.2.
Victrol heeft op 27 augustus 2013 opdracht gegeven aan Elitra B.V. (hierna: Elitra ) om het betreffende vervoer uit te voeren.
2.3.
Elitra heeft de lading op 31 augustus 2013 te Antwerpen geladen in het m.s. “ Topaz ” (hierna: de Topaz ).
2.4.
In Vlissingen is de lading geweigerd. Besloten is om de lading naar de Botlek in Rotterdam te vervoeren en te lossen bij Service Terminal Rotterdam (hierna: STR).
2.5.
Tijdens het vervoer naar de Botlek zijn er problemen ontstaan met het rondpompen van de lading en heeft de schipper de Topaz in Spijkenisse afgemeerd.
2.6.
De Topaz is vervolgens naar Moerdijk gevaren, waar de lading bij Afvalstoffen Terminal Moerdijk is overgeladen in het m.s. “ Milano ” (hierna: de Milano ), dat op verzoek van SJB door Victrol was geregeld. De Milano heeft de lading daarna naar STR in de Botlek vervoerd.
2.7.
Ondanks sommatie heeft SJB de factuur voor het vervoer van de lading met de Milano niet betaald.

3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak

3.1.
Victrol vordert in de hoofdzaak betaling door SJB van € 35.016,67 aan vrachtpenningen voor het vervoer van de lading met de Milano van Moerdijk naar de Botlek, met rente en kosten.
3.2.
SJB voert verweer en concludeert subsidiair tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Victrol in de proceskosten. Volgens SJB is zij voor het vervoer met de Milano van Moerdijk naar de Botlek geen betaling verschuldigd, nu de inzet van de Milano te wijten is aan de te hoge verwarming van de lading op de Topaz en de gevorderde vrachtpenningen derhalve kosten betreffen die Victrol zelf heeft moeten maken om alsnog aan haar hoofdverplichting (vervoer van de lading van Antwerpen naar de gewijzigde plaats van aflevering in de Botlek) te voldoen.

4.De vordering en het verweer in het incident

4.1.
SJB concludeert primair, met een beroep op artikel 30 Herschikte EEX-Vo, dat de rechtbank - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - de procedure verwijst naar de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen teneinde aldaar verder te worden behandeld en afgedaan, althans om de procedure aan te houden totdat in de Antwerpse procedure definitief is beslist, met veroordeling van Victrol in de proceskosten.
4.2.
Victrol concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering - bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis - met veroordeling van SJB in de kosten van het incident. Volgens Victrol is artikel 30 Herschikte EEX-Vo niet van toepassing, nu geen sprake is van samenhangende vorderingen en de Antwerpse rechtbank niet bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen.
5. De beoordeling
5.1.
De onderhavige zaak betreft een internationaal geschil aangezien Victrol in België is gevestigd en SJB in Nederland. De rechtbank dient dan ook eerst ambtshalve vast te stellen of zij rechtsmacht heeft. Geconcludeerd wordt dat dit het geval is op grond van de hoofdregel dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat (artikel 4 Herschikte EEX-Vo).
5.2.
Voorts is de vraag aan de orde of tussen de vorderingen bij de Antwerpse rechtbank en de onderhavige vordering samenhang bestaat in de zin van artikel 30 Herschikte EEX-Vo.
5.3.
Artikel 30 Herschikte EEX-Vo luidt als volgt:
1. Wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van verschillende lidstaten, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak aanhouden.
2. Indien de vordering bij het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht in eerste aanleg aanhangig is, kan elk ander gerecht, op verzoek van een der partijen ook tot verwijzing overgaan mits het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht bevoegd is van de betreffende vordering kennis te nemen en zijn wetgeving de voeging ervan toestaat.
3. Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken, onverenigbare beslissingen worden gegeven.
5.4.
Voornoemd artikel heeft tot doel een betere coördinatie van de uitoefening van de rechterlijke bevoegdheid binnen de Europese Unie te verzekeren en te vermijden dat beslissingen worden gegeven die, ook al kunnen zij afzonderlijk ten uitvoer worden gelegd, uiteenlopen of onderling tegenstrijdig zijn. Het begrip “samenhang” moet ruim worden uitgelegd en omvat alle gevallen waarin bij afzonderlijke behandeling en berechting van de vorderingen gevaar bestaat voor tegenstrijdige uitspraken.
5.5.
Bij de Antwerpse rechtbank is een zaak aanhangig tussen Elitra en Victrol en in vrijwaring een zaak tussen Victrol en SJB en tien verzekeraars als vrijwillig tussenkomende partijen. De Antwerpse rechtbank heeft de twee zaken wegens samenhang gevoegd. Elitra heeft in de eerste zaak betaling van Victrol gevorderd van vier facturen inzake vrachtpenningen voor het vervoer van de lading met de Topaz van Antwerpen naar Vlissingen en van Vlissingen naar Moerdijk en demurrage kosten en daarnaast heeft zij tegen Victrol een vordering tot schadevergoeding ingesteld. Victrol heeft in de tweede zaak een eis tot vrijwaring en een subsidiaire “rechtstreekse eis” tot betaling van de door Elitra gevorderde bedragen ingesteld tegen SJB . De verzekeraars vorderen in de tweede zaak in een tegenvordering hoofdelijke veroordeling van Elitra en Victrol tot betaling van schadevergoeding. SJB heeft dezelfde tegenvordering ingesteld (productie 2 SJB : vonnis van 17 juni 2014 van de Antwerpse rechtbank). De verzekeraars en SJB voeren in de tweede zaak aan dat aan boord van de Topaz een fout is gemaakt waardoor neerslagvorming in de lading is ontstaan, met problemen aan de pompen van de Topaz en overligtijden tot gevolg.
5.6.
In zowel de onderhavige zaak als in de (gevoegde) zaak die aanhangig is bij de Antwerpse rechtbank zijn Victrol en SJB partij en is het toe- of afwijzen van de - op zichzelf verschillende - vorderingen afhankelijk van het antwoord op de kernvraag wie aansprakelijk is voor het feit dat de lading moest worden overgepompt uit de Topaz en verder moest worden vervoerd met de Milano . Er is derhalve sprake van samenhang tussen de vorderingen in de zin van artikel 30 Herschikte EEX-Vo. Dit levert gevaar op voor tegenstrijdige uitspraken, nu beide rechtbanken omtrent die vraag immers anders kunnen oordelen.
5.7.
Nu echter niet evident is dat de Antwerpse rechtbank bevoegd is om ook van de onderhavige vordering kennis te nemen - die bevoegdheid wordt door Victrol betwist en het betreft strikt genomen een vordering tot betaling van vervoer binnen Nederland door een in Nederland gevestigde debiteur - zal de rechtbank het verzoek van SJB in die zin honoreren, dat de onderhavige procedure zal worden aangehouden en worden verwezen naar de parkeerrol. De meest gerede partij zal de zaak weer kunnen opbrengen, nadat in de (gevoegde) Antwerpse procedures definitief is beslist omtrent de hiervoor onder 5.6. bedoelde aansprakelijkheid.
5.8.
Omdat de rechtbank SJB gedeeltelijk in het ongelijk stelt, zal zij de proceskosten compenseren als na te noemen.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak en in het incident
6.1.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van 6 april 2016 tot het in rechtsoverweging 5.7 vermelde doel,
6.2.
compenseert de proceskosten van het incident in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015.
615/32