Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding, tevens houdende een provisionele vordering ex artikel 223 Rv;
- de akte van Venour.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, ging het om de niet tijdige betaling van het griffierecht door de eiseres, Venour B.V. De procedure begon op 15 juli 2015, maar het griffierecht werd pas op 18 augustus 2015 ontvangen, wat te laat was volgens de wettelijke termijn van vier weken. De rechtbank oordeelde dat de eiseres, Venour, verantwoordelijk was voor het tijdig voldoen van het griffierecht en dat er geen grond was voor toepassing van de hardheidsclausule. Venour had aangevoerd dat haar liquiditeitspositie was aangetast door de niet-nakoming van een overeenkomst door de gedaagde, maar de rechtbank vond dat dit niet voldoende was om de gedaagde van de instantie te ontslaan. De rechtbank benadrukte dat Venour, als eiseres bijgestaan door een advocaat, had moeten anticiperen op de vereisten van de wet en tijdig de benodigde middelen had moeten regelen. Uiteindelijk werd de gedaagde ontslagen van de instantie en werd Venour veroordeeld in de proceskosten, die werden vastgesteld op € 285,--. Het vonnis werd uitgesproken door mr. Th. Veling op 9 september 2015.