ECLI:NL:RBROT:2015:6076

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
21 augustus 2015
Zaaknummer
ROT 14/7592
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na bestuurlijke lus inzake vernietiging van een bestreden besluit door de Rechtbank Rotterdam

In de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door Team Bestuursrecht 2, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 23 juni 2015, waarin de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van 31 oktober 2014 in strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om medische stukken over te leggen die zijn persoonlijke omstandigheden in de periode van januari 2013 tot 20 juni 2014 konden onderbouwen. Eiser heeft deze stukken overgelegd, die vervolgens aan verweerder zijn doorgezonden.

De rechtbank heeft besloten dat een nader onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 18 augustus 2015 gesloten. In de einduitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld. Hierdoor was er geen mogelijkheid om het geschil definitief te beslechten, aangezien de rechtmatige uitkomst nog te veel open lag. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van zowel de tussenuitspraak als de einduitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45,- dient te vergoeden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat eiser geen beroepsmatig rechtsbijstand heeft ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing, waartegen binnen zes weken hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad voor Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 14/7592

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 augustus 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde.

Procesverloop

Het procesverloop is vermeld in de tussenuitspraak van 23 juni 2015 (de tussenuitspraak).
Bij de tussenuitspraak heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld (medische) stukken over te leggen waaruit zijn persoonlijke omstandigheden in de periode van januari 2013 tot 20 juni 2014 kunnen worden afgeleid en verweerder in de gelegenheid gesteld vervolgens het gebrek in het besluit van 31 oktober 2014 (het bestreden besluit) te herstellen.
Eiser heeft stukken overgelegd, die aan verweerder zijn doorgezonden.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 18 augustus 2015 gesloten.

Overwegingen

1. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Gelet hierop is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld.
3. De rechtbank ziet geen mogelijkheid het geschil tussen partijen definitief te beslechten, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van de tussenuitspraak en deze uitspraak. De rechtbank ziet aanleiding verweerder hiervoor een termijn van zes weken te stellen.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu aan eiser niet beroepsmatig rechtsbijstand is verleend als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op bezwaar met inachtneming van de tussenuitspraak en deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzitter, en mr. J.H. de Wildt en mr. B. van Velzen, leden, in aanwezigheid van mr. S. Kara, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2015.
De griffier is verhinderd deze voorzitter
uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad voor Beroep.