ECLI:NL:RBROT:2015:6251

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
31 augustus 2015
Zaaknummer
C/10/477742 / HA ZA 15-649
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de hardheidsclausule bij te late betaling van griffierecht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de eiser, SVEA FINANS NEDERLAND B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J. Rijnbout, verwikkeld in een geschil met de gedaagde, CROON ELEKTROTECHNIEK B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G.B.J. Wijkamp. De zaak betreft de te late betaling van griffierecht door de eiser, die pas op 3 augustus 2015 is ontvangen, terwijl de betaling binnen vier weken na de eerste verschijning op 24 juni 2015 had moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft de procedure op 26 augustus 2015 behandeld en moest beslissen of de hardheidsclausule van toepassing was, die kan leiden tot het ontslaan van de gedaagde van de instantie indien de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan.

De eiser voerde aan dat de vertraging in de betaling te wijten was aan het niet ontvangen van de oorspronkelijke nota van de rechterlijke organisatie. Na ontvangst van een aanmaning heeft de eiser alsnog betaald. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser, vertegenwoordigd door een ervaren advocaat, op de hoogte had moeten zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de advocaat is om ervoor te zorgen dat het griffierecht tijdig wordt voldaan, ongeacht het al dan niet ontvangen van een factuur of aanmaning.

Bovendien wees de rechtbank erop dat er sinds 1 september 2014 een landelijke rekening-courant bestaat, waardoor advocaten eenvoudiger hun griffierechten kunnen voldoen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de hardheidsclausule toe te passen en dat de eiser in de proceskosten moest worden veroordeeld. De rechtbank ontsloeg de gedaagde van de instantie en veroordeelde de eiser in de proceskosten van de gedaagde, die in totaal op € 2.361,-- werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/477742 / HA ZA 15-649
Vonnis van 26 augustus 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SVEA FINANS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Reeuwijk,
eiseres,
advocaat mr. D.J. Rijnbout,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CROON ELEKTROTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.G.B.J. Wijkamp.
Partijen zullen hierna SFN en Croon genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
  • de akte van SFN.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 3 lid 1 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) is iedere verschenen partij in een civiele procedure een griffierecht verschuldigd. Op grond van het derde lid van die bepaling dient de eiser ervoor te zorgen dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de eerstdienende dag op de rekening van de rechtbank is bijgeschreven. Voor de gedaagde geldt een termijn van vier weken na zijn verschijning.
2.2.
Deze zaak diende voor het eerst op 24 juni 2015. Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht van SFN pas op 3 augustus 2015 is ontvangen. Dat is dus te laat.
2.3.
Op grond van artikel 127a lid 2 Rv ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie als de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Op grond van artikel 127 lid 3 Rv laat de rechter deze consequentie buiten toepassing als hij van oordeel is dat dit, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.4.
Bij akte heeft SFN aangevoerd dat te laat is betaald als gevolg van het feit dat de oorspronkelijke nota van de rechterlijke organisatie niet is ontvangen. Toen een eerste aanmaning is ontvangen, heeft mr. Rijnbout namens SFN alsnog binnen de in die aanmaning vermelde termijn betaald. SFN heeft voorts aangevoerd dat zonder een nota niet kan worden betaald, omdat in dat geval de betalingsgegevens niet bekend zijn. Voor een kantoor als dat van mr. Rijnbout is het voorts niet mogelijk om bij verschillende rechtbanken een rekening-courant aan te houden; een landelijke rekening-courant bestaat nog steeds niet, aldus SFN in de akte. Nu voorts geen enkel redelijk belang is gediend met het toepassen van de in artikel 127a lid 2 Rv bedoelde sanctie, bestaat in deze omstandigheden in de visie van SFN aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen grond bestaat voor toepassing van de hardheidsclausule. Zij wijst daartoe op het volgende.
2.6.
SFN wordt bijgestaan door een advocaat, van wie gelet op zijn deskundigheid verwacht mag worden op de hoogte te zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit de Wgbz. Uit die wet volgt dat het griffierecht betaald moet zijn binnen vier weken na verschijning, ongeacht of door de rechterlijke organisatie een factuur of nadien nog een aanmaning wordt verstuurd. Van een advocaat mag verwacht worden zijn bedrijfsvoering zodanig in te richten dat wordt toegezien op tijdige betaling van verschuldigde griffierechten. Juist is dat het voldoen van een verschuldigd griffierecht zonder te beschikken over de betalingsgegevens in de praktijk problematisch (zo niet onmogelijk) is, maar van een advocaat mag verwacht worden dat hij bij uitblijven van een nota – wetende dat de wettelijke termijn voor betaling loopt – navraag doet bij de rechterlijke organisatie. Wachten op een schriftelijk stuk, al dan niet in de vorm van een aanmaning, volstaat niet.
2.7.
Voorts wijst de rechtbank erop dat, anders dan SFN bij akte heeft aangevoerd, sinds 1 september 2014 een landelijke rekening-courant voor alle gerechten gezamenlijk kan worden afgesloten (zie Stcrt. 2014, nr. 24073). Er is aldus door de rechterlijke organisatie voorzien in een eenvoudige mogelijkheid voor advocaten om per definitie op tijd het griffierecht te voldoen. Op grond van artikel 7 van de toepasselijke voorwaarden wordt het griffierecht immers onmiddellijk nadat dit recht verschuldigd is geworden als betaald beschouwd. Niet gebleken is dat (het kantoor van) mr. Rijnbout voor een dergelijke landelijke rekening-courant niet in aanmerking zou komen. Van advocaten mag worden verwacht van deze faciliteit gebruik te maken om te waarborgen dat binnen de wettelijke termijnen wordt betaald, dan wel dat zij dit op andere wijze waarborgen.
2.8.
De rechtbank zal Croon dan ook overeenkomstig het uitgangspunt van de wet van de instantie ontslaan.
2.9.
Gelet op het bepaalde in artikel 127a lid 2 Rv wordt SFN veroordeeld in de proceskosten, te begroten op € 1.909,-- aan griffierecht en € 452,-- aan advocaatsalaris voor de ingediende conclusie.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
ontslaat Croon van de instantie;
3.2.
veroordeelt SFN in de proceskosten van Croon, begroot op € 2.361,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2015.
1980/
1729