In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 30 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een tandarts en zijn assistente. De werkgever, [verzoeker], heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op grond van verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. De arbeidsovereenkomst was aangegaan op 12 mei 2014 en zou eindigen op 11 april 2016. De verstoorde arbeidsverhouding was ontstaan na beschuldigingen van [verweerster] over seksueel intimiderend gedrag door [verzoeker]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerster], maar dat de arbeidsrelatie onherstelbaar was verstoord. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3, onder g, BW toewijsbaar was. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 november 2015, zonder toekenning van een transitievergoeding of billijke vergoeding. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.