ECLI:NL:RBROT:2015:671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
ROT 14-3663
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake functieovergang binnen de politie en mandaatgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een politieambtenaar, en de korpschef van politie. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef waarin zijn functie als Operationeel Expert Forensische Opsporing werd toegekend in het kader van de overgang naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Eiser stelde dat het bestreden besluit onbevoegd was genomen, omdat de directeur Human Resources Management niet bevoegd was om namens de korpschef te beslissen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het besluit onbevoegd was genomen, eiser niet in zijn belangen was geschaad en dat het besluit alsnog kon worden bekrachtigd. De rechtbank concludeerde dat de transponeringstabel, die de basis vormde voor de functieovergang, een algemeen verbindend voorschrift is en dat de keuze van eiser om geen functieonderhoud aan te vragen voor zijn rekening en risico komt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde wel dat het griffierecht van eiser door de korpschef moest worden vergoed. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 50,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 14/3663

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 februari 2015 in de zaak tussen

[a], te [b], eiser,

gemachtigde: mr. J. van Overdam,
en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigden: mr. J.H.M. Huizinga en mr. F.W.J. van der Steen.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser de functie Operationeel Expert Forensische Opsporing toegekend in het kader van de overgang naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP).
Bij besluit van 25 april 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. F.P.D. IJsendorn en C. Lamuadni, werkzaam bij de Nederlandse Politiebond. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, vergezeld door[c].

Overwegingen

1.1
In artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de functies en de bij de functies behorende waardering. Tevens worden regels gesteld over de overgang van ambtenaren naar een functie die is opgenomen in het LFNP.
1.2
Aan deze bepaling heeft de minister van Veiligheid en Justitie (minister) uitvoering gegeven door het vaststellen van de Regeling vaststelling LFNP. In deze regeling is een stelsel van organieke functies vastgelegd dat geldt als functiegebouw van de nationale politie.
1.3
In de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) is bepaald hoe de overgang van ambtenaren naar een in de Regeling vaststelling LFNP opgenomen organieke functie verloopt.
Artikel 2, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de ambtenaar een besluit ontvangt waarin zijn uitgangspositie(s) is of zijn vastgelegd.
Het tweede lid bepaalt dat de ambtenaar een aanvullend besluit uitgangspositie ontvangt waarin – indien van toepassing – de specifieke werkzaamheden zijn vastgelegd op de peildatum 31 december 2011.
Artikel 3, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat bij het proces van organieke matching de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend zijn.
Het tweede lid bepaalt dat organieke matching uitsluitend geschiedt op basis van schriftelijke stukken.
Het derde lid bepaalt dat de matching van alle functies geschiedt door de werkgroep matching.
Het vierde lid bepaalt dat de match wordt vastgesteld op basis van de functiebeschrijving conform de beleidsregel, bedoeld in het eerste lid, en in de hierna aangegeven volgorde plaatsvindt:
a. ten eerste door te bepalen welke van de drie domeinen in het LFNP – Leiding, Uitvoering en Ondersteuning – het meest vergelijkbaar is;
b. ten tweede – en voor zover van toepassing – door het meest vergelijkbare vakgebied binnen het gekozen domein te bepalen;
c. ten derde door de meest vergelijkbare LFNP functie in het desbetreffende vakgebied dan wel het domein Leiding te bepalen waarbij geldt dat indien de salarisschaal van de functiebeschrijving overeenkomt met de salarisschaal van een LFNP functie in het gekozen vakgebied dan wel het domein Leiding, die functie wordt beschouwd als de meest vergelijkbare functie.
Het zesde lid bepaalt dat het resultaat van alle matchingen door de werkgroep matching, conform het reglement voor de werkwijze van die werkgroep, wordt opgenomen in een concept-transponeringstabel met de daarbij behorende functievergelijkingsformulieren.
In het zevende lid is bepaald dat de door de minister vastgestelde transponeringstabel is opgenomen in de bij de Regeling behorende bijlage.
In artikel 4 van de Regeling is, voor zover hier van belang, vastgelegd dat er een werkgroep matching is, die voor de helft bestaat uit op voordracht van de minister benoemde leden en voor de helft uit leden, benoemd op voordracht van de politievakorganisaties. De werkgroep matching is onder meer belast met het opmaken van een concept-transponeringstabel opdat het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken tot overeenstemming kan komen.
Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling is bepalend voor de toekenning van een LFNP functie van de ambtenaar een uitgangspositie van de ambtenaar vanaf 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 en de transponeringstabel.
Op grond van het derde lid is bepalend voor de overgang naar een LFNP functie van de ambtenaar de uitgangspositie van de ambtenaar op 31 december 2011 en de transponeringstabel.
In het vierde lid is bepaald dat indien de toepassing van het tweede of derde lid in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie het bevoegd gezag na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie kan afwijken van het tweede en derde lid (hardheidsclausule).
1.4
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie konden politieambtenaren uiterlijk op 23 mei 2011 functieonderhoud aanvragen.
2.1
Bij besluit van 4 juli 2011 heeft verweerder de uitgangspositie van eiser bij de overgang naar het LFNP vastgesteld (het besluit uitgangspositie). In dit besluit is vastgelegd dat de door eiser vervulde functie op de peildatum 31 december 2009 Technisch Rechercheur B is. Eiser heeft vanaf 1 februari 2010 de functie Coördinator UFO vervuld. Dit is ook de functie van eiser op de peildatum 31 maart 2011. Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend. Evenmin heeft hij een verzoek om functieonderhoud ingediend.
2.2
Eiser is met ingang van 1 september 2011 op basis van waarneming werkzaamheden gaan verrichten als plaatsvervangend Hoofd Forensische Opsporing.
3. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de functie van eiser op grond van de transponeringstabel overgaat naar de functie Operationeel Expert Forensische Opsporing in domein Uitvoering, vakgebied Forensische Opsporing. De transponeringstabel is een algemeen verbindend voorschrift, waartegen op grond van artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bezwaar en beroep openstaat. Het besluit uitgangspositie staat in rechte vast. De keuze van eiser om geen functieonderhoud aan te vragen of rechtsmiddelen aan te wenden tegen het besluit uitgangspositie komt voor zijn rekening en risico. Verweerder heeft voorts geen aanleiding gezien eiser een andere LFNP functie toe te kennen op grond van de hardheidsclausule.
4.1
Eiser heeft terecht naar voren gebracht dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. Uit geen van de door verweerder in het verweerschrift genoemde bepalingen volgt dat de directeur Human Resources Management bevoegd is namens verweerder in mandaat te beslissen op bezwaren tegen besluiten in het kader van de overgang naar het LFNP. Dit geldt ook voor artikel 5.1 van het Mandaatbesluit politie januari 2014, nu de daarin opgenomen formulering “mandaat ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot diens werkterrein” te algemeen en onbepaald is om daaruit een mandaat tot besluitvorming namens verweerder af te kunnen leiden.
4.2
Nu verweerder het bestreden besluit bij besluit van 4 november 2014 heeft bekrachtigd, ziet de rechtbank aanleiding het in 4.1 geconstateerde gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. De rechtbank acht aannemelijk dat eiser door dit gebrek in de besluitvorming niet is benadeeld. Ook nu eiser deze beroepsgrond pas op 18 september 2014 heeft aangevoerd en niet in het aanvullend beroepschrift van 15 juli 2014, is niet aannemelijk dat het bevoegdheidsgebrek mede redengevend was voor het instellen van het beroep. Het door eiser gestelde belang bij vergoeding van het griffierecht en veroordeling van verweerder in de proceskosten is geen reden om af te zien van toepassing van artikel 6:22 van de Awb, nu gegrondverklaring van het beroep niet noodzakelijk is om te bepalen dat verweerder het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.
5.1
Eiser voert aan dat verweerder de transponeringstabel ten onrechte aanmerkt als algemeen verbindend voorschrift, waardoor in de bezwaarfase ten onrechte geen volledige heroverweging van het primaire besluit heeft plaatsgevonden.
5.2
Deze beroepsgrond faalt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is. De op artikel 6, tweede lid, van het Bbp gebaseerde Regeling bepaalt hoe de overgang van politieambtenaren naar een in de Regeling vaststelling LFNP opgenomen organieke functie verloopt. Dat de Regeling als zodanig een algemeen verbindend voorschrift is, bestrijdt eiser niet en staat ook voor de rechtbank vast. De Regeling bevat zelfstandige normen met betrekking tot de overgang als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Bbp die zich lenen voor herhaalde toepassing (en ook daadwerkelijk op tienduizenden politieambtenaren zijn toegepast). De transponeringstabel maakt als bijlage onderdeel uit van de Regeling en deelt naar het oordeel van de rechtbank in het karakter van de Regeling. Uit artikel 5, derde lid, van de Regeling volgt dat de uitgangspositie van de politieambtenaar op 31 december 2011 en de transponeringstabel bepalend zijn voor de matching. De transponeringstabel bepaalt welke uitgangspositie leidt tot welke organieke LFNP functie en bevat daarmee zelfstandige normen. De bezien in het licht van artikel 3, zesde en zevende lid, van de Regeling terechte opmerking van eiser dat de transponeringstabel de opstelsom is van de afzonderlijke beslissingen van de werkgroep matching maakt dit niet anders. Bij de overgang naar het LFNP is niet alleen de Regeling als zodanig, maar ook de transponeringstabel op alle politieambtenaren toegepast, waaruit volgt dat de transponeringstabel zich evenals de Regeling leent voor herhaalde toepassing.
In de transponeringstabel zijn geen mensfuncties overgezet, maar organieke functies. Eiser heeft onweersproken gesteld dat verschillende in de transponeringstabel opgenomen oude organieke functies feitelijk slechts door één persoon werden vervuld. Gesteld noch gebleken is echter dat dit vrijwel steeds aan de orde is en dat de transponeringstabel om die reden geen algemeen verbindend voorschrift is maar een bundel van beschikkingen.
Anders dan eiser betoogt, heeft de transponeringstabel niet louter interne werking. De Regeling met bijbehorende transponeringstabel bindt het bevoegd gezag bij het nemen van besluiten over de overgang van politieambtenaren naar een LFNP functie. Onder het bevoegd gezag wordt gelet op artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van het Bbp, niet uitsluitend de minister verstaan.
Wat eiser verder heeft aangevoerd over het karakter van de transponeringstabel stuit op het voorgaande af.
5.3
Nu uit eisers uitgangspositie en de transponeringstabel volgt dat de LFNP functie van eiser Operationeel Expert Forensische Opsporing is, mocht verweerder in het bestreden beluit ten aanzien van de stelling van eiser dat de functie Operationeel Specialist B passender is, volstaan met een verwijzing naar het algemeen verbindende karakter van de transponeringstabel.
6. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat de situatie van eiser geen aanleiding geeft tot toepassing van de hardheidsclausule. Dat eiser al geruime tijd werkzaamheden verricht als plaatsvervangend Hoofd Forensische Opsporing heeft verweerder daartoe onvoldoende kunnen achten. Verweerder heeft hierbij in aanmerking kunnen nemen dat eiser deze werkzaamheden verricht op basis van waarneming en niet in de betreffende functie is benoemd. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel vormt evenmin grond voor het oordeel dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen, nu de betreffende collega’s formeel zijn benoemd in de functie die eiser waarneemt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Omdat eiser terecht aanvoert dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, ziet de rechtbank aanleiding met toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank stelt het bedrag van deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 50,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en wegingsfactor 1, waarbij het totaalbedrag van € 974,- wordt gematigd tot € 50,- op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, nu dezelfde beroepsgrond in een groot aantal zaken is aangevoerd door dezelfde gemachtigde althans dezelfde politievakbond, zodat het naar het oordeel van de rechtbank niet redelijk is om in iedere individuele zaak een vergoeding van € 974,- toe te kennen).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 165,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mr. M.C. Woudstra en mr. M.J.S. Korteweg-Wiers, leden, in aanwezigheid van mr. drs. M.L. Bosman-Schouten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.