In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van bijstandsuitkering aan eiseres. De zaak betreft een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb), die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam was afgewezen. De afwijzing was aanvankelijk gebaseerd op het voeren van een gezamenlijke huishouding, maar in het bestreden besluit werd deze grondslag gewijzigd naar het onvoldoende verstrekken van informatie over de woonsituatie van eiseres. De rechtbank oordeelde dat verweerder na een huisbezoek geen nadere inlichtingen had opgevraagd bij eiseres, waardoor zij niet in staat was gesteld om aan haar bewijslast te voldoen. Bovendien had verweerder geen aanvullend onderzoek gedaan naar de juistheid en volledigheid van de beschikbare informatie. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Daarom werd het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en werd de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en eiseres met terugwerkende kracht een uitkering toe te kennen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.