Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De standpunten
3.De beoordeling
4.De beslissing
;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling voor twee schuldenaren. De rechter-commissaris had op 16 juni 2015 een voordracht gedaan om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenaren hun informatie- en sollicitatieplicht niet naar behoren waren nagekomen. Tijdens de zitting op 11 augustus 2015 zijn de schuldenaren niet verschenen, ondanks dat zij daartoe behoorlijk waren opgeroepen. De bewindvoerder had in een brief van 5 juni 2015 aangegeven dat de schuldenaren niet voldeden aan hun verplichtingen, waaronder het niet overleggen van benodigde stukken en het niet aantoonbaar solliciteren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Dit omvatte het niet tijdig indienen van sollicitatiebewijzen en het ontstaan van nieuwe schulden, waaronder een schuld bij de zorgverzekeraar. De rechtbank heeft ook in overweging genomen dat de schuldenaren tijdens de toelatingszitting op 20 november 2013 niet hebben geïnformeerd over een vordering van een schadeverzekeraar, wat een ernstige schending van hun informatieplicht is.
Op basis van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet heeft de rechtbank besloten de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen. De uitspraak is gedaan door mr. W. Reinds, rechter, en is openbaar uitgesproken.