In deze zaak heeft verzoekster op 9 juli 2015 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift vastgesteld op 11 augustus 2015. Tijdens de zitting zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de gemeente Schiedam en Stichting Woonplus Schiedam aanwezig geweest. Verzoekster heeft een huurachterstand opgebouwd sinds het aangaan van de huurovereenkomst op 5 november 2014, en heeft zich niet als een goede huurder gedragen, wat heeft geleid tot overlast en vervuiling in de woning. Ondanks dat verzoekster recentelijk enkele huurtermijnen heeft voldaan, is de rechtbank van oordeel dat er geen stabiele financiële situatie is en dat verzoekster te passief is geweest in het oplossen van haar problemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, maar heeft geconcludeerd dat het belang van de verhuurder, Stichting Woonplus Schiedam, zwaarder weegt dan dat van verzoekster. Het verzoek om een moratorium is afgewezen, en verzoekster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de beslissing op 18 augustus 2015 openbaar uitgesproken.