ECLI:NL:RBROT:2015:7256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
12 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/13/1037 R en C/10/13/1038 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Reinds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakomen van verplichtingen door schuldenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling voor twee schuldenaren. De rechter-commissaris had op 16 juni 2015 een voordracht gedaan om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenaren hun informatie- en sollicitatieplicht niet naar behoren waren nagekomen. Tijdens de zitting op 11 augustus 2015 zijn de schuldenaren niet verschenen, ondanks dat zij daartoe behoorlijk waren opgeroepen. De bewindvoerder had in een brief van 5 juni 2015 aangegeven dat de schuldenaren niet voldeden aan hun verplichtingen, waaronder het niet overleggen van benodigde stukken en het niet aantoonbaar solliciteren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Dit omvatte het niet tijdig indienen van sollicitatiebewijzen en het ontstaan van nieuwe schulden, waaronder een schuld bij de zorgverzekeraar. De rechtbank heeft ook in overweging genomen dat de schuldenaren tijdens de toelatingszitting op 20 november 2013 niet hebben geïnformeerd over een vordering van een schadeverzekeraar, wat een ernstige schending van hun informatieplicht is.

Op basis van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet heeft de rechtbank besloten de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen. De uitspraak is gedaan door mr. W. Reinds, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer] R en [nummer] R
uitspraakdatum: 18 augustus 2015
Bij vonnis van deze rechtbank van 20 november 2013 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
en
[naam 1] ,
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
beiden wonende: [adres] ,
[woonplaats] ,
schuldenaren,
bewindvoerder: mr. J. van Rijen.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft op 16 juni 2015 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De bewindvoerder is gehoord ter terechtzitting van 11 augustus 2015. Schuldenaren zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de rechter-commissaris onder meer verwezen naar de brief van de bewindvoerder van 5 juni 2015. De bewindvoerder heeft daarin verklaard dat schuldenaren hun informatieverplichting niet naar behoren nakomen. Een aantal door de bewindvoerder verlangde stukken wordt niet overgelegd. Door het ontbreken van deze stukken is de bewindvoerder niet in staat een actueel overzicht boedeloverzicht te maken. Aan de hand van de overgelegde stukken tot en met december 2014 is de boedelachterstand vastgesteld op € 109,97. Verder spant schuldenaar zich niet aantoonbaar tot het uiterste in om werk te vinden. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 9 maart 2015 is met schuldenaar afgesproken dat hij minimaal twee keer per week dient te solliciteren en de bewindvoerder daarover maandelijks dient te informeren. Schuldenaar heeft geen sollicitatiebewijzen overgelegd. Voorts is van schuldenares niet bekend of zij al dan niet fulltime werkzaamheden verricht. Ook van haar heeft de bewindvoerder geen sollicitatiebewijzen ontvangen. Daarnaast is er een nieuwe schuld ontstaan bij de Zorgverzekeraar van schuldenaar voor een bedrag van € 1.635,23.
De bewindvoerder heeft bij brief van 4 augustus 2015 de laatste stand van zaken aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Zij deelt daarin mee dat de situatie sinds haar brief van 5 juni 2015 met betrekking tot het nakomen van de informatie-, sollicitatie- en afdracht- verplichting ongewijzigd is gebleven. De nieuwe schuld bij de zorgverzekeraar van schuldenaar is opgelopen tot een bedrag van € 2.409,78. Daarnaast is er ook nog een nieuwe schuld ontstaan bij de zorgverzekeraar van schuldenares voor een bedrag van € 1.742.,--
De bewindvoerder heeft haar advies tot tussentijdse beëindiging gehandhaafd.
Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder de inhoud van haar brief van 4 augustus 2015 gehandhaafd.
Schuldenaren zijn niet verschenen en hebben daarmee geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid feiten en omstandigheden aan te voeren die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaren in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuldenlast van circa € 62.709,-- niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dienen de schuldenaren gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, hun inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaren wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
Vast is komen is staan dat schuldenaren toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Schuldenaren zijn door de rechter-commissaris op 9 maart 2015 gehoord in verband met het niet nakomen van een aantal verplichtingen. Van dat verhoor is een proces-verbaal opgemaakt met daarin opgenomen afspraken, welk proces-verbaal op 16 maart 2015 naar schuldenaren is verzonden. In dat proces-verbaal is onder meer opgenomen dat met schuldenaren is afgesproken dat zij alle ontbrekende stukken per email naar de bewindvoerder zullen versturen en dat zij vanaf heden (lees: 9 maart 2015) de stukken tijdig zullen insturen. Schuldenaren hebben verder erkend dat er geen bewijsstukken van sollicitaties zijn. Schuldenares heeft aangegeven vanaf december 2014 fulltime werk te hebben. Hiermee is komen vast te staan dat schuldenares ruim één jaar tekort is geschoten in haar aanvullende sollicitatieverplichting. Schuldenaar is gedurende de gehele regeling de sollicitatieverplichting niet nagekomen. Dit is een ernstig verzuim. Met hem is afgesproken dat hij minimaal twee keer per week dient te solliciteren en de bewindvoerder daarover maandelijks te informeren. Schuldenaren zullen verder de bewindvoerder informeren over de juiste hoogte van de nieuwe schulden aan het VGZ en de getroffen betalingsregelingen. Daarnaast zullen de schuldenaren een voorstel doen voor het inlopen van de door de bewindvoerder opnieuw berekende boedelachterstand, inclusief de niet aan de boedel afgedragen door schuldenares ontvangen jubileumuitkering van € 250,--.
De rechtbank stelt vast dat schuldenaren de afspraken met de rechter-commissaris, opgenomen in het proces-verbaal van 9 maart 2015, niet zijn nagekomen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende is komen vast te staan dat schuldenaren de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zijn nagekomen. Schuldenaren zijn immers de informatie-, afdracht- en sollicitatieverplichting niet naar behoren nagekomen. Ten aanzien van het niet nakomen van de informatieverplichting neemt de rechtbank daarbij tevens in overweging dat schuldenaren ook ten tijde van de toelating tot de schuldsaneringsregeling op 20 november 2013 de rechtbank niet hebben geïnformeerd over een vordering van een schadeverzekeraar en het feit dat deze vordering is ontstaan als gevolg van het plegen van een strafbare feit door schuldenaar, aangezien hij een aanrijding met een auto heeft veroorzaakt, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. De vordering van de schadeverzekeraar ad € 8.647,45 is bij aangetekende brief op 25 juni 2013 aan schuldenaren verzonden en op 26 juni 2013 hebben zij de 285 Fw.verklaring ondertekend. Het is heel goed mogelijk, dat de schuldenaren op het moment van het ondertekenen van die verklaring niet op de hoogte waren de inhoud van die aangetekende brief. Echter, door van dit feit geen gewag te maken bij de mondelinge behandeling van het inleidend verzoekschrift, hebben de schuldenaren hun informatieplicht ernstig geschonden, nog afgezien van het antwoord op de vraag, of de schuldenaar bij het laten ontstaan van de schuld aan de schadeverzekeraar te goeder trouw was.
Daarnaast hebben schuldenaren bovenmatige nieuwe schulden laten ontstaan, die zij gedurende de schuldsaneringsregeling verder hebben laten oplopen.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.855,56
;
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Reinds, rechter, en in aanwezigheid van M.
Bijnagte,griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2015. [1]