ECLI:NL:RBROT:2015:6818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
C/10/471960 / HA ZA 15-264
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van Turks huwelijksvermogensrecht in echtscheidingsprocedure met betrekking tot vermogensverdeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om de toepassing van het Turks huwelijksvermogensrecht in het kader van een echtscheidingsprocedure. Partijen, een man en een vrouw, zijn op 21 april 1992 in Turkije met elkaar gehuwd. De rechtbank heeft eerder op 10 november 2014 de echtscheiding uitgesproken, welke op 15 januari 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag. De vrouw vordert onder andere dat het Turks recht van toepassing wordt verklaard op het huwelijksvermogensregime en dat bepaalde schulden gelijkelijk worden verdeeld. De man heeft de vorderingen van de vrouw grotendeels erkend, maar heeft ook een aantal stellingen naar voren gebracht over activa die mogelijk tot het te verrekenen vermogen behoren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de man ten tijde van de dagvaarding in Nederland woonde. De rechtbank heeft het Chelouche-Van Leer-arrest toegepast, wat betekent dat het huwelijksvermogensrecht wordt bepaald door de gemeenschappelijke nationaliteit van partijen ten tijde van de huwelijkssluiting. Aangezien beide partijen Turkse nationaliteit bezaten, is het Turks huwelijksvermogensrecht van toepassing.

De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen, met uitzondering van de stelling van de man dat er een appartement in Turkije tot het te verrekenen vermogen behoort. De man heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank deze buiten beschouwing heeft gelaten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen bewijs is voor een volkstuin die tot het te verrekenen vermogen behoort. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is op 26 augustus 2015 uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie 1
zaaknummer / rolnummer: C/10/471960 / HA ZA 15-264
Vonnis van 26 augustus 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. drs. H. Durdu te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. Orhan te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna “de vrouw” en “de man” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 juni 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 juli 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 21 april 1992 te Turkije met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 10 november 2014 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 15 januari 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert samengevat -:
I. te bepalen dat het Turks recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime;
II. te bepalen dat 25 april 2014 wordt gehanteerd als peildatum voor de omvang van het huwelijksvermogen;
III. te bepalen dat ieder der partijen de helft van de openstaande schuld bij Hoist Finance Holding met dossiernummer 4039572 ter hoogte van
€ 25.155,20 voor eigen rekening neemt en als eigen schuld verder aflost;
IV. te bepalen dat ieder der partijen de helft van de openstaande schuld bij Hoist Kredit ab met dossiernummer 10025395 ter hoogte van in totaal
€ 1.344,94 voor eigen rekening neemt en als eigen schuld verder aflost;
kosten rechtens.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid Nederlandse rechter

4.1.
De Nederlandse rechter komt op grond van artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht toe aangezien de man ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding zijn woonplaats in Nederland had.
Toepasselijk recht
4.2.
Voor de beantwoording van de vraag welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is, is het moment van huwelijkssluiting bepalend. Het aldus aangewezen huwelijksgoederenregime geldt in beginsel voor de hele duur van het huwelijk.
Het huwelijk van partijen is gesloten op 21 april 1992. Zij hebben geen huwelijksvoorwaarden opgemaakt en voorafgaand aan of tijdens hun huwelijk geen rechtskeuze gemaakt. Gelet op de huwelijksdatum van partijen is het verwijzingssysteem van het Chelouche-Van Leer arrest (HR 10 december 1976, NJ 1977, 275) van toepassing zodat de op het huwelijksgoederenregime van partijen toepasselijke wet wordt aangewezen door hun gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde van de huwelijkssluiting. Namens de man is ter zitting erkend dat beide partijen de Turkse nationaliteit bezaten ten tijde van de huwelijkssluiting. Derhalve is het Turks huwelijksvermogensrecht van toepassing.
4.3.
De vordering van de vrouw sub I. kan gelet op het vorenstaande en als verder onweersproken en niet onrechtmatig of ongegrond worden toegewezen.
4.4.
De man heeft de vordering van de vrouw sub II. niet betwist. Deze vordering kan als onweersproken en niet onrechtmatig of ongegrond eveneens worden toegewezen.
4.5.
De man heeft de vorderingen van de vrouw sub III. en IV. erkend. Deze vorderingen worden als niet onrechtmatig of ongegrond toegewezen.
4.6.
In geschil is of zich activa bevinden in het tussen partijen te verrekenen vermogen.
4.7.
De enkele (blote) stelling van de man dat partijen een appartement in eigendom hebben in Turkije, Kayseri, dat tot het te verrekenen vermogen van partijen behoort, is in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw niet komen vast te staan. Het had op de weg van de man gelegen zijn stelling hieromtrent nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het noemen van een adres, de aanschafwaarde van het pand, de datum waarop dan wel het jaar waarin het appartement is aangekocht. De man heeft dit nagelaten. Dat hij niet in staat is zijn stelling te onderbouwen omdat hij niet kan afreizen naar Turkije in verband met niet vervulde dienstplicht komt naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening en risico.
4.8.
De stelling van de man dat de vrouw door het overleggen van kadasterstukken had kunnen aantonen dat partijen geen woning in eigendom hebben, komt de rechtbank onbegrijpelijk voor. Bovendien ligt het, in beginsel, op de weg van de man zijn stellingen te onderbouwen.
4.9.
Het verzoek van de man om aanhouding van de beslissing op dit punt om nader onderzoek te doen in Turkije heeft de rechtbank ter zitting afgewezen. De man is naar het oordeel van de rechtbank reeds voldoende in de gelegenheid geweest aan zijn stelplicht op dit onderdeel te voldoen. Aan een bewijsopdracht wordt niet toegekomen nu de man zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.
4.10.
Uit het vorenstaande volgt dat niet is komen vast te staan dat een appartement tot het te verrekenen vermogen van partijen behoort, zodat de rechtbank dit verder buiten beschouwing laat.
4.11.
Ter zitting is namens de vrouw onweersproken aangevoerd dat de door de man genoemde volkstuin niet in eigendom was bij partijen, doch dat deze volkstuin door partijen tijdens het huwelijk werd gehuurd. Nu de rechtbank niet gebleken is van een bij partijen in eigendom zijnde en tot het te verrekenen vermogen behorende volkstuin, wordt deze eveneens buiten beschouwing gelaten.
4.12.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat Turks recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime;
5.2.
bepaalt dat 25 april 2014 wordt gehanteerd als peildatum voor de omvang van het huwelijksvermogen;
5.3.
bepaalt dat ieder van partijen de helft van de openstaande schuld bij Hoist Finance Holding (dossiernummer 4039572) ter hoogte van € 25.155,20 voor eigen rekening neemt en als eigen schuld verder aflost;
5.4.
bepaalt dat ieder van partijen de helft van de openstaande schuld bij Hoist kredit ab (dossiernummer 10025395) ter hoogte van in totaal € 1.344,94 voor eigen rekening neemt en als eigen schuld verder aflost;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs en in het openbaar uitgesproken op
26 augustus 2015.
1735/2289