ECLI:NL:RBROT:2015:640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
C/10/455247 / HA ZA 14-736
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsovergang en revindicatie van een boot en trailer onder Belgisch en Nederlands recht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de eigendom van een boot en trailer. De zaak is ontstaan na de verkoop van een boot door [eiseres] aan [persoon1], die de boot vervolgens doorverkocht aan [gedaagde]. De rechtbank Rotterdam heeft op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie. De kern van het geschil betreft de vraag of [eiseres] de koopovereenkomst met [persoon1] rechtsgeldig heeft vernietigd en of [gedaagde] te goeder trouw is geweest bij de aankoop van de boot. De rechtbank oordeelt dat het Belgische recht van toepassing is op de eigendomsoverdracht aan [persoon1], en dat er geen eigendomsvoorbehoud is bedongen door [eiseres]. Hierdoor is [persoon1] beschikkingsbevoegd geworden en heeft hij de eigendom van de boot en trailer rechtsgeldig verkregen. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] ook de eigendom heeft verkregen, en wijst de vorderingen van [eiseres] af. [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/455247 / HA ZA 14-736
Vonnis van 22 januari 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. K. Boerjan,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats2],
gedaagde,
advocaat mr. M.G.T. Uphus.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 september 2014
  • de akte van [eiseres]
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 november 2014
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 mei 2012 heeft [eiseres] de haar in eigendom toebehorende boot merk Bayliner 652 Cuddy (bouwjaar 2006), de trailer met registratienummer US-MIYB66LLA606 (bouwjaar 2006) en toebehoren aan ene [persoon1] te Sittard (hierna [persoon1]) verkocht voor een bedrag van € 29.000,--. Deze koopovereenkomst is door [persoon1] bij brief van 16 mei 2012 aan [eiseres] bevestigd.
2.2.
Door [persoon1] is als betalingsvorm een cheque met garantie van de bank voorgesteld, welke betalingswijze door [eiseres] is aanvaard, nadat kopieën van het legitimatiebewijs van [persoon1], de bankcheque en de garantieverklaring van de bank van [persoon1] (de Commerzbank, BRD) door haar eigen bank te Sint-Niklaas, België waren bekeken en goed bevonden.
2.3.
Vervolgens is de koop in een schriftelijke overeenkomst gedateerd 17 mei 2012 vastgelegd, welke overeenkomst door beide partijen is ondertekend. In deze overeenkomst staat vermeld: “Het Belgische recht is op deze overeenkomst van toepassing”. Op 17 mei 2012 heeft [eiseres] de zaken aan een door [persoon1] aangestelde gemachtigde, die de zaken kwam ophalen, geleverd en heeft zij de originele cheque ontvangen.
2.4.
Bij het indienen van de bankcheque bij haar bank, bleek deze cheque te zijn vervalst, althans bleek de daarop gestelde handtekening niet juist te zijn. Door [eiseres] is meteen aangifte bij de politie gedaan. Bij nader onderzoek door [eiseres] bleek het door [persoon1] in de stukken gehanteerde adres in Sittard een leegstaand pand te betreffen.
2.5.
Bij brief van 25 mei 2012 aan het adres van [persoon1] te Sittard gericht heeft [eiseres] de koopovereenkomst tussen haar en [persoon1] vernietigd.
2.6.
Begin juni 2013 heeft [gedaagde] de boot met trailer, die door een HISWA makelaar via www.botentekoop.nl voor een vraagprijs van € 24.500,-- werd aangeboden voor een bedrag van € 23.000,-- gekocht. Levering zou plaats hebben zodra [gedaagde] een ligplaats in Alblasserdam had verkregen.
2.7.
Bij een verzoek van [gedaagde] tot wijziging van de tenaamstelling van de boot en de trailer bij de RDW bleek van de strafaangifte van [eiseres] en zijn boot en trailer strafrechtelijk onder de HISWA makelaar, althans diens DGA beslagen en bij de Dienst der Domeinen opgeslagen.
2.8.
Bij beschikking d.d. 14 februari 2014 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat de goederen aan de beslagene moesten worden teruggegeven, waarna de beslagen door het OM zijn opgeheven. Vervolgens heeft de HISWA makelaar [gedaagde] omstreeks maart 2014 gemachtigd om de boot en de trailer bij de Dienst der Domeinen op te halen, hetgeen is geschied.
2.9.
Na een vergeefse sommatie van [eiseres] d.d. 4 april 2014 aan [gedaagde] tot afgifte van de boot en de trailer heeft [eiseres] beslag doen leggen op het onverdeelde eigendomsaandeel in diens woonhuis.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat [gedaagde] geen eigenaar is geworden van de Bayliner 652 Cuddy (bouwjaar 2006), de trailer met registratienummer US-MIYB661LA606 (bouwjaar 2006) en toebehoren;
- [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van de BayIiner 652 Cuddy (bouwjaar 2006), de trailer met registratienummer US-MIYB66LLA606 (bouwjaar 2006) en toebehoren binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis;
-subsidiair, voor zover de Bayliner 652 Cuddy (bouwjaar 2006), de trailer met
registratienummer US-MIYB66LLA506 (bouwjaar 2006) en toebehoren niet meer in ongeschonden staat aan [eiseres] kunnen worden teruggegeven, [gedaagde] te veroordelen tot vervangende schadevergoeding ad € 29.000, vermeerderd met de wetteljjke rente daarover vanaf 27 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] te veroordelen om te betalen de kosten van de beslaglegging ad
€ 525,52;
- [gedaagde] te veroordelen om te betalen de buitengerechtelijke incassokosten conform de Wet Incassokosten ad € 1258,65, althans een door u in goede justitie te bepalen bedrag;
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding vermeerderd met de nakosten ad € 131,00 en wettelijke rente over die bedragen vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis bij non-betaling.
3.2.
[eiseres] legt daar kort samengevat het navolgende aan ten grondslag.
[gedaagde] voldoet niet aan de kwalificatie “te goeder trouw” als bedoeld in de artikelen 3:11 juncto 3:86 lid 1 BW. [gedaagde] is onvoldoende oplettend geweest. De koopprijs van
€ 23.000,-- is absurd laag, zeker voor een boot uit 2009, zoals in plaats van het werkelijke bouwjaar 2006 door de HISWA makelaar was geafficheerd. Vergelijkbare schepen uit 2009 kosten gemiddeld tussen de € 32.500 en € 40.000,-- euro. [gedaagde] was er op gebrand de goedkope transactie snel rond te krijgen en heeft zich daarom van niets vergewist, zoals de naam van de verkoper en de bijbehorende documenten die het bouwjaar 2006 vermelden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft kort samengevat het navolgende verweer gevoerd.
Hij voert aan dat [eiseres] zelf erg onvoorzichtig en onzorgvuldig is geweest doordat de schriftelijke berichten van [persoon1] vanaf het begin twijfels bij haar hadden moeten oproepen. Bovendien heeft zij door wel te leveren zonder betaling te hebben ontvangen en geen eigendomsvoorbehoud te bedingen een risico genomen en heeft haar bank de in acht te nemen zorgplicht geschonden. Het is niet eens duidelijk of [persoon1] of de vennootschap waarvan hij het briefpapier gebruikt (Merksgroep B.V. te Sittard) eigenaar is geworden.
4.2.
[gedaagde] heeft de boot van een professioneel bemiddelaar (HISWA makelaar) gekocht en daarop vertrouwd. De prijs was gelet op het bouwjaar 2006 (2009 was een typefout die [gedaagde] heeft geaccepteerd) alleszins redelijk en vormde in ieder geval geen reden voor argwaan. Na verkoop aan [persoon1] is de boot in ieder geval nog twee keer doorverkocht.
4.3.
Nu geen eigendomsvoorbehoud door [eiseres] jegens [persoon1] is bedongen, is [persoon1] wel eigenaar en beschikkingsbevoegd geworden (art. 3:84 BW) en [gedaagde] dus ook. De door [eiseres] jegens [persoon1] ingeroepen vernietiging van de koopovereenkomst heeft geen effect gesorteerd, omdat niet is aangetoond dat deze mededeling [persoon1] heeft bereikt (art. 3:37 lid 3 BW). Bovendien is door [eiseres] niet gesteld dat de verkoop door [persoon1] heeft plaats gevonden nadat de mededeling tot vernietiging hem eventueel heeft bereikt, zodat hij tot die mededeling in ieder geval beschikkingsbevoegd is geweest.
4.4.
Subsidiair is [gedaagde] eigenaar geworden op grond van artikel 3:86 lid 1 aangezien de overdracht anders dan om niet is geweest en [gedaagde] te goeder trouw is. Meer subsidiair is een eventuele beschikkingsonbevoegdheid al geheeld door vorige kopers die eveneens te goeder trouw hebben verkregen.

5.De beoordeling

Bevoegdheid rechter en toepasselijk recht

5.1.
[eiseres] woont in België. Partijen zijn er in de procedure aan voorbij gegaan of de Nederlandse rechter te dezen bevoegd is. Dat zal ambtshalve moeten worden onderzocht. [gedaagde] woont in Nederland zodat de hoofdregel van art. 2 lid 1 EEX-Verordening van toepassing is, inhoudende dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.
De Nederlandse rechter is dus bevoegd.
5.2.
Art. 2 EEX-Vo bepaalt slechts van welk land de gerechten bevoegd zijn, niet welke rechter van zo’n land relatief bevoegd is. In het onderhavige geval volgt de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank uit art. 99 lid 1 Rv. De woonplaats van [gedaagde] is Alblasserdam. De rechtbank Rotterdam is derhalve bevoegd op grond van art. 2 lid 1 EEX-Vo jo. art. 99 lid 1 Rv.
5.3.
Zowel het eerste als het tweede petitum van de dagvaarding is (geheel) goederenrechtelijk en niet verbintenissenrechtelijk van aard. Aangezien het een internationale zaak betreft, dient dus te worden onderzocht welk goederenrecht, het Belgische of het Nederlandse, toepasselijk is.
Er bestaan voor wat betreft het toepasselijke goederenrecht geen verdragen waaraan Nederland gebonden is. Daarentegen is in de Nederlandse wetgeving het toepasselijke goederenrecht wel geregeld. (artt. 10:126-141 BW (= Titel 11 van Boek 10 BW).
Als hoofdregel geldt lid 1 van art. 10:127 BW luidende
“Behoudens voor zover in de leden 2 en 3 anders is bepaald, wordt het goederenrechtelijk regime met betrekking tot een zaak beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich bevindt”.
5.4.
Artikel 10:131 BW luidt:
“De rechtsgevolgen van de verkrijging van een zaak van een beschikkingsonbevoegde worden beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich ten tijde van die verkrijging bevond.”
5.5.
De uitzonderingen in de leden 2 en 3 van art. 10:127 BW betreffen teboekstaande schepen en luchtvaartuigen. De Bayliner is een boot (de benaming zegt het al) en geen te boek gesteld schip. De uitzonderingen doen zich dus hier niet voor. De boot en de trailer bevinden zich in Nederland en bevonden zich daar al toen [gedaagde] die kocht.
Van een eigendomsvoorbehoud (naar Belgisch recht) op de goederen is geen sprake, zodat de uitzondering van art. 10:128 BW zich niet voordoet.
Art. 10:127 BW lid 4 bevat geen limitatieve opsomming en regelt ook het toepasselijk recht voor de vraag of en zo ja door wie een vordering tot revindicatie kan worden ingesteld.
Op revindicatie van de boot en de trailer en op de beantwoording van de vraag wie hiervan het eigendom heeft is dus op grond van de hoofdregel van artikel 10:127 BW Nederlands goederenrecht toepasselijk indien [persoon1] beschikkingsbevoegd is geweest bij doorlevering. Vervolgens is ingevolge art. 10:131 BW (onder meer) art. 3:86 BW op de derdenbescherming van toepassing indien [persoon1] beschikkingsonbevoegd is geweest.
Wel of niet beschikkingsbevoegd
5.6.
Op de verkrijging van de eigendom door [persoon1] is Belgisch recht van toepassing op grond van art. 10:127 en/of art. 10:131 BW. Naar Belgisch recht zal dus de vraag moeten worden beantwoord of [persoon1] al dan niet beschikkingsbevoegd is geweest. Door [eiseres] is geen eigendomsvoorbehoud bedongen. De zaken zijn door [eiseres] aan [persoon1] in België geleverd. Het Belgische Burgerlijk Wetboek van België , Boek III: Wijze van Eigendomsverkrijging- Titel VI, Hoofdstuk 1 bepaalt in artikel 1583:
“Hij(opmerking rechtbank: de overeenkomst van koop en verkoop)
is tussen partijen voltrokken, en de koper verkrijgt van rechtswege de eigendom ten aanzien van de verkoper, zodra er overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs, hoewel de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald is. Volgens Belgisch recht is er hier dus sprake van een rechtsgeldige eigendomsoverdracht aan [persoon1] waardoor [persoon1] beschikkingsbevoegd is geworden.
5.7.
[eiseres] heeft gesteld, wat door [gedaagde] gemotiveerd is betwist, dat de koopovereenkomst met [persoon1] is vernietigd. Vele aspecten van die gestelde vernietiging zijn echter onduidelijk gebleven. Zo wordt een vernietiging in dit geval door Belgisch recht beheerst, terwijl niet is gesteld of gebleken dat een vernietiging op de wijze zoals in het Nederlandse recht voorzien ook naar Belgisch recht mogelijk is. Maar los daarvan, de brief is door [eiseres] niet aangetekend aan [persoon1] verzonden en is gericht aan een adres waarvan [eiseres] toen al wist dat het een leegstaand pand betrof, zonder ook nader onderzoek in te stellen of dit toen de werkelijke woonplaats van [persoon1] was. Of de brief houdende vernietiging is verzonden staat dus niet vast en ook niet of die brief in geval van verzending [persoon1] zou hebben bereikt. Evenmin is komen vast te staan of [persoon1] de goederen heeft doorverkocht op een tijdstip dat de vernietiging al was ingeroepen. Aldus staat niet vast dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [persoon1] is vernietigd en wordt er van uitgegaan dat [persoon1] beschikkingsbevoegd is gebleven. Daarmede staat dan ook vast dat alle rechtsopvolgers, waaronder [gedaagde] als laatste, rechtsgeldig de eigendom van de boot en de trailer hebben verkregen. Het overige verweer van [gedaagde] behoeft hierdoor verder geen bespreking meer. De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten bestaan uit € 868,-- aan griffierecht en € 1.168,-- aan kosten advocaat (Tarief III, 2 punt à € 579,-- per punt).

6.De beslissing

De rechtbank
wijst alle vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure bestaande uit € 868,-- aan griffierecht en € 1.168,-- aan kosten advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2015.