Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Voorafgaande veroordeling
3.De vordering van de officier van justitie
4.De verdediging
5.De strafbare feiten
hetbewezen heeft verklaard de volgende strafbare feiten gekwalificeerd:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de verdachte, die eerder was veroordeeld voor oplichting en gewoonte-witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van deze strafbare feiten. De vordering van de officier van justitie, mr. M.L.B. Wille, strekte tot het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 3.835.336,00. De verdediging voerde aan dat de ontnemingsprocedure moest worden aangehouden omdat het arrest van het gerechtshof nog niet onherroepelijk was en dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel uit oplichting. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat uiteindelijk werd vastgesteld op € 5.161.098,00. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en de overschrijding van de redelijke termijn, maar zag geen aanleiding voor matiging van het bedrag, behalve in het kader van de redelijke termijn. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.