Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 juni 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 10 juli 2015.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om de toepassing van het Turks huwelijksvermogensrecht in het kader van een echtscheidingsprocedure. Partijen, een man en een vrouw, zijn op 21 april 1992 in Turkije met elkaar gehuwd. De rechtbank heeft eerder op 10 november 2014 de echtscheiding uitgesproken, welke op 15 januari 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag. De vrouw vordert onder andere dat het Turks recht van toepassing wordt verklaard op het huwelijksvermogensregime en dat bepaalde schulden gelijkelijk worden verdeeld. De man heeft de vorderingen van de vrouw grotendeels erkend, maar heeft ook een aantal stellingen naar voren gebracht over activa die mogelijk tot het te verrekenen vermogen behoren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de man ten tijde van de dagvaarding in Nederland woonde. De rechtbank heeft het Chelouche-Van Leer-arrest toegepast, wat betekent dat het huwelijksvermogensrecht wordt bepaald door de gemeenschappelijke nationaliteit van partijen ten tijde van de huwelijkssluiting. Aangezien beide partijen Turkse nationaliteit bezaten, is het Turks huwelijksvermogensrecht van toepassing.
De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen, met uitzondering van de stelling van de man dat er een appartement in Turkije tot het te verrekenen vermogen behoort. De man heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank deze buiten beschouwing heeft gelaten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen bewijs is voor een volkstuin die tot het te verrekenen vermogen behoort. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is op 26 augustus 2015 uitgesproken.