ECLI:NL:RBROT:2015:6973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/474567 / HA ZA 15-380
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident tussen Imtech Marine Netherlands B.V. en Oakleigh Commercial Corporation inzake betaling van facturen

In deze zaak heeft Imtech Marine Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen Oakleigh Commercial Corporation voor de betaling van facturen die zijn uitgegeven door Radio Holland. Deze facturen zijn gerelateerd aan een overeenkomst voor het leveren van wereldwijde 'airtime' via drie satellieten voor het motorjacht 'Pacific', dat eigendom is van Oakleigh. De rechtbank Rotterdam moest zich buigen over de vraag of zij rechtsmacht had om van deze vordering kennis te nemen, gezien het feit dat Oakleigh is gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, die niet onder de jurisdictie van de EEX II-Vo vallen. De rechtbank concludeerde dat de forumkeuze in de algemene voorwaarden van Radio Holland niet voldeed aan de vereisten van artikel 25 van de EEX II-Vo, waardoor de Nederlandse rechter geen rechtsmacht kon ontlenen aan deze verordening. De rechtbank heeft vervolgens de internationale bevoegdheid beoordeeld op basis van het Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht. Artikel 6a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) stelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in zaken die verband houden met contractuele verplichtingen, indien de verplichting in Nederland is uitgevoerd of had moeten worden uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de diensten van Radio Holland in Nederland moesten worden geleverd, omdat het kantoor van Radio Holland in Rotterdam was gevestigd. Hierdoor had de rechtbank rechtsmacht om de vordering van Imtech tegen Oakleigh te behandelen. De rechtbank wees de incidentele vordering van Oakleigh tot onbevoegdverklaring af en bepaalde dat de zaak verder behandeld zou worden in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/474567 / HA ZA 15-380
Vonnis in incident van 30 september 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMTECH MARINE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. F.J.M.C.L. Langelaar,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
OAKLEIGH COMMERCIAL CORPORATION,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.W.L.M. ten Braak.
Partijen zullen hierna Imtech en Oakleigh genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 januari 2015, met producties 1-15c;
  • de conclusie van antwoord met exceptie van onbevoegdheid, met producties 1-5;
  • de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid voor alle weren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak en in het incident

2.1.
Imtech vordert - samengevat - dat de rechtbank Oakleigh bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt tot betaling aan Imtech van een totaalbedrag van € 118.160,74 ter zake van verzonden facturen en daarover reeds verschuldigde rente, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Aan deze vordering legt Imtech - samengevat - de volgende stellingen ten grondslag:
  • tussen Radio Holland Netherlands B.V. (hierna: Radio Holland) en Oakleigh is op 24 augustus 2010 een overeenkomst tot stand gekomen inzake het door Radio Holland aan Oakleigh wereldwijd verschaffen van ‘airtime’ via drie satellieten, de zogenaamde ‘Inmarsat Fleet Broadband Services’, ten behoeve van motorjacht ‘PACIFIC’; het gaat daarbij onder meer om het contract met simcardnummer 89870991041440593;
  • de ‘PACIFIC’ behoort in eigendom toe aan Oakleigh;
  • bij het sluiten van de overeenkomst trad het bedrijf Yco S.A.M. (hierna: Yco SAM), dat gevestigd is in Monaco, op als vertegenwoordiger van Oakleigh;
  • hoewel zij tot betaling hiervan gehouden was, heeft Oakleigh de op deze overeenkomst betrekking hebbende facturen van Radio Holland voor wat betreft een totaalbedrag van
  • om een discussie in rechte te voorkomen wie vorderingsgerechtigd is, wordt hierbij een akte van cessie aan Oakleigh betekend en tevens voor zover nodig een overeenkomst van lastgeving en volmacht tussen Radio Holland en Imtech (prod. 6 van Imtech), waaruit blijkt dat Imtech in deze zaak vorderingsgerechtigd is;
  • van toepassing zijn de algemene voorwaarden van Radio Holland (prod. 9 van Imtech); Oakleigh, al dan niet via Yco SAM, is namelijk bekend, althans behoort dat te zijn, met het feit dat bedrijven als Radio Holland/Imtech dergelijke algemene voorwaarden hanteren;
  • hierbij komt nog dat Yco SAM alleen al waar het gaat om de ‘PACIFIC’ reeds een 19-tal facturen van Radio Holland in ontvangst heeft genomen waarop een verwijzing naar de algemene voorwaarden van Radio Holland is opgenomen;
  • een herhaalde verwijzing op opeenvolgende facturen die betrekking hebben op verscheidene, tussen dezelfde twee ondernemingen gesloten, overeenkomsten - zodat er sprake is van een meer dan incidentele handelsrelatie - wordt opgevat als een aanbod om in een opvolgende transactie de algemene voorwaarden van toepassing te laten zijn; indien in een voorkomend geval geen protest wordt aangetekend tegen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, worden zij onderdeel van de nieuwe overeenkomsten;
  • nu in artikel 17 van deze algemene voorwaarden van Radio Holland een forumkeuze voor deze rechtbank is opgenomen, is zij derhalve bevoegd;
  • maar zelfs wanneer de rechtbank mocht oordelen dat deze algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, is deze rechtbank bevoegd, namelijk op grond van artikel 5, aanhef en onder 1, van Verordening (EG) Nr. 44/2001, de EEX-Verordening (EEX-Vo).
2.3.
Oakleigh vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vordering van Imtech kennis te nemen, met veroordeling van Imtech in de proceskosten in het incident.
2.4.
Hieraan legt Oakleigh - samengevat - de volgende stellingen ten grondslag:
  • partijen bij de oorspronkelijke overeenkomst waar Imtech haar vordering op baseert, zijn Oakleigh en Inmarsat; Radio Holland en Imtech zijn hier geen partij bij;
  • op geen enkele wijze is Radio Holland uit eigen hoofde gerechtigd enige vordering jegens Oakleigh in te stellen; Inmarsat heeft weliswaar het verzenden van facturen kennelijk uitbesteed aan Radio Holland, maar dient zelf nog steeds te worden aangemerkt als de contractuele wederpartij van Oakleigh;
  • Oakleigh betwist de rechtsgeldigheid van de door Imtech gestelde cessie;
  • eveneens wordt de rechtsgeldigheid van de gestelde last en volmacht betwist;
  • aangezien de algemene voorwaarden van Radio Holland niet van toepassing zijn, kan de bevoegdheid van deze rechtbank niet volgen uit artikel 17 van deze voorwaarden; in de genoemde overeenkomst van 24 augustus 2010 wordt namelijk nergens verwezen naar deze algemene voorwaarden van Radio Holland; wél wordt hierin verwezen naar de ‘Terms and Conditions for the use of Inmarsat space segment’; een eventuele verwijzing in naderhand verzonden facturen kan niet de reeds gesloten overeenkomst wijzigen in die zin dat alsnog de algemene voorwaarden van Radio Holland van toepassing worden op een overeenkomst tussen Inmarsat en Oakleigh; dit geldt ook voor zover Radio Holland als contractspartij van Oakleigh moet worden aangemerkt;
  • bovendien voldoet de inhoud van de verwijzing op de facturen naar de algemene voorwaarden van Radio Holland niet aan de daaraan door de rechtspraak gestelde vereisten; zo ontbreken voor de wederpartij begrijpelijke teksten en is er geen sprake van een tijdige overhandiging dan wel toezending daarvan;
  • deze rechtbank kan geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 5, aanhef en onder 1, EEX-Vo, aangezien er geen sprake is van diensten die zijn uitgevoerd in Rotterdam.
2.5.
Imtech voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering van Oakleigh, met veroordeling van Oakleigh bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten in het incident.
2.6.
Op de argumenten die Imtech hiertoe aanvoert zal, voor zover van belang, worden ingegaan bij de beoordeling.

3.De beoordeling

in het incident

3.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit incident van de volgende feiten uit, die enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of onvoldoende zijn weersproken dan wel blijkend uit de in zoverre niet bestreden producties:
  • naar aanleiding van contacten tussen Yco SAM en Radio Holland is een overeenkomst tot stand gekomen;
  • Yco SAM vertegenwoordigde de eigenaar van de ‘PACIFIC’, te weten Oakleigh;
  • de overeenkomst strekte ertoe dat de bemanning van en andere aanwezigen op de ‘PACIFIC’ vanaf dit schip gebruik konden maken van internet-, telefoon- en (andere) telecommunicatieverbindingen;
  • deze verbindingen kwamen tot stand via drie satellieten van Inmarsat;
  • Radio Holland factureerde aan Yco SAM voor de terbeschikkingstelling en het gebruik van deze verbindingen;
  • veel van die facturen zijn vervolgens (door Yco SAM namens Oakleigh of rechtstreeks door Oakleigh) betaald;
  • bij problemen richtte Yco SAM of Oakleigh zich tot Radio Holland;
  • bij de overeenkomst bevonden zich de ‘
  • noch in het lichaam van de overeenkomst noch in voornoemde Inmarsat
  • op de facturen van Radio Holland van 11 oktober 2012 en 12 november 2012 (prod. 3 respectievelijk 4 van Radio Holland) stond onderaan een verwijzing in het Engels naar de algemene voorwaarden van Radio Holland;
  • op de factuur van Radio Holland van 20 december 2012 (prod. 5 van Radio Holland) stond zowel in het Nederlands als in het Engels een verwijzing naar deze algemene voorwaarden en een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam; ook andere door Radio Holland vanaf 13 december 2012 aan Yco SAM/Oakleigh gezonden facturen bevatten gelijke vermeldingen als de factuur van 20 december 2012;
  • de algemene voorwaarden van Radio Holland bevatten in artikel 17.3 een exclusieve forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam;
  • Oakleigh heeft voornoemde drie facturen onbetaald gelaten, in welk verband zij met Radio Holland een discussie heeft gevoerd in verband met vermoed misbruik van de voor haar gerealiseerde communicatieverbindingen door derden.
3.2.
Uit deze feiten leidt de rechtbank af dat een overeenkomst is tot stand gekomen tussen Oakleigh en Radio Holland. Daarop wijst immers de manier waarop partijen uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven.
Daartegenover heeft Oakleigh, op wiens weg dit lag, onvoldoende feiten naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat niet Radio Holland maar Inmarsat de contractuele wederpartij van Oakleigh is geweest. Dit verweer van Oakleigh wordt dus verworpen.
3.3.
Imtech stelt maar Oakleigh betwist dat aan deze rechtbank internationale bevoegdheid toekomt om over dit internationale geschil te oordelen.
3.4.
Hier is sprake van een burgerlijke- of handelszaak in de zin van artikel 1 EEX II-Vo (Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). De vordering is ingesteld na 10 januari 2015 (art. 66 lid 1 EEX II-Vo). Bijgevolg is de EEX II-Vo materieel respectievelijk temporeel van toepassing.
Vereist is echter ook dat de EEX II-Vo formeel, dat wil zeggen, in territoriaal opzicht, toepasselijk is.
3.5.
Oakleigh is gevestigd op de Britse Maagdeneilanden. De Britse Maagdeneilanden behoren tot de groep van landen en gebieden die in het recht van de Europese Unie de status hebben van ‘landen en gebieden overzee’ (LGO). Dit volgt uit de in het tweede lid van artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) genoemde Bijlage II, welke bijlage een lijst bevat van LGO’s (
Pb EUC 83/334). De EEX II-Vo, evenals haar ‘voorgangster’, de EEX-Vo, is gebaseerd op de artikelen 67 lid 4 en 81 lid 2, onder a, c en e, VWEU. Deze artikelen maken deel uit van het derde deel van de VWEU, inzake ‘Het beleid en intern optreden van de Unie’. Op LGO’s is dit derde deel van de VWEU niet van toepassing.
3.6.
Dit betekent dat de Nederlandse rechter jegens een verweerder uit een LGO - zoals de Britse Maagdeneilanden - geen rechtsmacht kan ontlenen aan enige bevoegdheidsregel in de EEX II-Vo. Dit is slechts anders indien sprake is - zoals Imtech stelt maar Oakleigh betwist - van een forumkeuze als bedoeld in artikel 25 EEX II-Vo. Deze bepaling geldt immers ongeacht de woonplaats van partijen.
3.7.
Indien geen forumkeuze die voldoet aan de vereisten van artikel 25 EEX II-Vo komt vast te staan, dient de internationale bevoegdheid van deze rechtbank beoordeeld te worden aan de hand van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde regels van Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht, zoals de artikelen 1-13 Rv. Andere internationale regelingen op het gebied van de rechterlijke bevoegdheid missen namelijk toepassing.
bevoegdheid van deze rechtbank op grond van het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van Radio Holland
3.8.
Volgens Imtech zijn op de
airtimeovereenkomst tussen Radio Holland en Oakleigh niet alleen de Inmarsat
Terms and Conditionsmaar ook de algemene voorwaarden van Radio Holland van toepassing, dat wil zeggen, de ‘
General Conditions of Sale Radio Netherlands B.V.’ Volgens Imtech is Oakleigh daarmee gebonden aan de in artikel 17.3 van deze algemene voorwaarden neergelegde exclusieve forumkeuze voor deze rechtbank. Voor zover deze algemene voorwaarden niet tussen partijen zouden gelden, is in ieder geval een geldige forumkeuze gedaan via de vermelding van het bevoegde gerecht onderaan een reeks van facturen van Radio Holland, aldus Imtech.
Oakleigh bestrijdt dat de algemene voorwaarden van Radio Holland van toepassing zijn en dat daarmee of anderszins een geldige forumkeuze is overeengekomen. Oakleigh wijst in dit verband onder meer op de toepasselijkheid van de
Terms and Conditionsvan Inmarsat.
3.9.
Artikel 25 EEX II-Vo bevat de vereisten waaraan een exclusieve forumkeuze moet voldoen. Het eerste lid van dit artikel luidt als volgt - aangehaald voor zover relevant:
Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. (...) Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
3.10.
Dat door artikel 25 lid 1 EEX II-Vo ‘een overeenkomst’ wordt verlangd, betekent volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EU(EG) dat de forumkeuzeclausule het voorwerp moet zijn geweest van een wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uitdrukking komt. Dat Radio Holland en Oakleigh op enig moment over de door Radio Holland beoogde toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden en meer in het bijzonder over de daarin opgenomen forumkeuze hebben gecommuniceerd, is gesteld noch gebleken. Dat de gestelde forumkeuze is gemaakt blijkt niet uit de schriftelijke overeenkomst en evenmin uit enig ander document dat als vastlegging van een mondeling bereikte overeenkomst moet worden aangemerkt. Geconcludeerd moet dan ook worden dat het bestaan van een forumkeuze voor deze rechtbank die voldoet aan de vormvereisten onder a) van artikel 25 lid 1 EEX II-Vo niet is komen vast te staan.
3.11.
Ook het beroep dat Imtech doet op de vormvereisten onder b) van artikel 25 lid 1 EEX II-Vo faalt.
Vereist volgens deze bepaling is dat een bepaalde handelwijze die tussen partijen gebruikelijk is geworden. Daarvoor is in ieder geval nodig dat partijen eerder zaken met elkaar hebben gedaan. Met Oakleigh is de rechtbank in dit verband van oordeel dat vereist is dat partijen voorafgaande aan de
airtimeovereenkomst waarop Imtech haar vordering in deze zaak baseert reeds een of meer andere overeenkomst(en) hadden gesloten. Dat is niet gesteld of gebleken. Reeds hierom is niet vast komen te staan dat sprake is van een forumkeuze die voldoet aan de vormvereisten van artikel 25 lid 1 onder b) EEX II-Vo.
3.12.
Voor zover Imtech ook nog een beroep doet op de vormvereisten onder c) van artikel 25 EEX II-Vo, moet ook dit beroep falen.
Deze vormvereisten zien op een forumkeuze die wat haar vorm betreft voldoet aan een gewoonte in de internationale handel, welke gewoonte partijen kenden of moesten kennen en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken branche doorgaans in acht wordt genomen.
Voor zover Imtech betoogt of bedoelt te betogen (i) dat Oakleigh bekend moet worden verondersteld met het gebruik van algemene voorwaarden in de internationale handel, (ii) dat Oakleigh bekend moet worden verondersteld met de omstandigheid dat in algemene voorwaarden met enige regelmaat forumkeuzebedingen voorkomen, (iii) dat Oakleigh of Yco SAM facturen van Radio Holland heeft ontvangen en behouden waarop is verwezen naar algemene voorwaarden en vanaf 13 december 2012 ook een bevoegd gerecht is vermeld, leidt dit standpunt niet tot de conclusie dat een forumkeuzeovereenkomst is gesloten in een - samengevat - in de betreffende tak van internationale handel gangbare vorm.
In het onderhavige geval is niet gesteld of gebleken dat Radio Holland haar algemene voorwaarden aan Oakleigh of Yco SAM heeft doen toekomen, zodat niet kan worden aangenomen dat de inhoud van die voorwaarden voor hen kenbaar was. Dat Radio Holland op haar facturen van 11 oktober en 12 november 2012 naar haar algemene voorwaarden heeft verwezen en dat Oakleigh deze facturen heeft behouden kan reeds daarom niet worden opgevat als een overeenkomst inzake de bevoegde rechter in de zin van artikel 25 EEX II-Vo, onverschillig of Oakleigh geacht moet worden met deze verwijzing te hebben ingestemd.
Dat in de standaardtekst onderaan de latere facturen van Radio Holland - waaronder die van 20 december 2012 - wél een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam is vermeld leidt niet tot een ander oordeel. Zeker wanneer in verschillende landen gevestigde partijen zaken met elkaar doen mag niet licht worden aangenomen dat een partij eenzijdig een forumkeuzeovereenkomst tot stand kan brengen door - enige tijd na het sluiten van de overeenkomst - een wijziging door te voeren onderaan de standaardtekst in haar facturen. Dit geldt temeer nu niet is gesteld of gebleken dat Radio Holland Oakleigh op die wijziging opmerkzaam heeft gemaakt terwijl voorts kennelijk tussen partijen niet aan de orde is geweest in hoeverre aan nieuwe of bijkomende voorwaarden betekenis kon toekomen naast de van de overeenkomst deel uitmakende Inmarsat
Terms and Conditions.
3.13.
Het bestaan van een tussen Radio Holland en Oakleigh gedane forumkeuze die voldoet aan de vereisten van artikel 25 EEX II-Vo is derhalve niet komen vast te staan.
De bevoegdheid van deze rechtbank kan derhalve niet volgen uit artikel 25 EEX II-Vo.
bevoegdheid van deze rechtbank op grond van de toepasselijke regels van Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht
3.14.
Vervolgens moet worden beoordeeld of deze rechtbank internationaal bevoegd is op grond van een of meer regels van Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht.
3.15.
De vordering van Imtech tegen Oakleigh strekt tot nakoming van een contractuele betalingsverplichting. Ten aanzien van vorderingen uit overeenkomst bepalen de artikelen 6 en 6a Rv, voor zover relevant:
Artikel 6 Rv
De Nederlandse rechter heeft eveneens rechtsmacht in zaken betreffende:
a.
verbintenissen uit overeenkomst, indien de verbintenis die aan de eis (..) ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd.
Artikel 6a Rv
Voor de plaats van artikel 6, onderdeel a, is, tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering in Nederland gelegen:
(...);
voor de verstrekking van diensten, indien de diensten volgens de overeenkomst in Nederland verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden.
3.16.
Uit de feiten weergegeven in r.o. 3.1 leidt de rechtbank af dat Radio Holland en Oakleigh een overeenkomst tot het verstrekken van diensten hadden gesloten, uit hoofde waarvan Radio Holland ten behoeve van Oakleigh diende te bewerkstelligen dat vanaf de ‘PACIFIC’ gebruik kon worden gemaakt van telecommunicatieverbindingen via de satellieten van Inmarsat.
3.17.
Imtech stelt dat deze diensten volgens de overeenkomst in Rotterdam, althans in Nederland, moesten worden verstrekt, zodat artikel 6a, aanhef en onder b, Rv meebrengt dat dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
3.18.
Oakleigh betoogt - zij het in de context van artikel 5 onder 1 EEX-Vo - dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft.
Haar primaire argument dat zij niet heeft gecontracteerd met Radio Holland maar met Inmarsat is in het voorgaande reeds verworpen.
Oakleigh voert subsidiair aan dat de dienstverlening niet in Nederland c.q. Rotterdam is verricht, nu het een Inmarsat-verbinding voor wereldwijde telefoniediensten betreft. Het enige wat in Rotterdam zou zijn verricht, zou dan het verzenden van facturen zijn geweest, en dat is onvoldoende om bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam aan te nemen.
3.19.
Aldus moet worden beoordeeld of volgens de overeenkomst tussen Radio Holland en Oakleigh de diensten van Radio Holland in Nederland werden verstrekt of hadden moeten worden verstrekt.
Radio Holland had zich verbonden tot het aan Oakleigh verschaffen van toegang tot communicatieverbindingen via de satellieten van Inmarsat. Het moet voor beide partijen duidelijk zijn geweest dat Radio Holland zich niet fysiek met de satellieten van Inmarsat zou bezighouden, maar haar verplichtingen zou nakomen door daarover al dan niet via tussenschakels met Inmarsat afspraken te maken en voorts Oakleigh zonodig zou bijstaan om aan haar zijde de verbindingen operationeel te krijgen en te houden. Voor de hand lag dat Radio Holland desgevraagd ook klantenservice zou verlenen en voor haar dienstverlening facturen zou sturen. Gelet op deze aard van de door Radio Holland te verrichten werkzaamheden merkt de rechtbank het kantooradres van Radio Holland aan als de plaats waar de volgens overeenkomst de diensten werden en moesten worden verricht. Radio Holland was in de relevante periode in Nederland was gevestigd en hield kantoor in Rotterdam.
3.20.
De conclusie is dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6, aanhef en onder a Rv, in verbinding met 6a, aanhef en onder b, Rv rechtsmacht heeft om van de vordering gegrond op de overeenkomst tussen Radio Holland en Oakleigh kennis te nemen. De relatieve bevoegdheid van deze rechtbank volgt uit artikel 109 Rv.
vorderingsgerechtigdheid van Imtech
3.21.
De omstandigheid dat het niet Radio Holland is maar Imtech die betaling vordert van de door Radio Holland verzonden facturen, is voor de rechtbank geen reden om zich onbevoegd te verklaren. De door partijen gevoerde discussie over de gestelde cessie, lastgeving en/of volmachtverlening door Radio Holland aan Imtech laat zich in dit bevoegdheidsincident niet goed beantwoorden.
Helder is dat over dit onderwerp in het vervolg van de procedure meer duidelijkheid moet komen te bestaan. Enerzijds bevatten de stukken aanwijzingen dat Radio Holland de vordering aan Imtech heeft overgedragen dan wel haar last en volmacht tot incasso heeft gegeven. Anderzijds bevatten de stukken aanwijzingen dat Imtech niet zozeer rechtsopvolgster is van Radio Holland als wel dezelfde vennootschap na naamswijziging. Indien dit laatste juist is, is het overdragen c.q. ter incasso geven van een vordering niet nodig en doen de daartoe opgestelde stukken vraagtekens rijzen. Van Imtech wordt verwacht dat zij hierover in de hoofdzaak opheldering verschaft.
tot slot
3.22.
Het bovenstaande betekent dat de incidentele vordering van Oakleigh tot onbevoegdverklaring zal worden afgewezen.
3.23.
Met uitzondering van hetgeen over de bevoegdheid is geoordeeld en beslist, zijn de in dit incident gegeven overwegingen en oordelen voorlopig van aard. Denkbaar is dat de rechtbank in de hoofdzaak - over alle onderwerpen behalve de bevoegdheid - tot andere overwegingen of oordelen komt.
3.24.
Het oordeel over de proceskosten in het incident wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak over de kosten zal zijn beslist.
in de hoofdzaak
3.25.
De rechtbank zal een verschijning ter terechtzitting bevelen teneinde een schikking te beproeven en inlichtingen te verkrijgen.
3.26.
Alle stukken waarop een partij zich ter terechtzitting wenst te beroepen dienen uiterlijk vier weken vóór de zitting aan de rechtbank –
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 010 2972518– en aan de wederpartij te worden toegezonden.
3.27.
In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
Iedere partij mag echter, indien zij dit wenst, haar standpunt voorafgaande aan de zitting kort op papier samenvatten (hooguit vier A4 bladzijden) en dit aan de wederpartij en de rechtbank toezenden.
3.28.
Ieder verder oordeel wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
houdt het oordeel over de proceskosten aan,
in de hoofdzaak
4.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100-125,
4.4.
bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
4.5.
bepaalt dat beide partijen
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis aan de rechtbank
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 010 2972518– om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de maanden
december 2015 tot en met februari 2016,
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015.
901/1885