In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2015 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van [eiser] tegen de Gemeente Albrandswaard. [eiser] had verzet aangetekend tegen dwangbevelen die waren opgelegd voor gemeentelijke heffingen en waterschapsbelasting over de jaren 2013 en 2014. De Gemeente Albrandswaard had de belastingheffing en -invordering uitbesteed aan het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling (SVHW).
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] geen bezwaar had gemaakt tegen de opgelegde aanslagen en dat zijn verzoek om kwijtschelding was afgewezen omdat hij zijn financiële gegevens niet had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat het verzet tijdig en op de juiste wijze was ingesteld, maar dat het alleen gericht kon zijn tegen de aanslagen en dwangbevelen voor het belastingjaar 2013.
De rechtbank heeft vervolgens de materiële verschuldigdheid van de aanslagen beoordeeld. Het verzet van [eiser] werd ongegrond verklaard, omdat onvoldoende was aangetoond dat de materiële verschuldigdheid van de aanslagen zo twijfelachtig was dat de ontvanger niet tot tenuitvoerlegging had kunnen overgaan. De rechtbank heeft [eiser] veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente Albrandswaard, die zijn begroot op € 904,00.