In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 15 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Woonvisie en een werkneemster, hierna aangeduid als [verweerster]. De werkneemster was sinds 1 mei 2009 in dienst bij de rechtsvoorgangster van Woonvisie en had te maken met langdurig ziekteverzuim. Woonvisie verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij zij stelde dat de werkneemster niet meer in staat was om haar functie adequaat uit te oefenen. De werkneemster voerde aan dat het verzoek tot ontbinding verband hield met haar zwangerschap en dat er geen sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een opzegverbod gold vanwege de zwangerschap van de werkneemster, maar dat dit opzegverbod niet in de weg stond aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter oordeelde dat de verstoorde arbeidsverhouding voldoende was aangetoond door Woonvisie, en dat herplaatsing van de werkneemster niet mogelijk was. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 december 2015 en heeft de werkneemster recht gegeven op een transitievergoeding van € 6.914,00 bruto, ondanks de argumenten van Woonvisie dat deze vergoeding niet verschuldigd zou zijn op basis van de Wet werk en zekerheid.
De rechter oordeelde dat toepassing van artikel XXII lid 7 van de WWZ in deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, en dat de werkneemster recht had op de transitievergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.