Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
- de akte van eiser.
Rechtbank Rotterdam
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C.J.L. Huurman, in een geschil verwikkeld met gedaagde, die niet is verschenen. De zaak betreft de niet-tijdige betaling van het griffierecht door eiser, dat volgens de wet binnen vier weken na de eerste zitting voldaan moest zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht pas op 26 augustus 2015 is ontvangen, terwijl de eerste zitting op 15 juli 2015 plaatsvond. Dit betekent dat de betaling te laat was.
Eiser heeft aangevoerd dat de vertraging in de betaling het gevolg was van een miscommunicatie en dat er spoed bij de zaak is, omdat het gaat om de terugbetaling van een geleend bedrag door gedaagde, die financiële problemen zou hebben. Eiser verzocht de rechtbank om toepassing van de hardheidsclausule, zodat de gevolgen van de te late betaling niet zouden worden doorgevoerd.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen grond is voor toepassing van de hardheidsclausule. De verplichting om het griffierecht tijdig te betalen is wettelijk vastgelegd en eiser, bijgestaan door een advocaat, had moeten weten dat deze verplichting bestond. De rechtbank heeft ook gewezen op de mogelijkheid voor advocaten om gebruik te maken van een landelijke rekening-courant om tijdig aan de betalingsverplichting te voldoen. Uiteindelijk heeft de rechtbank gedaagde van de instantie ontslagen en eiser veroordeeld in de proceskosten, die op nihil zijn begroot.