In de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door Team Bestuursrecht 2, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 23 juni 2015, waarin de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van 31 oktober 2014 in strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om medische stukken over te leggen die zijn persoonlijke omstandigheden in de periode van januari 2013 tot 20 juni 2014 konden onderbouwen. Eiser heeft deze stukken overgelegd, die vervolgens aan verweerder zijn doorgezonden.
De rechtbank heeft besloten dat een nader onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 18 augustus 2015 gesloten. In de einduitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld. Hierdoor was er geen mogelijkheid om het geschil definitief te beslechten, aangezien de rechtmatige uitkomst nog te veel open lag. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van zowel de tussenuitspraak als de einduitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45,- dient te vergoeden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat eiser geen beroepsmatig rechtsbijstand heeft ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing, waartegen binnen zes weken hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad voor Beroep.