ECLI:NL:RBROT:2015:6902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
San José
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Rechtbank Rotterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen op onderzoekswensen in de strafzaak San José

Op de terechtzitting van 20 en 21 januari 2015 zijn door de verdachten en de officieren van justitie diverse onderzoekswensen ingediend. De rechtbank heeft op 18 februari 2015 een aantal van deze wensen toegewezen en de zaken verwezen naar de rechter-commissaris voor verder onderzoek. Tijdens de zitting op 8 september 2015 zijn nieuwe onderzoekswensen gepresenteerd, die zijn getoetst aan het noodzaakscriterium van artikel 315 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank heeft beoordeeld of het gewenste onderzoek noodzakelijk was voor beslissingen in de strafzaak, met inachtneming van de motivering van de verzoeken.

De rechtbank heeft ook gekeken naar verzoeken tot het horen van getuigen, waarbij de verdediging de rechtmatigheid van het onderzoek wilde aanvechten. De rechtbank heeft bepaald dat de raadslieden van de verdachten aanwezig mogen zijn bij de verhoren van getuigen die aan de medeverdachten zijn toegewezen. De zaken zijn terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het uitvoeren van de noodzakelijke onderzoekshandelingen en het voortzetten van het onderzoek.

De rechtbank heeft verschillende verzoeken tot het horen van getuigen toegewezen en afgewezen, waarbij de afwijzingen vaak gebaseerd waren op het gebrek aan noodzaak of onvoldoende onderbouwing van de verzoeken. De verdediging heeft ook verzoeken ingediend om deskundigen te benoemen, maar deze zijn eveneens afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan de verdediging is om onjuistheden in het dossier aan te tonen tijdens de inhoudelijke behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Datum uitspraak: 29 september 2015
Beslissingen op onderzoekswensen in onderzoek San José
1.
Vooropstellingen in alle zaken
Op de terechtzitting van 20 en 21 januari 2015 zijn namens de drie verdachten en door de officieren van justitie veel onderzoekswensen kenbaar gemaakt. Bij beslissing van 18 februari 2015 heeft de rechtbank een (groot) aantal onderzoekswensen toegewezen en de zaken verwezen naar de rechter-commissaris teneinde uitvoering te geven aan het te verrichten onderzoek.
In de beslissing van 18 februari 2015 heeft de rechtbank daarnaast aangegeven dat bij de beoordeling van de onderzoekswensen die tijdens een nadere regiezitting nog zouden bestaan, het noodzaakscriterium bij de beoordeling van die verweren in beginsel leidend zou zijn.
1.1. Beslissingskader
Gelet op het voorgaande zijn de op de terechtzitting van 8 september 2015 namens de verdachten gedane onderzoekswensen getoetst aan de maatstaf van het noodzaakscriterium ex artikel 315 Sv. Beoordeeld is of het gewenste onderzoek, veelal het horen van een getuige, noodzakelijk is voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. In het kader van deze beoordeling komt uiteraard veel belang toe aan hetgeen als motivering aan de onderzoekswens ten grondslag is gelegd.
Bij onderzoekswensen die op de terechtzitting van 8 september 2015 voor het eerst zijn gevoerd en de verdediging deze verzoeken - op basis van nieuwe informatie die ná de zitting van 20 en 21 januari 2015 is binnengekomen - ook niet eerder heeft kunnen doen, zijn deze verzoeken getoetst aan de maatstaf van het verdedigingsbelang ex artikel 288 Sv. Ditzelfde geldt voor die verzoeken die reeds op de zitting van 20 en 21 januari 2015 zijn gedaan, maar waarvan de (vernieuwde) motivering zijn grondslag vindt in nieuwe/aanvullende informatie. Ten aanzien van deze verzoeken is beoordeeld of het gewenste onderzoek van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. In het kader van deze beoordeling komt uiteraard eveneens veel belang toe aan hetgeen als motivering aan de onderzoekswens ten grondslag is gelegd.
Tot de onderzoekswensen behoren ook verzoeken tot het horen van getuigen aan de hand van wier verklaringen de verdediging de vraag naar de rechtmatigheid van het onderzoek aan de orde wil stellen. Met als doel (zo neemt de rechtbank aan) om daarna eventueel een beroep op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv te kunnen doen. Bij die verzoeken is naast het bovenstaande in de beoordeling meegenomen of er in de motivering aan de hand van de factoren genoemd in artikel 359a Sv is gemotiveerd tot welk rechtsgevolg één en ander zou dienen te leiden.
Zoals ook in de beslissing van 18 februari 2015 is bepaald, staat het de raadslieden van de verdachten vrij om aanwezig te zijn bij de verhoren van getuigen die in de zaken van de medeverdachten worden toegewezen. Als daar gebruik van wordt gemaakt, geldt vanaf dat moment dat deze getuigen ook in de zaak van die verdachte gelden als te zijn toegewezen.
1.2. Verdere gang van zaken
De zaken worden terugverwezen naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de hieronder genoemde onderzoekshandelingen uit te voeren en voorts om het reeds lopende onderzoek voort te zetten en - indien mogelijk - af te ronden.
2.
[verdachte 1]
2.1. Kennisnemning
Kennis genomenis van de toezegging van de officieren van justitie dat zij de financiële rapportages inzake [zaaksdossier 1] en [zaaksdossier 2] - op het moment dat deze gereed zijn - aan het dossier zullen toevoegen.
2.2. Beslissingen (getuigen)verzoeken

Toegewezen wordt het verzoek tot het horen van:

- [persoon 1] .
De navolgende getuigenverzoeken zijn getoetst aan het verdedigingsbelang en worden
afgewezen:
  • [persoon 2] ,
  • [persoon 3] ,
  • [persoon 4] ,
  • [persoon 5] (in verband met betrouwbaarheid van zijn verhoor bij de rechter-commissaris)
  • [persoon 6] ,
  • [persoon 7] ,
  • [persoon 8] ,
  • [persoon 9] ,
  • [persoon 10] ,
  • [persoon 11] .
De navolgende (getuigen)verzoeken zijn getoetst aan het noodzaakscriterium en worden
afgewezen:
  • [persoon 12] ,
  • [persoon 13] ,
  • [persoon 14] ,
  • [persoon 15] ,
  • [persoon 16] ,
  • [persoon 17] ,
  • een (nog te benoemen) deskundige om onderzoek te laten doen naar het lekken van processtukken,
  • het laten opmaken van een tijdslijn ten aanzien van feit 4 door het openbaar ministerie zoals ook in de zaaksdossiers [zaaksdossier 1] en [zaaksdossier 2] is gedaan,
- [persoon 18] ,
  • [persoon 19] ,
  • [persoon 20] ,
  • het benoemen van een tweede deskundige (bijvoorbeeld [bedrijf] ) met betrekking tot het reeds gedane verweer dat het onder 7 ten laste gelegde feit geen strafrechtelijke kwestie maar een belastingkwestie betreft,
  • het bevragen/opmaken van een aanvullend proces-verbaal van/door [persoon 7] en [persoon 8] over het boekenonderzoek dat bij de verdachte [verdachte 1] is verricht.
2.3.
Overige beslissingen
Het verzoek van de raadsvrouw om een deskundige te benoemen teneinde een overzicht te maken van de reisbewegingen (ten aanzien van de Vastgoedbeurzen, de gezamenlijke reizen, de bezoeken aan voetbalwedstrijden en de verblijven in Saint Tropez) van de verdachten [verdachte 2] en [verdachte 1] wordt
afgewezen.
Het ligt op de weg van de verdediging om, indien er onjuistheden zitten in het overzicht van de reisbewegingen in het dossier, tijdens de inhoudelijke behandeling met onderbouwing van stukken, aan de rechtbank kenbaar te maken welke reizen er wel en niet hebben plaatsgevonden en door wie deze reizen zijn gefinancierd, waarop het openbaar ministerie op haar beurt desgewenst kan reageren.
Het verzoek van de raadsvrouw om het openbaar ministerie opdracht te geven de verhoren van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] verbatim uit te werken wordt
afgewezen.
De raadsvrouw wordt in de gelegenheid gesteld om aan te geven waar de gestelde onregelmatigheden in deze verhoren zitten. De specifieke gedeelten van deze verhoren zullen op zitting (tijdens de inhoudelijke behandeling) worden beluisterd.
2.4. (
Aangehouden) beslissingen ‘ [persoon 5] -tap’
Op de terechtzitting van 20 en 21 januari 2015 heeft de rechtbank de verzoeken tot het horen van [persoon 21] , [persoon 5] en de verbalisant(en) die werkzaam was (waren) als ‘uitluisteraar’ op 20 september 2012, welke verzoeken hun grondslag vinden in het niet opgenomen telefoongesprek van 20 september 2012 tussen de verdachte [verdachte 1] en [persoon 5] , aangehouden. Dit in afwachting van het rapport van de heer [persoon 21] .
Op de terechtzitting van 8 september 2015 heeft de verdediging deze verzoeken herhaald en uitgebreid met de verzoeken tot het horen van:
  • een eventueel andere deskundige nu het OM stelt dat getuige [persoon 21] niet beschikt over up to date kennis,
  • [persoon 22] ,
  • [persoon 23] ,
  • de persoonlijk medewerker van [persoon 5] ,
  • degene(n) die op 20 september 2012 door middel van het handmatig herstarten van de services de (tap)storing heeft opgelost,
  • de leidinggevende die akkoord heeft gegeven voor het handmatig herstarten van de (tap)service na de storing.
Inmiddels is in confesso dat op 20 september 2012 de tap niet live is uitgeluisterd. Hierop heeft de verdediging van de verdachte [verdachte 1] het verzoek ten aanzien van de - hiervoor bedoelde - verbalisanten die belast waren met het uitluisteren, ingetrokken.
Beoordeling
De verdediging heeft op de terechtzitting van 8 september 2015 desgevraagd bevestigd dat de verdachte [verdachte 1] niet heeft verklaard over de (woordelijke) inhoud van het tapgesprek van 20 september 2012. Eveneens desgevraagd heeft de verdediging niet aan de hand van de factoren genoemd in artikel 359a Sv kunnen aangeven hoe de invulling daarvan, gegeven de omstandigheden, zou moeten leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De verdediging stelt op de terechtzitting slechts dat de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dient te volgen omdat het ‘gewoonweg té toevallig is dat nu juist in dit onderzoek een zo belangrijk telefoongesprek tussen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de verdachte [verdachte 1] door een storing niet wordt opgenomen’.
Nu de inhoud van het tapgesprek, die de verdediging kent, niet wordt prijsgegeven en voorts - met name - niet wordt gesteld wat het nadeel is dat door het gestelde verzuim wordt veroorzaakt, blijft onduidelijk of, en zo ja in hoeverre, de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Bij die stand van zaken is de motivering van de verzoeken, die de facto slechts berust op het toevalligheidsargument, onvoldoende om te komen tot toewijzing van de verzoeken.
Voor zover de verdediging heeft bedoeld de verzoeken te onderbouwen met de stelling dat mogelijk is gehandeld in strijd met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt, kan eveneens geen toewijzing van de getuigen volgen. Ook dan wreekt zich - tegen de achtergrond van de ontbrekende inhoud van het tapgesprek - de als te mager te bestempelen onderbouwing door middel van het toevalligheidsargument.
Conclusie
De verzoeken worden afgewezen.
3.
[verdachte 2]
3.1.
Beslissingen getuigenverzoeken

Toegewezen worden de verzoeken tot het horen van:

  • [persoon 24]
  • [persoon 25]
4.
[verdachte 3]
In de zaak tegen de [verdachte 3] zijn geen (nadere) onderzoekswensen ingediend.