ECLI:NL:RBROT:2015:7124

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
10/661147-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijk geweld tegen personen, veroordeling openlijk geweld tegen viswinkel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging tegen personen en goederen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het plegen van openlijk geweld tegen de aangevers, de broers [aangever 1] en [aangever 2], omdat de feitelijke toedracht van het geweld niet voldoende kon worden vastgesteld. De verklaringen van de aangevers en de verdachte verschilden op essentiële punten, en er ontbraken objectieve bewijzen van letsel. Hierdoor kon niet worden vastgesteld wie het geweld had begonnen en in welke mate de verdachte betrokken was bij het geweld tegen de aangevers.

Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een viswinkel. Dit bleek uit de aangiftes van de aangevers en de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten verantwoordelijk waren voor de vernielingen aan de viswinkel, waaronder het inslaan van een ruit en het slaan met stoelen tegen de deur. De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht van de verdachte verworpen, omdat dit onvoldoende onderbouwd was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661147-15
Datum uitspraak: 6 oktober 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
raadsman: mr. P. van Tour, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2015.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie [officier van justitie] heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, dat de verdachte zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt, dat verdachte op geen enkele wijze contact zal hebben met de aangevers in deze zaak en dat verdachte zich niet op het Ambachtsplein en in een straal van 100 meter daarbuiten zal bevinden met bevel de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren alsmede tot een werkstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat zowel het ten laste gelegde plegen van openlijk geweld tegen personen als het ten laste gelegde plegen van openlijk geweld tegen goederen bewezen kan worden.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het ten laste gelegde plegen van openlijk geweld tegen personen als het ten laste gelegde plegen van openlijk geweld tegen goederen.
4.1.3.
Beoordeling
Openlijk geweld tegen personen
Ten aanzien van het ten laste gelegde plegen van openlijk geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] wordt het volgende overwogen.
De rechtbank ziet zich geconfronteerd met twee scenario’s omtrent hetgeen op 26 juni 2015 op het Ambachtsplein heeft plaatsgevonden en de toedracht hiervan:
Scenario 1:
Aan de ene kant is er het scenario van aangevers, de broers [aangever 1] en [aangever 2]. Dat scenario houdt – kort gezegd – in dat [aangever 1] de verdachte zag lopen op het Ambachtsplein en hem vervolgens heeft vastgepakt om hem van het Ambachtsplein te verwijderen, dat [aangever 1] de verdachte bij de supermarkt [supermarkt] heeft losgelaten, dat de verdachte vervolgens is weggelopen en dat de verdachte en zijn drie medeverdachten even later zijn teruggekeerd en toen de aanval hebben geopend. Daarbij zouden verdachte en/of zijn medeverdachten beide aangevers hebben geslagen en geschopt. [aangever 2] zou daarbij meermalen tegen zijn hoofd zijn geschopt.
Scenario 2:
Aan de andere kant is er het scenario van de verdachte en zijn medeverdachten, dat er – kort gezegd – op neer komt dat de verdachte door de broers [aangevers] in elkaar werd geslagen waardoor de verdachte kort bewusteloos is geraakt. De drie medeverdachten hebben de verdachte vervolgens verdedigd tegen het geweld van de broers. Verdachte heeft verklaard weliswaar te hebben geslagen, doch dit was om zichzelf te verdedigen. De medeverdachten hebben verklaard dat er is getrokken/geduwd (teneinde verdachte te ontzetten), doch dat er niet is geschopt of geslagen.
Beoordeling:
De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten enerzijds en de aangevers [aangever 1] en [aangever 2] anderzijds wijken aldus op substantiële onderdelen van elkaar af. Maar ook de verklaringen van de aangevers [aangever 1] en [aangever 2] wijken op dit onderdeel onderling op essentiële punten van elkaar af. Zo heeft [aangever 1] verklaard dat hij ook is geschopt en geslagen door de verdachten, terwijl dit door zijn broer niet wordt bevestigd. Het dossier bevat voorts geen verklaringen van omstanders die het moment van de ontmoeting tussen de verdachte en aangevers, het daarop volgende handgemeen en het inmengen van de medeverdachten in het handgemeen hebben gezien. Onduidelijk is dus wie het handgemeen is begonnen en op welke wijze de verdachte en zijn medeverdachten hieraan hebben bijgedragen. Evenmin bevat het dossier medische informatie dan wel een objectieve constatering van letsel bij de aangevers [aangever 1] en [aangever 2], zodat niet objectief kan worden vastgesteld of er sprake is geweest van letsel bij aangevers.
Aldus kan niet in voldoende mate worden vastgesteld wat de feitelijke toedracht van het geweld is geweest voorafgaand aan de aanval op de viswinkel, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van het plegen van openlijk geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2].
Openlijk geweld tegen goederen
Ten aanzien van het plegen van openlijk geweld tegen de viswinkel overweegt de rechtbank als volgt. Dat er geweld is uitgeoefend tegen de viswinkel blijkt genoegzaam uit het proces-verbaal van bevindingen, waarin de verbalisanten de ravage omschrijven die zij aldaar aantroffen. De vraagt die rijst is of verdachte en zijn drie medeverdachten daarvoor verantwoordelijk zijn. Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarbij acht de rechtbank allereerst van belang de aangiftes van [aangever 1] en [aangever 2] die op dit onderdeel wel eenduidig zijn en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen en waaruit blijkt dat zij op enig moment van verdachte en zijn drie medeverdachten zijn weggerend en de viswinkel zijn binnengevlucht en dat – terwijl zij binnen waren – met stoelen tegen de deur van de winkel werd geslagen en een ruit werd ingegooid, waarna de daders de viswinkel binnen kwamen. Vervolgens is van belang hetgeen de verbalisanten relateren omtrent wat zichtbaar is op de ter plekke door een omstander gemaakte camerabeelden. Op deze camerabeelden is te zien dat zowel verdachte als zijn drie medeverdachten in en bij de viswinkel zijn geweest. Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat het verdachte en zijn drie medeverdachten zijn geweest die het geweld jegens de viswinkel hebben uitgeoefend.
4.1.4.
Conclusie
Het bovenstaande betekent dat niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2]. De verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van het plegen van openlijk geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2].
Wel is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen plegen van openlijk geweld tegen goederen, te weten de viswinkel.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 juni 2015 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, het Ambachtsplein,
- openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (vis)winkelpand, welk geweld bestond uit inslaan/ingooien van een ruit van dat winkelpand en (meermalen) slaan met stoelen tegen een deur van dat winkelpand;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is een beroep gedaan op psychische overmacht. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte bewusteloos is geweest en dat hij zich niets kan herinneren van hetgeen hij heeft gedaan nadat hij was bijgekomen uit die bewusteloosheid, dus ook niet van het aan hem ten laste gelegde plegen van openlijk geweld tegen de viswinkel.
6.2.
Beoordeling
Van psychische overmacht is sprake in de gevallen waarin verdachte verkeert in een toestand waarin hij niet redelijkerwijs weerstand had kunnen en behoren te bieden aan de op hem uitgeoefende drang. Op grond van hetgeen namens verdachte is aangevoerd, is het beroep op psychische overmacht onvoldoende onderbouwd, terwijl ook overigens niet aannemelijk is geworden dat ten aanzien van (een van) de onderhavige feiten van psychische overmacht sprake was. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
6.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld. De verdachte heeft, samen met anderen, diverse vernielingen aangericht aan een viswinkel. De verdachte heeft door zijn gewelddadig handelen gevoelens van onveiligheid opgewekt bij de eigenaar van de viswinkel, diens broer die bij het gewelddadige handelen aanwezig was en de omstanders die hier ongewild getuige van zijn geweest. Hoewel de precieze toedracht van het geweld niet is vast komen te staan, is duidelijk dat er een grote intimidatie is uitgegaan van het gedrag van verdachte en zijn medeverdachten. Er is sprake geweest van een gezamenlijke aanval op de viswinkel, hetgeen heeft geleid tot een ravage. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen nogal eens een beangstigende indruk maken op diegenen die daarvan slachtoffer of rechtstreeks getuige zijn. Ook zorgen dergelijke gebeurtenissen voor onrust in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 augustus 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 29 juni 2015 betreffende de verdachte, welk rapport is opgesteld ten behoeve van de voorgeleiding van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
152 (honderdtweeënvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
76 (zesenzeventig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en J. de Lange, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2015.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 juni 2015 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, het Ambachtsplein, in elk geval op of aan een openbare weg,
- openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en/of [aangever 2], welk geweld bestond uit het (meermalen) schoppen/trappen en/of slaan/stompen van die [aangever 1] en/of schoppen/trappen (al dan niet tegen het hoofd) en/of slaan (al dan niet met een ijzeren paal) en/of stompen van die [aangever 2]
en/of
- openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (vis)winkelpand, welk geweld bestond uit inslaan/ingooien van een ruit van dat winkelpand en/of (meermalen) slaan met stoelen tegen een deur van dat winkelpand;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht