ECLI:NL:RBROT:2015:7039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
2 oktober 2015
Zaaknummer
10/960163-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde computervredebreuk, diefstal, witwassen en poging tot oplichting in een cybercrimezaak

Op 2 oktober 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een grootschalige cybercrime-operatie. De verdachte werd beschuldigd van gekwalificeerde computervredebreuk, diefstal, witwassen en poging tot oplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een botnet had opgezet, waarmee computers werden geïnfecteerd met malware. Deze malware leidde tot het verkrijgen van toegang tot bankrekeningen van slachtoffers, waarbij hun inloggegevens en TAN-codes werden gestolen. De verdachte en zijn medeverdachten maakten gebruik van deze gegevens om geldbedragen over te maken naar hun eigen rekeningen of die van zogenaamde 'moneymules'. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal door middel van valse sleutels en witwassen van de verkregen gelden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet aan een strafbaar feit mocht schuldig maken. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de ING Bank voor de geleden schade door de gepleegde diefstallen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/960163-14
Datum uitspraak: 2 oktober 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [locatie Penitentiaire Inrichting]
raadsman mr. B.J. de Pree, advocaat te Amersfoort.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14, 15, 17 en 18 september 2015.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting omwille van overzichtelijkheid gebruik gemaakt van een matrix waaruit blijkt welke verwijten in welke feiten op de tenlastelegging terugkomen. De verwijten zijn kort aangeduid en voorzien van een nummering in Romeinse cijfers. Deze nummering in Romeinse cijfers is ter informatie in rechte haken opgenomen in de bewezenverklaringen. Waar de tenlastelegging bestaat uit verschillende onderdelen die met gedachtestreepjes zijn genummerd, heeft de rechtbank tevens in Arabische cijfers de gedachtestreepjes doorlopend genummerd. De matrix is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Ridderbeks heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2A, 3, 4A, 4B en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Algemeen
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de dagvaarding meermalen de feitelijke omschrijving van de ten laste gelegde feiten wordt voorafgegaan door de woorden ‘onder andere’. De rechtbank is van oordeel dat de beschuldiging op dit punt onvoldoende feitelijk omschreven is en zal de dagvaarding voor wat betreft dit punt nietig verklaren. Het betreft de woorden ‘onder andere’ in de feiten 2A, 4A, 4B en 5.
4.2.
Feit 1
Ambtshalve oordeelt de rechtbank als volgt.
Onder de omschrijving van feit 1 is het volgende opgenomen:
“(gekwalificeerde computervredebreuk, deeldossier 0, 5, 7, 11, 12)
(artikel 138ab, lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
art 139d lid 3 Wetboek van Strafrecht”
De rechtbank constateert dat de tenlastelegging, ondanks de vermelding van artikel 139d, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), enkel is toegespitst op artikel 138ab Sr. De tekst van de tenlastelegging is niet voor een andere uitleg vatbaar en de vermelding van artikel 139d, derde lid, Sr is dus een kennelijke verschrijving. De tenlastelegging voldoet aan alle eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) daaraan stelt.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Feit 1
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is bij computervredebreuk, gepleegd door (de verspreiding van) webinjects en Perkele. Hiervan wordt de verdachte, overeenkomstig het door de verdediging gevoerde verweer, dan ook vrijgesproken.
Wel is echter bewezen dat de verdachte zelf of in bewuste en nauwe samenwerking met een mededader met valse sleutels heeft ingelogd op internetbankieromgevingen en transacties heeft verricht. Dit is computervredebreuk ten opzichte van de geautomatiseerde werken van de betrokken bank. Dat sprake is van plegen of medeplegen volgt uit de bewijsmiddelen die in de bijlagen bij dit vonnis zijn opgenomen. In zoverre wordt het door de verdediging gevoerde verweer verworpen.
Hetgeen de verdediging verder heeft betoogd met betrekking tot feit 1 gaat uit van een tenlastelegging toegesneden op artikel 139d Sr. Zoals hierboven al is geoordeeld, is die lezing van de tenlastelegging onjuist, zodat dit verder onbesproken kan blijven.
5.1.2.
Feit 2A, [x]
[slachtoffer 1] heeft namens het [x] aangifte gedaan van diefstal: onbevoegden hebben op 22 november 2013 toegang verschaft tot zijn bankrekening en vervolgens een geldbedrag van € 2.480 overgemaakt naar de bankrekening van [x] . [slachtoffer 1] heeft dit vastgesteld na controle van zijn rekeningsaldo. Hiermee staat vast dat, anders dan de verdediging voorstaat, sprake is van een voltooid delict. Immers: het geld was weggenomen bij [slachtoffer 1] ; hij kon er niet meer over beschikken. Dat het bedrag uiteindelijk niet is gecrediteerd op een andere rekening, maakt dit niet anders.
5.1.3.
Feit 2A, [x]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van oplichting. Onbevoegden hebben toegang verkregen tot zijn bankrekening en vervolgens is op 7 maart 2014 een bedrag van € 5.000 overgemaakt naar de bankrekening op naam van een nagelstudio genaamd [x] .
Op een in de auto van de verdachte aangetroffen geheugenkaart staat een afbeelding van een scherm van een mobiele telefoon. Uit deze screenshot blijkt dat is ingelogd op de bankrekening van genoemde nagelstudio. De transactie van € 5.000 is hierop ook te zien. Dezelfde geheugenkaart bevat een op 7 maart 2014 opgeslagen afbeelding van een pinbon die betrekking heeft op deze transactie.
Het bovenstaande, mede in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de betrokkenheid van de verdachte bij deze diefstal kan worden bewezen. Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt dan ook verworpen.
5.1.4.
Feiten 2A en 4A, [x] / [x] / [x]
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van oplichting en diefstal. Op 20 februari 2014 wordt hij rond 10.10 uur gebeld door iemand die zich uitgeeft voor “medewerkster” van de SNS-bank. In dat gesprek weet zij bankgegevens van hem te ontfutselen. Alles wijst er op dat al tijdens dat gesprek vanaf zijn bankrekening een geldbedrag van € 3.500 is overgemaakt naar de bankrekening van [x] en een geldbedrag van € 3.350 naar de bankrekening van [x] .
Nog geen twintig minuten na deze transacties wordt met de pinpas van [x] een betaling gedaan van € 2.450 en vrijwel direct daarna met de pinpas van [x] een betaling van € 2.350. Beide betalingen vinden plaats op hetzelfde mobiele pinautomaat op naam van het bedrijf [x] .
Uit het bovenstaande volgt dat het niet anders kan, dan dat deze “pinner” nauw en bewust heeft samengewerkt met genoemde “medewerkster”. Door deze samenwerking wist de pinner wanneer het middels oplichting verkregen geld van [slachtoffer 3] op de bankrekeningen van de moneymules [x] en [x] was overgemaakt, zodat deze dit snel daarna kon opnemen.
Vastgesteld moet worden dat deze pinner de verdachte betreft. Uit de bewijsmiddelen volgt dat hij gebruikmakende van een valse identiteit, te weten [x] , op naam van het bedrijf [x] een huurovereenkomst was aangegaan ter verkrijging van genoemd mobiele pinautomaat. De verdachte heeft, zo blijkt uit de bij hem thuis aangetroffen verpakking, dit apparaat ook daadwerkelijk in bezit gekregen. Tot slot staan op een in zijn auto aangetroffen geheugenkaart afbeeldingen van kassabonnen die betrekking hebben op de pintransacties van € 2.450 en € 2.350.
Samenvattend komt het er op neer dat de verdachte een uitgebreide structuur heeft opgezet om gestolen gelden te laten overmaken op bankrekeningen van moneymules om vervolgens dat geld van die bankrekeningen af te halen en zijn eigen rol daarin zoveel mogelijk proberen te verhullen.
5.1.5.
Feit 3
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte op geen enkele manier geprobeerd heeft het geld in het geldcircuit te brengen. Er zijn door hem ten aanzien van de door hem opgenomen geldbedragen geen verhullingshandelingen verricht en hij dient dan ook te worden vrijgesproken van witwassen.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar betoog. De verdachte en zijn mededaders hebben in verschillende samenstellingen en op verschillende wijzen bankrekeningen van derden leeggehaald en daarna wederom op verschillende manieren “gecasht”. Het geld van de slachtoffers is verdwenen en daarmee is naar het oordeel van de rechtbank het voorhanden hebben en/of overgedragen hebben en /of omgezet hebben een feit en is sprake van witwassen.
5.1.6.
Feiten 4B en 5
Poging tot oplichting [x] / [x]
De verdachte wordt onder feit 4B verweten het medeplegen van de poging tot oplichting van [x] en [x] ). De verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij dit feit.
Op 25 september 2014 werd door de afdeling Kaartacceptatie van [x] een aanvraag voor een [x] ontvangen op naam van [slachtoffer 4] . De kaart is uiteindelijk niet verstrekt. Tijdens de doorzoeking op 30 september 2014 van de woning van [medeverdachte 1] wordt een laptop aangetroffen die aanstond. Op het scherm is een tekstbestand te zien met daarop gedetailleerde (salaris)gegevens van [slachtoffer 4] en het woord [naam winkel] . Het lijkt er sterk op dat dit gegevens zijn die bestemd zijn om een vervalste loonstrook op naam van [slachtoffer 4] samen te stellen. Op 24 september 2014 werd de verdachte gebeld door zijn [medeverdachte 1] . Tijdens dat telefoongesprek wordt over en weer gesproken over het aanvragen van een creditcard bij [naam winkel] . Een andere uitleg van dit gesprek is, in het licht van het bovenstaande, niet mogelijk. Gesproken wordt ook over salarisgegevens en dat “ze” getrouwd zijn. [slachtoffer 4] is getrouwd en de besproken gegevens komen overeen met de inhoud van genoemd tekstbestand. Tot slot wordt op de mobiele telefoon van de verdachte een op 26 september 2014 opgeslagen afbeelding aangetroffen waarop te lezen valt, kort samengevat, dat de aanvraag van een [naam winkel] Card is ontvangen en dat nog aanvullende documenten noodzakelijk zijn.
Dit alles wijst er op dat de verdachte betrokken is geweest bij de achteraf mislukt gebleken aanvraag van de creditcard op naam van [slachtoffer 4] . Kennelijk had [naam winkel] nog aanvullende gegevens nodig zoals bijvoorbeeld een salarisstrook en de verdachte heeft samen met zijn [medeverdachte 1] gesproken over de daarin op te nemen (valse) gegevens. Gelet op al het bovenstaande moet de verdachte als medepleger van dit feit worden aangemerkt.
Poging tot oplichting Belastingdienst
De Belastingdienst ontvangt via internet begin september 2014 op naam van [betrokkene] het verzoek tot kinderopvangtoeslag voor haar drie kinderen die ingeschreven zouden zijn bij het kinderdagverblijf genaamd [naam kinderdagverblijf] . Deze aanvraag is vals: de eigenaresse van [naam kinderdagverblijf] , de moeder van de verdachte, heeft de Belastingdienst bericht dat de drie kinderen niet meer bij haar bedrijf waren ingeschreven.
Bij brief van 8 september 2014 had de Belastingdienst nog verzocht om, ter beoordeling van de aanvraag, nadere gegevens waaronder in elk geval loonstroken vanaf “juli 2014 tot en met heden”. Deze loonstroken zijn daadwerkelijk opgestuurd naar de Belastingdienst. De verdachte kan, zo begrijpt de rechtbank, niet uitsluiten dat hij in de hoedanigheid als administratieve hulp van [naam kinderdagverblijf] deze heeft opgestuurd.
De loonstroken zijn vals. Alles wijst erop dat de [medeverdachte 1] deze aan de hand van een eigen loonstrook middels computerbewerking heeft opgesteld op naam van [betrokkene] .
Er is voldoende bewijs voorhanden dat ook de verdachte betrokken is geweest bij de vervaardiging van deze valse loonstroken en daarmee ook bij de oplichting van de Belastingdienst. De rechtbank verwijst hierbij naar de inhoud van een telefoongesprek van 11 september 2014 tussen de verdachte en zijn [medeverdachte 1] . Het gesprek gaat over het aanpassen van loonstroken en dat, zo zegt de verdachte, loonstroken nodig zijn vanaf “eind juli tot nu”. Die laatste opmerking, bezien ook in het licht van de datum van het telefoongesprek, maakt dat het niet anders kan dan dat dit gesprek betrekking heeft op het vervalsen van loonstroken met als doel het oplichten van de Belastingdienst. Dat de verdachte actief betrokken is geweest bij de aanvraag blijkt ook uit afbeeldingen, aangetroffen op zijn mobiele telefoon. Deze afbeeldingen tonen een inlogsessie op de site van de Belastingdienst op naam van [betrokkene] en van het ingelogd zijn op de Rabobank-webomgeving (telebankieren) eveneens op naam van [betrokkene] .
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
[ii]
hij in de periode van
19 september2013 tot en met 30 september 2014
te Barendrecht en/of Almere en/of Den Haag, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, is binnengedrongen, waarbij hij en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat geautomatiseerde werk heeft verworven door een valse sleutel en
vervolgens gegevens die waren opgeslagen, werden verwerkt of overgedragen
door dat geautomatiseerde werk waarin hij en/of zijn mededader(s)
zich wederrechtelijk bevond(en), voor zichzelf of een ander heeft overgenomen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
zich met behulp van inloggegevens
die heimelijk waren afgevangentoegang verschaft tot de
internetbankierenomgeving van die bank(en), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich hebben voorgedaan als de rechtmatige gebruiker(s) van die
inloggegevens;
2.A.
hij, op meerdere momenten, in de periode van
19 september2013 tot en met
30 september2014 te Barendrecht en/of Almere en/of Rotterdam en/of Den Haag
en/of Amsterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
meerdere geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan de ING-bank of een andere (Nederlandse) bank en/of een of meer rekeninghouders bij die banken,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten onderschepte TAN-codes en/of onrechtmatig verworven
inloggegevens en/of (andere) bankgegevens en/of onrechtmatig verworven
(vervangende) bankpassen en/of een mobiele betaalterminal,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders
telkens zonder toestemming transacties (doen) verricht(en) vanaf de
bankrekeningen van en uit naam van die rekeninghouders naar, bankrekeningen in beheer bij of onder controle van verdachte en/of zijn mededaders en/of vanaf de bankrekeningen van die rekeninghouders naar bankrekeningen van [x] en/of [x] en/of
[x] en/of [x] . en/of [x] en/of [x] en/of
[x] telkens met gebruikmaking van inloggegevens en/of
bankgegevens en/of TAN-codes tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn
mededaders niet gerechtigd was/waren,
te weten, door :
[1/vi]
-in de periode van 19 september 2013 tot en met 21 september 2013 vanaf de
ING-bankrekeningvan [slachtoffer 6] met [bankrekeningnummer] een
totaalbedrag van 4000 Euro in 4 transacties van 1000 Euro over te boeken naar de rekening van [x] en
[2/viii]
-op 8 oktober 2013 en 9 oktober 2013 vanaf de
ING-bankrekeningvan
[slachtoffer 7] met [bankrekeningnummer] telkens een bedrag van 1000 Euro en dus in
totaal 2000 Euro over te boeken naar de rekening van [x] en
[3/ix]
-op 9 oktober 2013 vanaf de
ING-bankrekeningvan [slachtoffer 8]
met [bankrekeningnummer] een bedrag van 879,34 Euro over te boeken naar de
rekening van [x] en
[4/xv]
-op verschillende momenten op 11 oktober 2013 en 12 oktober 2013
vanaf de
ING-bankrekeningvan [slachtoffer 9] met [bankrekeningnummer] een
bedrag van 1000 Euro en een bedrag van 800 Euro over te boeken naar een bankrekening ten name van [x] en
[5/xvi]
-op 14 oktober 2013 vanaf de
ING-bankrekeningvan [slachtoffer 10]
met [bankrekeningnummer] een bedrag van 440 Euro over te boeken naar een bankrekening ten name van [x] en
[6/xviii]
- in de periode van 5 november 2013 tot en met 7 november 2013 vanaf de
ING-bankrekeningvan [slachtoffer 11] met [bankrekeningnummer] driemaal een bedrag van
1000 Euro en dus in totaal 3000 Euro over te boeken naar een bankrekening ten name
van [x] en
[7/xxiv]
-op 22 november 2013 vanaf de
Rabobank-bankrekeningvan [slachtoffer 1] met [bankrekeningnummer] een bedrag van 2480 Euro over te boeken naar een bankrekening ten name van [x] en
[8/xxv]
-op 20 februari 2014 vanaf de
SNS-bankrekeningvan [slachtoffer 3] met [bankrekeningnummer] een bedrag van 3350 Euro over te boeken naar een bankrekening ten name van [x] en een bedrag van 3500 Euro over te boeken naar een bankrekening ten name van [x] en
[9/xxvi]
-op 7 maart 2014 vanaf de
Rabobank-bankrekeningop naam van [slachtoffer 12] een bedrag van 1250 Euro te pinnen en een bedrag van 5000 Euro over te boeken naar een rekening van [x] en
[10/xix]
-op 29 september 2014 en 30 september 2014 vanaf de
ING-bankrekeningvan
[slachtoffer 13] met [bankrekeningnummer] diversegeldbedragen, met een totaalbedrag van 4160 Euro over te boeken naar een bankrekening ten name van [x]
3.
[xxviii]
hij in de periode van
28 mei 2013tot en met 30 september 2014 te Barendrecht en/of Almere en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/
hebbenhij, verdachte, en/of zijn mededaders krachtens die gewoonte meermalen, geldbedragen, voorhanden gehad en overgedragen en omgezet,
immers heeft/
hebbenverdachte en/of zijn mededaders
geldbedragen die werden verkregen middels verrichte transacties vanaf bankrekeningen van derden en/of de door middel van (gekwalificeerde) diefstal van bankpassen en/of
identiteitskaarten en/of pinpassen verworven geldbedragen,
voorhanden gehad en/of overgedragen aan zijn mededaders
terwijl hij wist, dat
die geldbedragen- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
warenuit enig misdrijf;
4.
A.
[xxxiii]
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met
20 februari2014
te Barendrecht en elders in Nederland, tezamen en in
verenigingmet een ander of anderen,
telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse identiteit en een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
diverse personen en instanties, te weten [slachtoffer 3] en/of Triodos bank en/of [x]
heeft bewogen tot het openen van bankrekeningen en/of tot de afgifte van bankpassen en/of gegevens terzake
vaneen digipas en/of (een) mobiele pinterminal en/of geld en/of tot het verlenen van (andere) financiële diensten,
immers heeft/
hebbenverdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
zich voorgedaan als:
-medewerkster van de SNS-bank en vervolgens op 18 februari 2014 en op 20 februari 2014 telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer 3] en aan die [slachtoffer 3] verzocht de veiligheidscode en het nummer van zijn digipas te verstrekken, alsmede een nummer dat na activering van die digipas (in/op de display) tevoorschijn kwam en
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot het verstrekken van voor
internetbankieren relevante gegevens en
- [x] en zich heeft bediend van een kopie van een identiteitskaart op naam van
[x] en vervolgens op 2 september 2013 met gebruikmaking van die kopie van die identiteitskaart een aanvraag tot het openen van een Triodos Internet Betaalrekening gedaan en vervolgens op 2 september 2013 een aanvraag overstapservice particulier gedaan
en;
- [x] en zich heeft bediend van een kopie van een identiteitskaart op naam van
[x] en vervolgens op 11 november 2013 met gebruikmaking van die kopie van die identiteitskaart een kredietlimiet aangevraagd van 1000 Euro en
waardoor de Triodos bank werd bewogen tot het openen van een Internet Betaalrekening
en het verstrekken van een krediet van maximaal 1000 Euro en
- [x] en zich heeft bediend van een kopie van een Nederlands paspoort op naam van [x] en vervolgens op 19 december 2013 namens [naam bedrijf 1] een huurcontract heeft gesloten met [naam bedrijf 2] ten aanzien van een mobiele pinterminal
waardoor
[naam bedrijf 2] werd bewogen tot het aangaan van een huurovereenkomst en
het dientengevolge beschikbaar stellen van een zgn. paybox mobile (mobiele
pinterminal),
en
B.
[xxxi]
dat hij, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om in de periode van 1 september 2014 tot en met 30 september 2014 te Almere en Den Haag en elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse identiteit en door een of meer listige
kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam winkel] en/of [naam bedrijf 3] en/of de Belastingdienst te bewegen
-tot het verstrekken van een [naam winkel] Mastercard op naam van [slachtoffer 4]
en
-tot het toekennen van een kinderopvangtoeslag op naam van [betrokkene]
immers heeft verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
zich voorgedaan als:
- [slachtoffer 4] en vervolgens in de periode van 20 september 2014 tot en met
30 september 2014 bij [naam bedrijf 3] en/of Bijenkorf een
[naam winkel] (Master) Card aangevraagd op naam van [slachtoffer 4] , waarbij
personalia van [slachtoffer 4] zijn gebruikt en waarbij
het
[e-mailadres]is gebruikt en
- [betrokkene] en vervolgens in de periode van 1 september 2014
tot en met 30 september 2014 bij de Belastingdienst kinderopvangtoeslag
aangevraagd voor drie minderjarige kinderen, te weten [kind 1] en M. Hidding,
beiden geboren op [geboortedatum kind] en [kind 3] , geboren op [geboortedatum kind 3] , die gebruik zouden maken van kinderopvang [x] te Den Haag en daartoe vervalste loonstroken op naam van [betrokkene] naar de Belastingdienst verzonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
[xxxii]
hij, in de periode van 1 december 2013 tot en met 30 september 2014, in Rotterdam en/of Den Haag en/of 's-Gravenzande, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, een formulier of document, zijnde een geschrift
dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte telkens valselijk andere personalia dan de zijne ingevuld en/of opgegeven en/of handtekeningen gezet, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft/
hebbenverdachte en/of zijn mededader,
-op of omstreeks 19 december 2013 namens [naam bedrijf 1] een huurovereenkomst
getekend op naam van [x] en die overeenkomst voorzien van een valse
handtekening van die [x] en
-meermalen salarisstroken vervalst, door een (eigen) salarisstrook van het
[naam bedrijf 4] in te scannen en te bewerken middels het
software-programma
Adobe
Photoshopen aldus salarisstroken te maken op naam van [x] en
[betrokkene] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Kennelijke verschrijvingen in de tenlastelegging zijn door de rechtbank verbeterd in de bewezenverklaring; de verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, meermalen gepleegd;
2A
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken
4A
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
en
4B
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
5.
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Inleiding
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de strafoplegging is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een grootschalige en langdurige criminele activiteiten die opvallen door professionaliteit, geraffineerdheid en de intensieve soms zelfs ook internationale samenwerkingsverbanden. In de kern komt het hier op neer.
Via een zogenaamd botnet werden een groot aantal computers geïnfecteerd met malware. Deze malware was op maat gesneden en bestond uit webinjects waardoor computergebruikers een ogenschijnlijk authentieke website van hun bank getoond werd, terwijl dat in werkelijkheid een bijna niet van echt te onderscheiden valse site was. De daders konden vervolgens beschikken over alle door de rekeninghouders ingevoerde gegevens. Daarnaast werden ook mobiele telefoons van rekeninghouders geïnfecteerd met eveneens op maat gesneden malware. Hier ging het om de software genaamd Perkele die de daders in staat stelde om alle binnenkomende SMS-berichten op die telefoons onzichtbaar te maken en vervolgens door te sluizen naar hun “werktelefoons”. Dit was een cruciale stap in het proces aangezien deze berichten de (TAN-)code’s bevatten die noodzakelijk zijn om banktransacties te voltooien.
De daders waren uiteindelijk in staat om zich onbevoegdelijk toegang tot de bankrekeningen te verschaffen en vervolgens van daar uit geld over te maken. Zij hebben verschillende methoden toegepast om hun eigen rol hierbij zoveel mogelijk te verhullen. Zo werd elektronisch geld gekocht zoals bijvoorbeeld bitcoins. Ook werden gelden overgemaakt naar bankrekeningen van zogenaamde “moneymules”. Een aantal “moneymules” heeft hier bewust aan meegewerkt, maar een aantal van hen wist er niets van. In die gevallen hadden de daders zich tegenover de banken met een valse identiteit gepresenteerd om zo op die naam een bankrekening met bijbehorende producten zoals pinpassen te verkrijgen. Om deze oplichtingen te laten slagen werd gebruik gemaakt van legitimatiebewijzen al dan niet in combinatie met andere documenten die soms ook waren vervalst. Hierdoor werd het “cashen” en daarmee het witwassen van het buitgemaakte geld mogelijk gemaakt.
De verdachte heeft zich, behoudens het vervaardigen van de malware, als medepleger bijgedragen aan dit geheel. Daarnaast heeft hij samen met een medeverdachte ook geprobeerd onder meer de Belastingdienst en een creditcardmaatschappij op te lichten en daarbij vervalste officiële documenten gebruikt. Ook heeft de verdachte een constructie ingezet om via een nepbedrijf op heimelijke wijze in het bezit te komen van een gedeelte van het buitgemaakte geld.
8.3.
Ernst van de feiten
Het behoeft geen betoog dat sprake is van ernstige feiten. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het Nederlandse systeem van internetbankieren op grove wijze aangevallen. Niet alleen een groot aantal rekeninghouders, maar ook bankinstellingen zijn gedupeerd geraakt. Daarnaast is het vertrouwen dat eenieder moet kunnen hebben in de integriteit van het elektronische betalingsverkeer geschaad. Het wegvallen van dat vertrouwen zou het maatschappelijk en economisch verkeer kunnen ontwrichten. Verreweg de meeste personen en bedrijven zijn namelijk afhankelijk van dit systeem van betalingsverkeer. De verdachte heeft hier echter niks van aangetrokken en heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
8.4.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie gedateerd 28 juli 2015 waaruit blijkt dat de verdachte in 2012 en 2013 veroordeeld is wegens het plegen van vermogensdelicten. Dit strafrechtelijk verleden van de verdachte heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op de door de Reclassering Nederland uitgebrachte rapportage van 2 oktober 2014.
8.5.
Conclusies
Voor feiten als deze kan, gezien de ernst, de veelheid en de duur, niet met een lagere straf dan gevangenisstraf worden volstaan.
Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in andere, min of meer vergelijkbare zaken, zijn opgelegd. Ook is acht geslagen op de oriëntatiepunten voor skimming, een delict dat weliswaar niet gelijk is aan hetgeen de verdachte heeft gedaan, maar daar wel dichtbij in de buurt komt. Ook bij skimmen zijn in eerste instantie de individuele rekeninghouders de slachtoffers en wordt het vertrouwen in het elektronisch betalingsverkeer aangetast.
Niettemin zal de rechtbank een kortere gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank heeft zwaar laten wegen dat het gaat om een nog jonge verdachte. Weliswaar is hij eerder veroordeeld, maar dat waren delicten die op een heel andere manier zijn gepleegd. Ook is de verdachte noch als mededader, noch als medeplichtige verantwoordelijk voor het vervaardigen van malware.
Een deel van de straf wordt voorwaardelijk opgelegd, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat na te melden straffen, waaronder de hierna te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden zijn.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Algemene opmerking
Waar in de volgende overwegingen, en in de beslissing, wordt gesproken over voorwerpen met nummers, wordt de nummering aangehouden op de beslaglijst die als bijlage IV aan dit vonnis is gehecht.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de teruggave aan de rechthebbende gevorderd van de voorwerpen met nummers 22 en 25. Zij heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de voorwerpen met nummers 23, 24 en 26 en de vernietiging van de voorwerpen met nummer 41. Ten aanzien van de overige voorwerpen is verbeurdverklaring gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de teruggave aan de verdachte verzocht van de voorwerpen met nummers 7 en 22 en 25. Voor het overige heeft de verdediging zich (deels bij dupliek) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.
Beoordeling
Gelet op het standpunt van de officier van justitie zal ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen met nummers 22 en 25 een last tot teruggave aan de verdachte worden gegeven.
Ten aanzien van de voorwerpen met nummers 23, 24 en 26 zal eveneens een last tot teruggave aan de verdachte worden gegeven. Voor deze goederen geldt dat zij niet vallen in een van de in artikelen 33a, eerste lid, onder a tot en met f, en 36c, aanhef en onder 1o - 5o Sr genoemde categorieën. Evenmin kunnen zij worden onttrokken op grond van artikel 36d Sr, omdat niet wordt voldaan aan de eis dat zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van, dan wel de belemmering van de opsporing van, strafbare feiten soortgelijk aan de feiten die thans aan de rechtbank voorliggen.
De voorwerpen met nummer 41 worden onttrokken aan het verkeer verklaard, gelet op artikel 13a van de Opiumwet.
Uit de sporen aangetroffen op de gegevensdragers in het voorwerp met nummer 7 blijkt dat de verdachte veelvuldig van dit voorwerp gebruik heeft gemaakt voor het plegen van de feiten waarvoor hij wordt veroordeeld. De rechtbank beschouwt hem daarom ook als mede-eigenaar. Om die reden is het voorwerp vatbaar voor verbeurdverklaring en zal het verbeurd worden verklaard, de belangen van de moeder van de verdachte ten spijt.
Ook alle overige voorwerpen worden verbeurd verklaard. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en voor elk ervan geldt dat een of meer van de bewezen verklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.

10.Vorderingen benadeelde partijen

10.1.
De vordering van de Rabobank
In het strafdossier bevindt zich een voegingsformulier van 29 december 2014 van de Rabobank Nederland (Rabobank). In het onderhavige geding staan naast de verdachte ook een aantal andere verdachten terecht. De Rabobank heeft in het voegingsformulier niet expliciet aangegeven op wie van hen de daarin opgenomen schadevordering betrekking heeft. De officier van justitie heeft in haar requisitoir echter aangegeven dat deze vordering uitsluitend betrekking heeft op de [medeverdachte 2] . Dat standpunt kan worden ondersteund: de onderliggende schadeposten zien namelijk uitsluitend op feiten die aan hem, en niet aan deze verdachte, worden verweten. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze vordering niet in de strafzaak van de verdachte is ingediend. De vordering zal dus verder onbesproken blijven en de rechtbank zal geen beslissingen in dezen nemen.
10.2.
De vordering van de ING-bank
De ING Bank Nederland B.V. (ING) heeft zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en heeft een schriftelijke schadevordering gedateerd 5 januari 2015 ingesteld (aangevuld met een schriftelijke toelichting van 5 januari 2015). De bank stelt door toedoen van de verdachte schade te hebben geleden wegens het schadeloosstellen van zeven van haar rekeninghouders voor een bedrag van in totaal € 11.792,63.
10.2.1.
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde gekwalificeerde diefstallen zoals deze onder feit 2A ten laste zijn gelegd rechtstreeks schade is toegebracht en wel zoals door de benadeelde partij gespecificeerd. De omvang van de schadevordering is overigens ook niet betwist. De vordering zal daarom in haar geheel worden toegewezen. Bewezen is verklaard dat de verdachte de aan hem verweten diefstallen steeds met een ander of anderen heeft gepleegd. Het gaat dan om diefstallen middels een valse sleutel. De omvang van de schadeplichtigheid jegens de ING wordt vastgesteld op € 11.792,63. Deze betalingsverplichting zal hoofdelijk worden opgelegd.
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank geen termen aanwezig om de schademaatregel op te leggen.
10.3.
De vordering van de SNS-bank
In het strafdossier bevindt zich een door de SNS Bank N.V. (SNS) opgemaakt voegingsformulier en een schriftelijke schadevordering gedateerd 28 december 2014 (aangevuld en vermeerderd met een formulier gedateerd 11 september 2015). Zoals reeds overwogen: in het onderhavige geding staat naast de verdachte ook een aantal andere verdachten terecht. De SNS vermeldt op genoemd formulier uitsluitend de naam van [medeverdachte 3] en het parketnummer van diens strafzaak. Vastgesteld kan worden dat de onderliggende schadeposten slechts betrekking hebben op feiten die hem worden verweten. De rechtbank stelt daarom vast dat de vordering uitsluitend in de strafzaak van [medeverdachte 3] is ingediend. De vordering zal dus verder onbesproken blijven en de rechtbank zal geen beslissingen in dezen nemen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 45, 47, 57, 138ab, 225, 311, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig zoals hierboven omschreven in rechtsoverweging 4.1;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2A, 3, 4A, 4B en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
22, 23, 24, 25, 26
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
41 - 2 zakjes marihuana
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de bewezenverklaarde feiten :
de overige voorwerpen op de beslaglijst;
wijst de vordering van de benadeelde partij ING Bank Nederland N.V., Bijlmerdreef 24, 1102 CT Amsterdam toetot een bedrag van € 11.792,63, bestaande uit materiële schade en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van den Bos, voorzitter,
mr. A.A. Kalk en mr. F.W. van Lottum. rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.