ECLI:NL:RBROT:2015:6270

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2015
Publicatiedatum
31 augustus 2015
Zaaknummer
4339562
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in arbeidsgeschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een projectmanager/consultant, en zijn werkgever, Cimsolutions B.V. [eiser] heeft een vordering ingesteld om hem toe te staan in dienst te treden bij Yacht B.V. voor een project bij de Schiphol Groep, ondanks een concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst met Cimsolutions. De werkgever betwistte de bevoegdheid van de kantonrechter te Rotterdam en voerde aan dat de werkzaamheden van [eiser] niet hoofdzakelijk in Rotterdam werden verricht, maar op verschillende locaties in Nederland. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de werkplek van [eiser] en de vestigingsplaats van Cimsolutions. De kantonrechter concludeerde dat de vordering niet in Rotterdam kon worden behandeld, omdat de arbeidsovereenkomst niet met de vestiging te Rotterdam was aangegaan en de werkzaamheden van [eiser] niet hoofdzakelijk in Rotterdam plaatsvonden. De zaak werd daarom verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, die wel bevoegd is. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindvonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4339562 \ VV EXPL 15-402
uitspraak: 28 augustus 2015
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Alkmaar,
eiser,
gemachtigde: mr. R.M. Conijn te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Cimsolutions B.V.,
gevestigd te Vianen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Klaassen te Bunschoten.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “Cimsolutions”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 11 augustus 2015 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de door [eiser] ten behoeve van de mondelinge behandeling nagezonden producties 20 tot en met 28;
  • de door Cimsolutions ten behoeve van de mondelinge behandeling nagezonden productie 16, en
  • de pleitnota van mr. Conijn.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaats gevonden op 26 augustus 2015. [eiser] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Conijn. Cimsolutions is vertegenwoordigd door de heer M. Hossain, directeur, de heer R. Westerink, field manager en leidinggevende van [eiser] en de heer C. Cramer, accountmanager, bijgestaan door mr. Klaassen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
[eiser] is sinds 1 september 2013 voor onbepaalde tijd in dienst bij Cimsolutions in de functie van projectmanager / consultant voor 40 uur per week.
2.2
Cimsolutions legt zich toe op de detachering van hoger opgeleid (ICT) personeel alsook op het uitvoeren van in-huis projecten ten behoeve van opdrachtgevers. Cimsolutions heeft zes vestigingen in Nederland (Vianen, Best, Deventer, Rotterdam, Amsterdam en Groningen) en een in Bangladesh (Dhaka).
2.3
[eiser] is sinds zijn indiensttreding bij Cimsolutions bij de volgende opdrachtgevers gedetacheerd geweest:
 september 2013 – maart 2014 Rijkswaterstaat te Rotterdam;
 januari 2014 – april 2015 provincie Zuid-Holland te Den Haag;
 mei 2015 – heden Rijkswaterstaat te Rotterdam.
Alle opdrachten betreffen ICT gerelateerde werkzaamheden.
2.4
Artikel 3.2 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
‘Gezien de aard van de activiteiten zullen de werkzaamheden meestal worden verricht ten kantore van de klant(en) van Werkgever.’
2.5
In artikel 7.2 van de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen. Afzonderlijk is een ‘secrecy and competition’ clause gesloten.
2.6
Op 21 mei 2015 heeft [eiser] een kennismakingsgesprek gehad bij Yacht B.V., een detacheringsbedrijf. Yacht verzorgt de werving en selectie voor de vacature van projectmanager Elektrotechniek op de afdeling PLUS van de Schiphol Groep.
2.7
Op 3 juni 2015 heeft [eiser] een kennismakingsgesprek gehad bij de Schiphol Groep. Op 5 juni 2015 heeft de Schiphol Groep aan Yacht laten weten dat ze met [eiser] verder willen gaan. De Schiphol Groep wil [eiser] (eerst) een half jaar inhuren via Yacht. Daarna wordt bepaald of [eiser] in aanmerking komt voor de invulling van de interne vacature.
2.8
Per brief van 29 juni 2015 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst met Cimsolutions opgezegd per 1 september 2015.
2.9
Per brief van 14 juli 2015 is door Cimsolutions aan [eiser] kenbaar gemaakt dat het concurrentiebeding een overstap naar Yacht in de weg staat.
2.1
[eiser] heeft Cimsolutions bij brief van 22 juli 2015 bericht dat hij zijn ontslag handhaaft.

3.De vordering

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
primair het concurrentiebeding in artikel 7.2 van de arbeidsovereenkomst en de secrecy and competition clause volledig te schorsen in afwachting van de uitkomst in een bodemprocedure;
subsidiair het concurrentiebeding in artikel 7.2 van de arbeidsovereenkomst en de secrecy and competition clause gedeeltelijk te schorsen in afwachting van de uitkomst in een bodemprocedure zodat het [eiser] is toegestaan om per
1 september 2015 gedurende zes maanden in dienst te treden bij Yacht voor uitsluitend de werkzaamheden als projectmanager elektrotechniek bij de Schiphol Groep afdeling PLUS en aansluitend daar eventueel rechtstreeks in dienst te treden;
3. meer subsidiair (per abuis is in de dagvaarding nogmaals de vordering zoals onder 2 omschreven weergegeven) Cimsolutions te veroordelen om aan [eiser] als voorschot op een in de bodemprocedure te bepalen billijke vergoeding te voldoen vanaf 1 september 2015 tot de dag dat het [eiser] is toegestaan in dienst te treden een bedrag van € 315,00 bruto per dag, uiterlijk binnen zeven dagen na dagtekening van het te bepalen vonnis te betalen;
4. uiterst subsidiair Cimsolutions te veroordelen om aan [eiser] als voorschot op een in de bodemprocedure te bepalen billijke vergoeding te voldoen vanaf
1 september 2015 tot uiterlijk 1 september 2016 een bedrag van € 315,00 bruto per dag, uiterlijk binnen zeven dagen na dagtekening van het te bepalen vonnis te betalen;
5. nog uiterst subsidiair de in artikel 7.2 van de arbeidsovereenkomst en de secrecy and competition clause genoemde boetebedragen in afwachting van de eventuele uitkomst van een bodemprocedure te matigen tot nihil, waarbij eveneens een maximum wordt gestelde aan de te verbeuren boetes;
6. Cimsolutions in alle gevallen te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan zijn vordering legt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat hij met zijn indiensttreding bij Yacht niet het non-concurrentiebeding overtreedt. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat hij in verhouding tot het te beschermen belang van Cimsolutions door het beding onbillijk wordt benadeeld.

4.Het verweer

4.1
Cimsolutions doet voor alle weren ten gronde een beroep op de relatieve onbevoegdheid van de rechter. Zij betwist dat [eiser] zijn werkzaamheden ‘gewoonlijk’ verricht in Rotterdam, althans deze regio, omdat [eiser] zijn arbeid in verschillende delen van het land kan verrichten en ook daadwerkelijk verricht. Cimsolutions voert aan dat haar werknemers tewerk worden gesteld op de vestiging die het meest nabij hun woonplaats gelegen is, aldus is [eiser] volgens Cimsolutions op basis van zijn woonplaats Alkmaar geplaatst op de vestiging Amsterdam. [eiser] wordt vanuit het kantoor Amsterdam gedetacheerd op kort- of langlopende opdrachten dan wel verricht hij op dit kantoor werkzaamheden ten behoeve van de zogenoemde in-house projecten voor opdrachtgevers dan wel voor Cimsolutions. Cimsolutions wijst er op dat in het CV van [eiser] als standplaats is opgenomen Amsterdam en dat ook zijn e-mailadres en postadres daar blijk van geven. Cimsolutions stelt zich op het standpunt dat het centrum van de werkzaamheden van [eiser] is gelegen op de vestiging van Cimsolutions in Amsterdam, zodat de rechtbank Amsterdam (standplaats werknemer) of de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (vestigingsplaats werkgever) bevoegd zijn om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
4.2
Ten gronde voert Cimsolutions aan dat er geen aanleiding bestaat om het concurrentiebeding te schorsen, nu Yacht is aan te merken als een concurrent van Cimsolutions en [eiser] voornemens is om daar in dienst te treden. De belangen van Cimsolutions zouden bij een schorsing ernstig worden geschaad, terwijl volgens Cimsolutions onvoldoende is gebleken van een individueel concreet belang van [eiser] dat het opzij zetten van de contractueel gemaakte afspraken rechtvaardigt.
5. De beoordeling
5.1
De indiensttreding van [eiser] bij Yacht is voorzien op 1 september 2015. Gelet op het standpunt van Cimsolutions brengt indiensttreding het risico mee dat [eiser] een boete verbeurt. Die omstandigheid maakt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de onderhavige vordering.
5.2
Nu Cimsolutions zich beroepen heeft op de relatieve onbevoegdheid van de kantonrechter te Rotterdam zal eerst dit verweer beoordeeld worden.
Het beroep op artikel 100 Rv
5.3
[eiser] stoelt (primair) de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter op artikel 100 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: ‘Rv’). Op grond van dat artikel is in zaken betreffende een individuele arbeidsovereenkomst mede bevoegd de rechter van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt of laatstelijk gewoonlijk werd verricht. Die plaats dient aan de hand van de feitelijke omstandigheden van het geval te worden bepaald. [eiser] voert in dat kader aan dat hij op dit moment werkzaam is bij Rijkswaterstaat op de vestiging in Rotterdam en dat zijn leidinggevende (eveneens) als standplaats Rotterdam heeft. Voor de beoordeling van de relatieve bevoegdheid op grond van artikel 100 Rv is niet van doorslaggevend belang waar de arbeid thans wordt verricht. Aan de term ‘gewoonlijk’ moet de betekenis van ‘hoofdzakelijk’ (meestal of in de hoofdzaak) worden toegekend (zie HR 18 juni 1920, NJ 1920, p. 802-804).
5.4
[eiser] is op 1 september 2015 exact twee jaren in dienst bij Cimsolutions. In die twee jaren heeft hij 16 maanden gewerkt in Den Haag en 11 maanden in Rotterdam (ongeveer 41% van de tijd), met een overlap van 3 maanden waarin hij op beide locaties werkzaam is geweest. Op grond van die gegevens kan Rotterdam of een andere plaats in dit kanton dus niet worden aangewezen als de plaats waar de arbeid hoofdzakelijk wordt verricht. [eiser] heeft in dit verband nog aangevoerd dat vrijwel alle opdrachten van Cimsolutions in zijn branche in de regio Zuid-Holland zijn. Deze stelling snijdt geen hout omdat in Zuid-Holland zowel de rechtbank Den Haag als de rechtbank Rotterdam zijn gevestigd. Als de term ‘hoofdzakelijk’ gemeten moet worden aan de hand van de tijd, biedt deze maatstaf geen grond om de kantonrechter te Rotterdam relatief bevoegd te achten. Ook indien de term ‘hoofdzakelijk’ ruimer en niet alleen gemeten in tijdsduur uitgelegd zou mogen worden, is daarvoor onvoldoende feitelijke aanknopingspunten gesteld. De slotsom is dat artikel 100 Rv de kantonrechter geen grond biedt om zich relatief bevoegd te achten.
Het beroep op artikel 1:14 BW juncto 1:10 BW
5.5
Ter zitting heeft [eiser] zich –subsidiair– op het standpunt gesteld dat de kantonrechter te Rotterdam bevoegd is omdat Rotterdam een vestigingsplaats is van Cimsolutions en een filiaal is in de zin van artikel 1:14 BW, zodat in verbinding met artikel 1:10 BW, Rotterdam aangemerkt kan worden als ‘woonplaats’ van Cimsolutions in de zin van artikel 99 Rv. Dit standpunt kan echter pas gevolgd worden ten aanzien van aangelegenheden voor zover die de vestiging te Rotterdam betreffen. Het moet dan gaan om kenmerkende activiteiten die vanuit die vestiging plaatsvinden. De aangelegenheid waarvoor Cimsolutions is gedagvaard betreft de geheel of gedeeltelijke ontheffing van een verplichting uit de arbeidsovereenkomst die is gesloten met Cimsolutions. [eiser] is echter geen arbeidsovereenkomst aangegaan met de vestiging te Rotterdam. Evenmin wordt hij vanuit Rotterdam gedetacheerd of aangestuurd en evenmin vinden aldaar de werkzaamheden ten behoeve van in-house projecten gewoonlijk plaats. De contacten die [eiser] met de vestiging te Rotterdam heeft beperken zich tot die verband houden met zijn detachering bij Rijkswaterstaat te Rotterdam. Kortom, voor aangelegenheden die zijn arbeidsovereenkomst met Cimsolutions betreffen kan [eiser] niet een vestigingsplaats van Cimsolutions kiezen als tweede woonplaats op grond van artikel 1:14 BW.
5.6
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter in deze rechtbank onbevoegd om van het geschil tussen partijen kennis te nemen. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 110 lid 2 juncto artikel 74 Rv wordt de zaak verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, zijnde de bevoegde rechter gezien de plaats van vestiging (Vianen) van Cimsolutions.
5.7
De beslissing omtrent de proceskosten zal worden aangehouden totdat bij eindvonnis zal worden beslist.

6.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen;
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
703