Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 22 augustus 2014, waarbij een comparitie van partijen is bepaald, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het proces-verbaal van de op 2 december 2014 gehouden comparitie van partijen.
2.De verdere beoordeling van de vordering
- omdat zij, naar zij zelf toegeeft, te weinig aandacht voor het pand heeft gehad- er mee bekend raakte dat het voorschot van zo’n € 67,00 per maand niet toereikend was om de werkelijke kosten (van met name gas- en elektriciteitsverbruik) te dekken, komt voor haar rekening en risico. Dat in één keer al de verborgen meterstanden van de voorgaande jaren medio 2012 naar boven kwamen hangt immers samen met haar –tekortschietend- toezicht op het deugdelijk (laten) registreren van de feitelijke meterstanden. De aanzienlijke (financiële) consequenties daarvan kan zij achteraf niet alsnog geheel op gedaagde als huurder van een studentenkamer in het onderhavige pand afwentelen. Daar komt bij dat eiseres een professionele grote verhuurder is, terwijl gedaagde -als student- een
niet-professionele huurder. Voorts acht de kantonrechter de omstandigheid van belang dat, gelet op de discrepantie tussen het voorschotbedrag dat gedaagde maandelijks betaalde en de werkelijke kosten- indien al juist- het aannemelijk is dat gedaagde als hij goed was geïnformeerd over de werkelijke servicekosten, de huurovereenkomst niet zou hebben gesloten.
€ 128,28
€ 212,29 in mindering heeft betaald, resulterend in een nog onbetaald gelaten bedrag van
€ 93,99. Dit bedrag is als door gedaagde onvoldoende weersproken eveneens toewijsbaar.