Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
LSI Management B.V.,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen LSI Management B.V. en [verweerder], die sinds 18 augustus 2003 als vastgoedmanager bij LSI in dienst was. LSI verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding, onderbouwd met de stelling dat verslechterde bedrijfseconomische omstandigheden hen noopten tot liquidatie van de onderneming. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en het verweerschrift, en de mondelinge behandeling vond plaats op 23 juni 2015.
De feiten wezen uit dat LSI een projectontwikkelaar is die zich bezighoudt met de realisatie van grote kantoor- en woningbouwprojecten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden van LSI op termijn zullen ophouden, wat een verandering in de omstandigheden met zich meebrengt die billijkheidshalve moet leiden tot het einde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel LSI stelt geen financiële ruimte te hebben voor een billijkheidsvergoeding, dit niet kan leiden tot de conclusie dat er geen vergoeding aan [verweerder] betaald hoeft te worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat LSI in staat is geweest om financiering te vinden voor andere kosten, en dat het niet aannemelijk is dat zij niet ook een billijkheidsvergoeding kan betalen.
De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen en een billijkheidsvergoeding van € 153.090,00 bruto aan [verweerder] toegekend. Tevens is LSI in de gelegenheid gesteld om het verzoek in te trekken, met de voorwaarde dat dit uiterlijk op 15 juli 2015 schriftelijk aan de rechtbank moest worden medegedeeld. De kosten van de procedure zijn voor ieder van de partijen, tenzij LSI het verzoek intrekt, in welk geval zij in de kosten van de procedure wordt veroordeeld. Het voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerder] is afgewezen, omdat er geen sprake was van een vertrouwensbreuk, maar slechts van een zakelijk geschil.