ECLI:NL:RBROT:2015:7069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
10/701053-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld bij aanhouding en recidivegevaar met afwijzing vorderingen benadeelde partijen

Op 15 juli 2015 vond de openbare terechtzitting plaats in de Rechtbank Rotterdam, waar de politierechter, mr. J. Snitker, de zaak behandelde tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en belediging van ambtenaren in functie. De verdachte was aanwezig en verklaarde dat hij in een situatie van escalatie handelde, waarbij hij de agenten te hulp schoot toen een medeverdachte hardhandig werd aangepakt. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 100 uur en vrijspraak voor een ander feit. De benadeelde partijen vorderden schadevergoeding, maar de politierechter wees deze vorderingen af, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd.

De politierechter oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, waaronder mishandeling van een hoofdagent en belediging van twee agenten. De strafoplegging bestond uit een geldboete van €600,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en het feit dat hij al een tijd geen justitiecontacten had. De politierechter concludeerde dat de verdachte al een vorm van straf had ondergaan door zijn arrestatie en de klappen die hij had gekregen.

De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de politierechter van mening was dat de agenten in deze situatie niet voorgetrokken konden worden in het civiele recht. De politierechter benadrukte dat de benadeelde partijen hun vorderingen onvoldoende hadden onderbouwd en dat er geen objectief bewijs was voor de geleden schade. De verdachte werd op de hoogte gesteld van zijn recht om binnen veertien dagen hoger beroep in te stellen tegen het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-701053-14
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 15 juli 2015.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. J. Snitker
officier van justitie [officier van justitie],
griffier L. van Hemert
De zaak tegen na te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd

[verdachte]

geboren te [plaats] op [datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
Als raadsvrouw van de verdachte is aanwezig mr. [raadsvrouw], advocaat te Rotterdam.
Tevens zijn aanwezig [benadeelde partijen 1 en 2]. Zij hebben door middel van een voegingsformulier te kennen gegeven zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen.
(…)
De politierechtervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede, dat hij niet tot antwoorden is verplicht.

De officier van justitie draagt de zaak voor.

(…)
De politierechterdeelt mede de korte inhoud van: [de in artikel 301 Sv bedoelde stukken]
(…)

De verdachte verklaart:

A. U, politierechter, vraagt mij of ik het raar vond wat er gebeurde en of ik daardoor op de agenten af ging. Ja, [medeverdachte] werd hardhandig aangepakt. Ik kan niet ontkennen dat ik toen door het lint ging. Ik ben ook met de stok geslagen door de agenten toen ik me overgaf.
De raadsvrouw van de verdachte, vraagt of de beelden, die naar aanleiding van de vorige zitting beschikbaar zijn gesteld en aan het dossier zijn toegevoegd, kunnen worden bekeken.
De Politierechter stelt vast dat de beelden niet kunnen worden afgespeeld vanwege een technisch probleem.
U vraagt mij of ik nog wat wil verklaren. Ik vind het jammer dat de beelden niet getoond kunnen worden.
U, Politierechter, vraagt mij of ik met de reclassering heb gesproken. Ja, ik heb contact gehad met de reclassering. Ik leid een rustig burgerbestaan.
De politierechtergaat over tot bespreking van de vordering van de benadeelde partij.
De gemachtigde van de benadeelde partijdeelt mede dat [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit 200,00 euro aan schadevergoeding vordert. [Benadeelde partij 2] vordert ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit 150,00 euro aan schadevergoeding van de verdachte (…) en zijn medeverdachte (…).
De raadsvrouwverklaart in reactie op de vorderingen van de benadeelde partijen:
Mijn cliënt heeft behoorlijk wat letsel opgelopen en is daarvoor meteen naar een FARR arts geweest. Hij is toen doorverwezen naar het ziekenhuis. Er is veel meer gebeurd dan wat daadwerkelijk in het proces-verbaal van de politie staat.

De officier van justitie houdt haar requisitoir (…).

De officier van justitie vordert dat de verdachte ter zake van het subsidiair onder 1 ten laste gelegde en onder 2 ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur. Ter zake van het primair onder 1 ten laste gelegde feit vordert de officier van justitie vrijspraak.
De officier legt de vordering over.
De officier van justitiemerkt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen op:
Ik vind de vorderingen van de benadeelde partijen alleszins redelijk. Ik vorder toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.

De raadsvrouw voert aan: (…)

De verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart:

Zoals mijn advocaat het zegt, zo is het gegaan. Ik heb alleen aangevallen op het moment dat ik zag dat [medeverdachte] gewurgd werd. Het was niet met opzet en het is uit de hand gelopen. Ik wil sorry zeggen voor wat er is gebeurd. Ik heb er nog steeds last van, zeker elke keer als ik politie zie.

De politierechter beslist als volgt.

De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven. De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
(…)

Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat
1.
hij op 04 april 2014 te Rotterdam, [slachtoffer 1] (hoofdagent bij de politie eenheid [plaats]) heeft mishandeld door [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het lichaam te trappen;
2.
Hij op 04 april 2014 te Rotterdam, opzettelijk beledigend ambtenaar, te weten [slachtoffer1], hoofdagent bij politie eenheid [plaats], en [slachtoffer 2], agent bij politie eenheid [plaats], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden ‘kankerlijers, kankerlijers en klootzakken, laat hem los kankerlijers’;

Kwalificaties

De bewezen feiten leveren op:
eenvoudige mishandeling
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid feiten

De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

De verdachte is strafbaar

Toegepaste wetsartikelen

Artt. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 266, 267, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafoplegging

Geldboete van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
met bevel, dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 (zegge: vijftig euro) per dag, zodat na deze aftrek een geldboete van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) resteert.
met bevel dat van deze geldboete een gedeelte, € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 1 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt.

Algemene voorwaarde

algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

Motivering strafoplegging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In het bijzonder de volgende omstandigheden zijn bepalend geweest voor de strafmaat.
De verdachte is naar aanleiding van het incident in verzekering gesteld en heeft twee nachten op het politiebureau doorgebracht. Bij zijn arrestatie heeft de verdachte klappen gekregen en letsel opgelopen. Volgens Reclassering Nederland heeft de verdachte oprecht spijt van zijn handelen, verricht hij betaald werk waarmee hij zijn gezin onderhoudt en heeft de verdachte al lange tijd geen politie-of justitiecontacten meer; de kans op herhaling zou dan ook niet groot zijn. De politierechter stelt vast dat de verdachte door de klappen die hij op de dag van het incident heeft gehad en de dagen die hij in voorarrest heeft doorgebracht, al een vorm van straf heeft ondergaan. Een blik op het reclasseringsadvies en het strafblad van de verdachte leert verder dat het een incident betreft en niet in een patroon van actueel crimineel gedrag past. De politierechter ziet hierin aanleiding voor minder vergelding en leedtoevoeging dan de officier van justitie heeft gevorderd.

Bijkomende beslissingen

Het primair onder 1 ten laste gelegde is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Niet bewezen wordt geacht hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Motivering beslissing op vordering benadeelde partij

De benadeelde partijen vorderen ter zake van feit 1 als vergoeding van immateriële schade bedragen van respectievelijk € 200,00 en € 150,00.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen.
De politierechter wijst de vorderingen van de benadeelde partijen af.
Buiten kijf staat dat de agenten bescherming van het recht verdienen, vandaar ook bewezen verklaringen in de zaken tegen de verdachte en zijn medeverdachte. Een agent die een civielrechtelijke vordering tegen een arrestant indient heeft echter voor het recht geen ‘streepje voor,’ hij is gewoon een burger die het opneemt tegen een andere burger. Het civiele recht kent eigen bewijsregels van stellen, betwisten en bewijzen. In dit geval is de stelling dat immateriele schade is geleden niet met objectieve stukken onderbouwd en er moet dan ook aangenomen worden dat objectief medisch/psychologisch onderzoek dat steun kan bieden aan de vordering van de benadeelde partij niet is gedaan. Daarnaast ligt in de betwisting door de verdachte een ‘eigen-schuldverweer’ besloten, erin bestaand dat de escalatie zou zijn veroorzaakt door het optreden van de politie/benadeelde partij zelf. Hierop heeft de benadeelde partij niet gereageerd. Onder deze omstandigheden is de politierechter van oordeel dat de benadeelde partij zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd en dat de benadeelde partij niet aan zijn stelplicht heeft voldaan.

Beslissing op vordering benadeelde partij

De vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen.
_________________________________________________________________________
De politierechtergeeft aan de verdachte kennis dat hij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt hem opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.