ECLI:NL:RBROT:2015:6289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
C/10/432142 / HA ZA 13-899
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewindvoerder jegens rechthebbende op grond van artikel 1:444 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde], waarbij [gedaagde] als bewindvoerder van [eiser] wordt aangesproken op haar aansprakelijkheid. De procedure is gestart door [eiser], die stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar zorgplicht als bewindvoerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bewind was ingesteld over de goederen van [eiser] en dat [gedaagde] als bewindvoerster was aangesteld. De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in detail uiteengezet, inclusief eerdere correspondentie met Menzis Zorgkantoor over het persoonsgebonden budget (PGB) van [eiser]. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] in haar verplichtingen jegens [eiser] is tekortgeschoten, met name in het niet tijdig indienen van bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit van Menzis Zorgkantoor. De rechtbank heeft [gedaagde] aansprakelijk verklaard voor de schade die [eiser] heeft geleden door de terugvordering van het PGB. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 79.228,82 aan [eiser], vermeerderd met wettelijke rente, en heeft [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een bewindvoerder en de gevolgen van het niet nakomen van deze verantwoordelijkheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/432142 / HA ZA 13-899
Vonnis van 26 augustus 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M. van Hunnik,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. ter Meulen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 oktober 2013, waarin een comparitie van partijen is bepaald, en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de voorafgaand aan de comparitie van partijen door [gedaagde] in het geding gebrachte producties;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 28 mei 2014;
  • de bij brief van 20 maart 2015 door [eiser] in het geding gebrachte producties;
  • het proces-verbaal van de op 1 april 2015 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen;
  • de akte na comparitie van de zijde van [gedaagde] , met producties;
  • de antwoordakte van de zijde van [eiser] , met één productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1.
Bij beschikking van de kantonrechter te Rotterdam van 24 januari 2012 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [eiser] , met benoeming van [gedaagde] tot bewindvoerster.
2.2.
[gedaagde] is (middellijk) aandeelhoudster en voormalig bestuurster van AAA Scenario Zorg & Advies B.V. (verder: AAA). De (zaken)partner van [gedaagde] , de heer I.G. [betrokkene1] (verder: [betrokkene1] ), heeft [gedaagde] opgevolgd als bestuurder van AAA. Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister houdt AAA zich onder meer bezig met het verrichten van intensieve ambulante hulpverlening, coaching en advies gericht op sterk gedragsgestoorde/licht verstandelijk gehandicapte mensen, jeugd en hun omgeving en het verlenen van dagbesteding.
2.3.
[betrokkene1] is (middellijk) aandeelhouder en bestuurder van META Vastgoed Bemiddeling B.V. (verder: META). Deze onderneming houdt zich onder meer bezig met de bemiddeling bij handel, huur en verhuur van onroerend goed.
2.4.
Aan [eiser] is in 2011 en 2012 een persoonsgebonden budget (PGB) verstrekt. Bij brief van 31 oktober 2012, gericht aan [eiser] , heeft Menzis Zorgkantoor medegedeeld dat het dossier van [eiser] deel uitmaakt van een steekproef voor intensieve controle. [eiser] is in dat kader verzocht gegevens aan te leveren. Bij brief van 11 december 2012, gericht aan AAA, is nogmaals om toezending van de gevraagde bewijsstukken verzocht.
2.5.
In de brief van Menzis Zorgkantoor aan AAA van 19 december 2012 is onder meer het volgende vermeld:
Hartelijk dank voor het toesturen van de door ons gevraagde gegevens betreffende het Persoonsgebonden budget 2011 en 2012 van mevrouw R.I. [eiser] .
Mevrouw [eiser] ontvangt zorg via uw organisatie.
Uit onderzoek blijkt het volgende:
  • De Zorgovereenkomst is niet ondertekend door beide partijen. Hierdoor niet rechtsgeldig
  • In de Zorgovereenkomst staan geen tarieven per zorgsoort vastgelegd
  • Nota’s zijn niet gespecificeerd in het aantal zorguren en de geleverde zorg per maand
  • Nota’s 2011 niet aangeleverd.
Graag ontvangen wij van u, vóór 4 januari 2013, de volgende stukken:
  • Kopie van de beide partijen ondertekende Zorgovereenkomst
  • Kopieën van gespecificeerde nota’s 2011 en 2012
  • Kopieën van urenbriefjes per maand
  • Tarievenlijst 2011 en 2012
Zonder deze aanvullende stukken kunnen wij de kosten voor de bovenstaande zorgverlener niet accepteren en zijn wij genoodzaakt het budget 2011 en 2012 volledig terug te vorderen.
2.6.
Bij brief aan AAA van 5 februari 2013 heeft Menzis Zorgkantoor medegedeeld nog geen reactie te hebben ontvangen op haar brief van 19 december 2012 en verzocht de aanvullende bewijsstukken vóór 16 februari 2013 alsnog toe te zenden.
2.7.
In een brief van Menzis Zorgkantoor aan AAA van 26 februari 2013 is onder meer het volgende vermeld:
Op grond van artikel 2.6.14 lid 1 is het Zorgkantoor verplicht de besteding van PGB gelden steekproefsgewijs te controleren. Wij hebben u meerdere keren benaderd met het verzoek aanvullende bewijsstukken over 2011 en 2012 aan te leveren. Tot onze spijt moeten we constateren dat u tot op heden niet heeft gereageerd.
We zijn dan ook genoodzaakt om het persoonsgebonden budget van R.I. [eiser] over 2011 en 2012 terug te vorderen. (…)
U kunt bezwaar maken tegen deze beschikking. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na de dagtekening van deze beschikking.
2.8.
In een brief van [gedaagde] aan Menzis Zorgkantoor van 22 maart 2013 staat onder meer het volgende:
Na aanleiding van de eindafrekening maak ik als bewindvoerder van mevrouw [eiser] bezwaar op het besluit. Ik wil u dan ook extra stukken toesturen wat betreft de geleverde zorg. Mevrouw ontvangt op dit moment 24 uurs zorg verdeeld over de dag aan de hand van de gestelde budget per maand die vanuit het zorgkantoor is gesteld. Ik kan u de volledige overzichten toesturen wat betreft de gedraaide uren en eventueel wat u nog meer nodig heeft. (…)
Ik als bewindvoerder heb het totale overzicht van gedraaide uren en alles wat belangrijk is omtrent mevrouw en ik wil u dan ook vragen om de documenten die u wil zien op te vragen bij mij.
Ik maak dan ook bezwaar tegen de terugvordering voor mevrouw [eiser] .
2.9.
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 11 april 2013 is [gedaagde] op verzoek van [eiser] ontslagen als bewindvoerster. Met ingang van diezelfde datum is mevrouw J. [betrokkene2] , werkzaam bij Bureau Solide (verder: [betrokkene2] ), benoemd tot opvolgend bewindvoerster ten behoeve van [eiser] .
2.10.
Bij brief van 23 juni 2013 heeft Menzis Zorgkantoor onder meer het volgende geschreven aan [eiser] :
De afgelopen tijd hebt u van ons diverse betalingsverzoeken ontvangen voor het door u teveel ontvangen persoonsgebonden budget. Tot nu toe hebben wij geen betaling van u ontvangen.
De betalingstermijn is verstreken. Wij stellen u nog een maal in de gelegenheid om het bedrag van € 78.429,42 voor 7 juli 2013 aan ons over te maken (…).
2.11.
Op 8 oktober 2013 heeft [gedaagde] een eindrekening en verantwoording ingediend bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. Bij brief aan de advocaat van [eiser] van 1 augustus 2014 heeft de griffier van de rechtbank Gelderland daarover desgevraagd het volgende verklaard:
De eindrekening en verantwoording is voor gezien in het bewindsdossier gevoegd.
2.12.
Opvolgend bewindvoerster [betrokkene2] heeft op 28 februari 2014 een eindrekening en verantwoording ingediend. Bij brief aan de advocaat van [eiser] van 17 juli 2014 heeft de griffier van de rechtbank Gelderland daarover desgevraagd het volgende verklaard:
Door de griffier van de rechtbank Gelderland is aan de bewindvoerder bericht dat deze eindrekening is gezien en goed gekeurd door de kantonrechter.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft, na vermindering van eis, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat [gedaagde] als bewindvoerster aansprakelijk is vanwege toerekenbaar tekortschieten in de zorg van een goed bewindvoerster;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 107.935,57, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen tot afgifte van:
  • de volledige administratie met betrekking tot de ontvangen huurtoeslagen van [eiser] over de periode van 1 januari 2012 tot 11 april 2013, op straffe van verbeurte van een door de rechtbank te maximeren dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat [gedaagde] na veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis daarmee in gebreke blijft;
  • de volledige administratie met betrekking tot de bijstandsuitkering van [eiser] over de periode van 1 januari 2012 tot 11 april 2013 op straffe van verbeurte van een door de rechtbank te maximeren dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat [gedaagde] na veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis daarmee in gebreke blijft;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] :
  • de binnenkomende gelden op de bankrekeningen van [eiser] heeft weggesluisd naar AAA en META (de ondernemingen van [gedaagde] en haar (zaken)partner);
  • geen (deugdelijke) rekening en verantwoording heeft afgelegd;
  • geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden;
  • [eiser] niet heeft geïnformeerd en
  • ten onrechte geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van Menzis Zorgkantoor tot terugvordering van het persoonsgebonden budget.
Het hiervoor onder 3.1 sub b) bedoelde bedrag van € 107.935,57 is als volgt door [eiser]
gespecificeerd:
  • € 17.324,48 ter zake van overboekingen van de bijstanduitkering van [eiser] in de periode januari 2012 tot en met april 2013;
  • € 1.432,00 ter zake van overboekingen van de door [eiser] op 20 juni 2012, 20 juli 2012 en 20 augustus 2012 ontvangen voorschotten huurtoeslag, die aan de Belastingdienst zullen moeten worden terugbetaald;
  • € 79.228,82 ter zake van het door Menzis Zorgkantoor teruggevorderde persoonsgebonden budget, vermeerderd met rente en incassokosten;
  • € 9.950,27 ter zake van schulden van [eiser] die zijn ontstaan in de periode dat [gedaagde] haar bewindvoerster was.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot afwijzing ervan, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna (nader) worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag, die in deze procedure moet worden beantwoord, is of [eiser] bevoegd is zelfstandig in rechte op te treden. Vast staat immers dat [eiser] op het moment dat de onderhavige procedure aanhangig werd gemaakt - 9 augustus 2013 - onder bewind was gesteld. [betrokkene2] was op dat moment haar bewindvoerster (zie hiervoor onder 2.9). Op grond van artikel 1:441 lid 1 BW vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. Een schadevergoedingsvordering als de onderhavige heeft betrekking op het vermogen van de rechthebbende en de bewindvoerder is daarom exclusief bevoegd daarover te beschikken. De hoedanigheid van een procespartij is van openbare orde en de rechtbank dient de procesbevoegdheid van [eiser] dan ook ambtshalve te beoordelen.
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat [betrokkene2] toestemming heeft gegeven om de onderhavige procedure aanhangig te maken. Zij heeft die stelling met een schriftelijke verklaring van [betrokkene2] d.d. 26 juli 2013 onderbouwd. Die toestemming laat echter onverlet dat [betrokkene2] als formele procespartij had moeten optreden, nu [eiser] daartoe op het moment van dagvaarden niet bevoegd was. De rechtbank ziet echter geen aanleiding hieraan consequenties te verbinden, nu [eiser] ter comparitie (op 28 mei 2014) heeft verklaard dat (ook) [betrokkene2] inmiddels is ontslagen als bewindvoerster. Die verklaring strookt met het gegeven dat door [betrokkene2] op 28 februari 2014 eindrekening en verantwoording is afgelegd (zie hiervoor onder 2.12). Uit het begeleidende schrijven van [betrokkene2] aan de rechtbank Gelderland blijkt dat sprake is van een ambtshalve opheffing van het bewind. Nu door geen van partijen is gesteld dat [eiser] nadien opnieuw onder bewind is gesteld, gaat de rechtbank er vanuit dat zij thans zelfstandig bevoegd is om in rechte op te treden.
4.3.
Het gaat in deze procedure om de vraag of [gedaagde] haar verplichtingen jegens [eiser] geschonden heeft en uit dien hoofde aansprakelijk is. Ingevolge artikel 1:444 BW is een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Van aansprakelijkheid is slechts sprake als de bewindvoerder keuzes maakt die geen redelijk handelend bewindvoerder in vergelijkbare omstandigheden gemaakt zou hebben. Bepalend is daarbij wat de bewindvoerder wist of redelijkerwijs kon weten op het moment dat hij de handeling verrichtte.
De verwijten die [eiser] [gedaagde] maakt zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
Besteding binnenkomende gelden
4.4.
Waar het de besteding van de binnenkomende gelden op de bankrekeningen van [eiser] - de bijstandsuitkering, de huurtoeslag en het persoonsgebonden budget - betreft, heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat door [gedaagde] grote bedragen zijn weggesluisd om zichzelf en haar (zaken)partner te verrijken. [gedaagde] heeft de stellingen van [eiser] op dit punt gemotiveerd weersproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat aan [eiser] (24 uurs-)zorg werd verleend door AAA en dat de daaraan verbonden kosten werden voldaan vanuit het persoonsgebonden budget. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat tussen META en [eiser] een (onder)huurovereenkomst bestond met betrekking tot de woning in Dordrecht waar [eiser] verbleef. De bijstandsuitkering en de huurtoeslag werden besteed aan de vaste lasten, aldus [gedaagde] .
4.5.
[eiser] heeft niet betwist dat zij zorg heeft ontvangen van AAA. Zij heeft evenmin weersproken dat de woning in Dordrecht waar zij verbleef door META voor haar werd gehuurd. De enkele stelling dat [eiser] nimmer een huurovereenkomst heeft ondertekend is in dit kader onvoldoende. De door [gedaagde] met betrekking tot de verleende zorg en de huur in het geding gebrachte facturen van AAA respectievelijk META zijn ook niet door [eiser] betwist. Verder is tussen partijen niet in geschil dat tijdens het bewind leefgeld aan [eiser] werd verstrekt. Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat de binnenkomende gelden door [gedaagde] zijn weggesluisd. Genoegzaam is gebleken dat die gelden in beginsel ten behoeve van [eiser] werden besteed. In zoverre kan de vordering van [eiser] dan ook niet slagen.
Rekening en verantwoording
4.6.
De rechtbank volgt [eiser] evenmin in haar stelling dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar taak deugdelijk en tijdig eindrekening en verantwoording af te leggen. Het enkele feit dat de griffier van de rechtbank Gelderland heeft medegedeeld dat de eindrekening en verantwoording van [gedaagde] voor gezien in het bewindsdossier is gevoegd - en daarbij geen melding is gemaakt van goedkeuring door de kantonrechter, terwijl dat bij de door [betrokkene2] afgelegde eindrekening en verantwoording wel het geval is -, betekent nog niet dat de kantonrechter goedkeuring heeft onthouden aan de door [gedaagde] afgelegde eindrekening en verantwoording. Evenmin zijn er aanwijzingen dat de eindrekening en verantwoording door [gedaagde] te laat is afgelegd. Het had op de weg van [eiser] gelegen haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen. Nu zij dat niet heeft gedaan, kan haar vordering ook op dit punt niet slagen. Bovendien is ook niet door [eiser] gesteld welke schade uit eventueel nalaten van [gedaagde] op dit gebied zou zijn voortgevloeid.
De financiële situatie van [eiser]
4.7.
Volgens [eiser] had het op de weg van [gedaagde] gelegen om haar lopende betalingsverplichtingen, zoals de zorgpremie, te voldoen en om haar schuldenlast te verminderen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] niet aan die verplichtingen heeft voldaan, waardoor tijdens de periode dat zij bewind voerde een schuldenpakket van in totaal € 9.950,27 is ontstaan. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat [eiser] al meerdere schulden had op het moment dat zij onder bewind werd gesteld en er te weinig inkomsten waren om aan alle betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Volgens [gedaagde] zijn alle bekende schuldeisers aangeschreven en is [eiser] aangemeld voor een schuldhulpverleningstraject.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat het oplopen van de schulden van [eiser] gedurende het bewind had kunnen worden voorkomen. [eiser] heeft niet betwist dat zij bij aanvang van het bewind al schulden had en niet gebleken is dat er voldoende inkomsten waren om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen. Dat door [gedaagde] onjuiste keuzes zijn gemaakt bij de besteding van de inkomsten van [eiser] is evenmin gebleken. Dat prioriteit is gegeven aan de besteding van de binnenkomende gelden aan leefgeld, vaste lasten en zorgkosten is niet onbegrijpelijk. Ook in zoverre is van (toerekenbaar) tekortschieten door [gedaagde] in de zorg van een goed bewindvoerder dus geen sprake.
Administratie en informatie
4.9.
[eiser] verwijt [gedaagde] voorts dat zij geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden en [eiser] als rechthebbende niet heeft geïnformeerd. [gedaagde] heeft ook dat verwijt betwist en daartoe onder meer aangevoerd dat [eiser] elke maand een overzicht kreeg van haar bankafschriften.
4.10.
Gelet op het verweer op dit punt had het op de weg van [eiser] gelegen om haar stellingen nader te concretiseren en te onderbouwen. Zij heeft dat niet gedaan, zodat haar stellingen ook op dit punt niet kunnen slagen. Bovendien is ook in zoverre niet duidelijk geworden in hoeverre een toerekenbare tekortkoming op dit gebied tot rechtens relevante schade zou kunnen leiden.
Het terugvorderingsbesluit van Menzis Zorgkantoor
4.11.
Ten slotte dient te worden beoordeeld of [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen jegens [eiser] ter zake het besluit van Menzis Zorgkantoor van 26 februari 2013 tot terugvordering van het persoonsgebonden budget over de jaren 2011 en 2012 met een totaalbedrag van € 78.429,42. In dit kader stelt de rechtbank voorop dat het de taak van [gedaagde] als zorgverlener (via AAA) en als bewindvoerster was om de in de brief van Menzis Zorgkantoor van 19 december 2012 bedoelde stukken (zie hiervoor onder 2.5) aan te leveren. Dat [gedaagde] dat heeft gedaan is niet gesteld en ook niet gebleken. Nadat Menzis Zorgkantoor vervolgens op 26 februari 2013 het terugvorderingsbesluit heeft genomen, was het opnieuw de taak van [gedaagde] om daartegen bezwaar te maken. De bezwaartermijn van zes weken ging in op de dag na dagtekening van de beschikking en liep dus tot 10 april 2013. [gedaagde] is eerst een dag na afloop van de bezwaartermijn ontslagen als bewindvoerster en was daarom verantwoordelijk voor het (tijdig) indienen van het bezwaar.
4.12.
Uit de verklaringen van [eiser] en uit de brief van 23 juni 2013 (zie hiervoor onder 2.10) blijkt dat Menzis Zorgkantoor het terugvorderingsbesluit heeft gehandhaafd. Ter gelegenheid van de comparitie op 1 april 2015 heeft [gedaagde] verklaard dat zij op 22 maart 2013 een bezwaarschrift heeft opgesteld (zie hiervoor onder 2.8) en aangetekend naar Menzis Zorgkantoor heeft verzonden. Van die laatste stelling heeft zij nadrukkelijk bewijs aangeboden. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] het bedoelde bewijs vervolgens echter niet in het geding gebracht. Dat de brief van 22 maart 2013 aangetekend is verzonden en door Menzis Zorgkantoor is ontvangen staat daarmee niet vast. De door [gedaagde] in het geding gebrachte e-mail van 3 mei 2013, waaruit volgens [gedaagde] volgt dat Menzis Zorgkantoor het op 27 maart 2013 (nogmaals) per e-mail toegezonden bezwaarschrift heeft ontvangen en verdere actie zal ondernemen, maakt dat niet anders. Inmiddels is immers gebleken dat door Menzis Zorgkantoor in het geheel geen actie meer is ondernomen en het had op de weg van [gedaagde] gelegen om nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van een ondertekende verklaring van Menzis Zorgkantoor, dat haar bezwaar desondanks wel door Menzis Zorgkantoor is ontvangen. Nu zij dat niet heeft gedaan, is haar verweer op dit punt onvoldoende onderbouwd. In rechte kan er dan ook niet vanuit worden gegaan dat Menzis Zorgkantoor een bezwaar op het besluit van 26 februari 2013 heeft ontvangen.
4.13.
Dat het voor [eiser] van groot belang was dat zij het persoonsgebonden budget niet zou hoeven terugbetalen, is evident. Het was aan [gedaagde] als goed bewindvoerster om al het redelijk mogelijke te doen om dat doel te bereiken. Niet gebleken is dat [gedaagde] dat voldoende heeft gedaan. Zij heeft, ondanks herhaald verzoek, de benodigde stukken niet aan Menzis Zorgkantoor toegezonden. De brief van 22 maart 2013 heeft zij niet aangetekend verzonden. Vervolgens heeft zij zich er niet voldoende van vergewist dat Menzis Zorgkantoor het bezwaar heeft ontvangen. Toen [gedaagde] op 11 april 2013 als bewindvoerster werd ontslagen - en de bezwaartermijn inmiddels was verstreken - had Menzis Zorgkantoor immers nog niet bevestigd dat het bezwaar was ontvangen en in behandeling zou worden genomen. Dat [gedaagde] de opvolgend bewindvoerster expliciet van deze situatie op de hoogte heeft gesteld, is niet gesteld en evenmin gebleken. Al met al moet worden geoordeeld dat [gedaagde] in dit kader is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerster. Dat het ontvangen persoonsgebonden budget moet worden terugbetaald door [eiser] , is aan [gedaagde] toe te rekenen. Dat [gedaagde] in verband met een onjuiste adressering - [adres] in plaats van [adres] te Dordrecht - niet alle brieven van Menzis Zorgkantoor zou hebben ontvangen is, gelet op haar stelling dat zij tijdig bezwaar heeft aangetekend, niet aannemelijk. Bovendien is in verschillende door [gedaagde] in het geding gebrachte stukken [adres] -189 of [adres] als adres van AAA vermeld.
Conclusie
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht, zoals hiervoor onder 3.1 sub a) weergegeven, toewijsbaar is.
4.15.
Het bedrag dat [eiser] ter zake het persoonsgebonden budget aan Menzis Zorgkantoor dient terug te betalen, inclusief rente en incassokosten, is aan te merken als schade. De vordering zoals hiervoor onder 3.1 sub b) weergegeven is dan ook toewijsbaar tot het door [eiser] gestelde bedrag van € 79.228,82, dat qua hoogte niet door [gedaagde] is weersproken. De gevorderde wettelijke rente over dat bedrag is als op de wet gegrond en onweersproken gebleven eveneens toewijsbaar.
4.16.
Ter onderbouwing van de hiervoor onder 3.1 sub c) weergegeven vorderingen heeft [eiser] gesteld dat het haar ontbreekt aan stukken en bescheiden die betrekking hebben op haar financiële huishouding over de periode van 1 januari 2012 tot 11 april 2013. Het gaat daarbij om de administratie omtrent de huurtoeslag en de bijstandsuitkering. [eiser] stelt recht en belang te hebben om afgifte daarvan te vorderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Nadat [gedaagde] daartegenover heeft gesteld dat zij de nodige gegevens al heeft verstrekt, heeft [eiser] niet toegelicht op welke stukken haar vordering betrekking heeft. Dat had, gelet op het gevoerde verweer, wel op haar weg gelegen. De vordering is daarom in zoverre als te onbepaald en onvoldoende onderbouwd niet toewijsbaar.
4.17.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden op basis van het toegewezen bedrag vastgesteld op:
- door de griffier betaalde explootkosten € 69,61
- overige explootkosten € 25,18
- griffierecht € 75,00
- salaris advocaat
€ 2.026,50(3,5 punten × € 579,00)
Totaal€ 2.196,29
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] als bewindvoerster jegens [eiser] aansprakelijk is vanwege toerekenbaar tekortschieten in de zorg van een goed bewindvoerster,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 79.228,82 (negenenzeventig duizendtweehonderdachtentwintig euro en tweeëntachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van de dag van dagvaarding, 9 augustus 2013, tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op € 2.196,29, waarvan € 69,61 aan explootkosten moet worden voldaan aan de griffier overeenkomstig de betaalinstructies in de door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) toe te zenden nota,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2015.
1977/2477