ECLI:NL:RBROT:2015:6029

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
C/10/455935 / HA ZA 14-781
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen in het kader van internationale handelskoop met verrekeningsverweer

In deze zaak vordert de Italiaanse vennootschap Silcompa S.P.A. betaling van openstaande facturen ter waarde van € 62.222,40 van de Duitse vennootschap [gedaagde]. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst van 17 september 2012, waarbij Silcompa vijf partijen alcohol aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] heeft slechts twee van de vijf partijen betaald en betwist de resterende vordering door te stellen dat deze is verrekend met een schadevergoeding die zij van Silcompa vordert in een Duitse procedure. De rechtbank Rotterdam heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de EEX-Verordening, waarbij het verweer van [gedaagde] op basis van litispendentie en connexiteit is verworpen. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen niet hetzelfde onderwerp betreffen en dat er geen gevaar voor tegenstrijdige uitspraken bestaat. Het verweer van [gedaagde] dat de vordering door verrekening is tenietgegaan, is eveneens afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Silcompa toewijsbaar is, inclusief de wettelijke handelsrente, en heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar het verzoek van Silcompa om het vonnis als Europese executoriale titel te waarmerken is afgewezen, omdat er geen sprake is van een onbetwiste schuldvordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/455935 / HA ZA 14-781
Vonnis van 22 juli 2015
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
SILCOMPA S.P.A.,
gevestigd te Corregio, Italië,
eiseres,
advocaat mr. P.H.J.G. van Huizen te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
[gedaagde],
gevestigd te Bad Bevensen, Duitsland,
verweerster,
advocaat mr. C.F.H. Donners te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Silcompa en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 maart 2015, waarbij de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring is afgewezen en waarin een aantal ter comparitie te bespreken vragen is gesteld, en de aan dit tussenvonnis ten grondslag liggende processtukken;
  • het B8 formulier van mr. Van Huizen van 22 mei 2015 met de producties 8a en 8b;
  • de brief van mr. Donners van 22 mei 2015 met productie 4;
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 juni 2015;
  • de brief van mr. Van Huizen van 23 juni 2015 met een opmerking over het proces-verbaal;
  • de brief van mr. Donners van 30 juni 2015 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Silcompa is een producent van (onder meer) ethanol. Silcompa maakt wereldwijd gebruik van opslagterminals, onder meer te Rotterdam.
2.2.
[gedaagde] is een groothandel in alcoholische dranken.
2.3.
Tussen partijen is op 17 september 2012 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot vijf partijen ‘Surfin-Quality Alcohol 96% Vol as del. before’ (hierna: alcohol).
2.4.
Silcompa heeft de vijf partijen alcohol aan [gedaagde] geleverd. Silcompa heeft deze partijen aan [gedaagde] in rekening gebracht bij facturen van 1 oktober 2012, 8 oktober 2012, 12 oktober 2012, 22 oktober 2012 en 26 oktober 2012. [gedaagde] heeft de eerste twee van de vijf partijen aan Silcompa betaald. Het totaalbedrag van de drie openstaande facturen is € 62.222,40.

3.Het geschil

3.1.
Silcompa vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 62.222,40, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Tevens verzoekt Silcompa de rechtbank het vonnis te waarmerken als Europese executoriale titel.
3.2.
Silcompa baseert haar vordering op de volgende stelling:
Silcompa heeft vijf partijen alcohol aan [gedaagde] geleverd en vordert betaling van door haar aan [gedaagde] verzonden en onbetaald gebleven facturen van drie partijen ad in totaal € 62.222,40, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf respectievelijk 3, 13 en 17 november 2012.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van Silcompa in haar vordering, althans deze af te wijzen met veroordeling van Silcompa bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na vonnisdatum tot aan de dag van volledige betaling, en het vonnis te waarmerken als Europese executoriale titel. [gedaagde] voert als verweer aan dat de vordering van Silcompa op [gedaagde] door een verrekeningsverklaring van de advocaat van [gedaagde] op 23 mei 2013 is tenietgegaan. Voor zover de rechtbank de vordering geheel of gedeeltelijk zou toewijzen, verzoekt [gedaagde] het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren in verband met het restitutierisico.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Litispendentie?

4.1.
[gedaagde] heeft ter comparitie een beroep gedaan op artikel 27 EEX-Vo en de rechtbank verzocht zich alsnog onbevoegd te verklaren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [gedaagde] op 18 juni 2013 een procedure aanhangig heeft gemaakt bij de Duitse rechter waarin zij van Silcompa schadevergoeding vordert voor een aan [gedaagde] geleverde partij alcohol die met styreen was verontreinigd. [gedaagde] heeft de factuurbedragen waarvan Silcompa in deze procedure betaling vordert in mindering gebracht/verrekend met haar schadevergoedingsvordering en in de Duitse procedure slechts het aldus verminderde bedrag gevorderd. De rechtbank te Lüneburg, Duitsland, heeft zich op 25 februari 2014 bevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Silcompa heeft betwist dat er sprake is van ‘lis pendens’ in de zin van de EEX-Vo. De beslissing van de rechtbank te Lüneburg betreft slechts een voorlopige aanname van bevoegdheid.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 27 EEX-Vo luidt:
“1. Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
2. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.”
De begrippen ‘onderwerp’ en ‘oorzaak’ moeten verordeningsautonoom worden uitgelegd. Het ‘onderwerp’ betreft het doel van de vordering. Het begrip ‘oorzaak’ omvat de feiten en de rechtsregel die tot staving van de vordering worden aangevoerd. Om te bepalen of de vorderingen hetzelfde onderwerp betreffen moet uitsluitend rekening worden gehouden met de aanspraken van de eisers in elk van de gedingen en niet met de verweermiddelen – van welke aard ook – die een verweerder eventueel aanvoert (HvJ EG 8 mei 2003 ECLI:EU:C:2003:257 Gantner/Basch).
De onderhavige vordering van Silcompa heeft tot doel nakoming door [gedaagde] van haar betalingsverplichting uit de op 17 september 2012 gesloten koopovereenkomst. De door [gedaagde] in Duitsland ingestelde vordering strekt ertoe schadevergoeding van Silcompa te verkrijgen vanwege een tekortkoming in de nakoming van een andere koopovereenkomst, te weten de overeenkomst (dan wel de overeenkomsten) die ten grondslag ligt (dan wel liggen) aan de leveringen van partijen alcohol in de periode van 27 juni 2012 tot 16 oktober 2012, die volgens [gedaagde] met styreen zijn verontreinigd. Er is derhalve geen sprake van vorderingen die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten in de zin van artikel 27 lid 1 EEX-Vo zodat de rechtbank zich niet alsnog onbevoegd zal verklaren. Het verweer van [gedaagde] dat de vordering van Silcompa door verrekening is tenietgegaan kan hier niet aan afdoen.
Connexiteit?
4.4.
Subsidiair heeft [gedaagde] een beroep gedaan op artikel 28 EEX-Vo en de rechtbank verzocht de zaak te verwijzen naar de Rechtbank Lüneburg dan wel het vonnis aan te houden totdat de Rechtbank Lüneburg een eindvonnis heeft gewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van connexiteit tussen de onderhavige vordering en de door [gedaagde] in Duitsland ingestelde vordering. [gedaagde] heeft in de Duitse procedure bij de berekening van haar vordering al rekening gehouden met verrekening van de vordering van Silcompa. Indien de rechtbank de vordering van Silcompa zou toewijzen en de rechtbank Lüneburg de vordering van [gedaagde] ook, geheel of gedeeltelijk, zou toewijzen, moet [gedaagde] weer een procedure beginnen om alsnog een titel te krijgen om het te weinig toegewezen bedrag ( [gedaagde] gaat in de Duitse procedure immers van verrekening uit) alsnog te kunnen incasseren. Tot zover de stellingen van [gedaagde] .
4.5.
Silcompa heeft betwist dat sprake is van connexiteit in de zin van de EEX-Vo.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 28 lid 3 EEX-Vo geeft een autonome definitie van samenhangende vorderingen, te weten:
“Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.”
Het begrip ‘samenhang’ moet ruim worden uitgelegd en omvat alle gevallen waarin bij afzonderlijke behandeling en berechting van de vorderingen gevaar bestaat voor tegenstrijdige uitspraken, ook al kunnen de uitspraken afzonderlijk ten uitvoer worden gelegd en sluiten de rechtsgevolgen ervan elkaar niet uit.
In het onderhavige geval bestaat geen gevaar voor tegenstrijdige uitspraken. [gedaagde] heeft immers het standpunt ingenomen dat reeds voorafgaand aan het instellen van de Duitse procedure verrekening heeft plaatsgevonden. Anders dan door [gedaagde] ter comparitie gesteld, zal de Duitse rechter zich dus geen oordeel vormen over het volgens [gedaagde] reeds verrekende deel van de oorspronkelijke vordering. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] haar vordering in de Duitse procedure niet (voor zover nodig voorwaardelijk) kan vermeerderen voor het geval haar verrekeningsverweer in de onderhavige procedure faalt. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om de uitspraak op grond van artikel 28 EEX-Vo aan te houden of de zaak te verwijzen.
Verrekening?
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] de koopprijs verschuldigd is geworden voor de geleverde partijen alcohol en dat [gedaagde] gehouden was het door Silcompa gevorderde resterende bedrag van in totaal € 66.222,40 te betalen. De rechtbank dient echter te beoordelen of het verweer van [gedaagde] , dat dit bedrag is voldaan door middel van een verrekeningsverklaring, slaagt.
Toepasselijk recht
4.8.
Deze vraag moet worden beantwoord met inachtneming van het Italiaanse recht, nu het erom gaat of de op grond van artikel 4 lid 1 sub a Rome I door Italiaans recht beheerste vordering van Silcompa is betaald. Het betreffende recht kan niet worden gevonden in het Weens Koopverdrag omdat het onderwerp verrekening in dit verdrag niet is geregeld. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in haar ter comparitie ingenomen stelling dat uit alle omstandigheden blijkt dat de koopovereenkomst een kennelijk nauwere band heeft met Duitsland. Het gaat immers om levering door een Italiaanse verkoper aan een Duitse koper van partijen alcohol die vanuit een opslagtank in Rotterdam aan de vervoerder werden overgedragen en derhalve volgens de overeenkomst werden geleverd te Rotterdam (zie tussenvonnis van 4 maart 2015).
4.9.
[gedaagde] heeft zich ter comparitie voor wat betreft het toepasselijk recht gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en verzocht – zodra duidelijk is welk recht van toepassing is – een akte te mogen nemen over de gevolgen van het toepasselijk recht.
De rechtbank zal [gedaagde] die gelegenheid om de volgende redenen niet geven. Silcompa heeft zich bij dagvaarding al op het standpunt gesteld dat [gedaagde] zich niet kan beroepen op verrekening omdat de verschuldigdheid van het door [gedaagde] in de Duitse procedure gevorderde nog niet vast staat. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord een beroep op verrekening gedaan zonder zich uit te laten over het daarop toepasselijke recht. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 4 maart 2015, drie maanden vóór de comparitie, laten weten ter comparitie in het bijzonder van partijen informatie te wensen over het toepasselijke recht en de vraag of [gedaagde] met succes een beroep op verrekening kan doen. [gedaagde] heeft die gelegenheid niet benut door vooraf informatie te zenden over het toepasselijke recht en de inhoud daarvan. Silcompa heeft ruim twee weken voor de comparitie een ‘legal opinion’ van een Italiaanse advocaat inzake verrekening (productie 8) overgelegd. [gedaagde] heeft de mogelijkheid gehad hierop te reageren maar heeft er voor gekozen zich ter comparitie te refereren.
4.10.
Uit de ‘legal opinion’ van Avv. L. Cavazutti van 7 mei 2015 (productie 8) volgt dat verrekening naar Italiaans recht uitsluitend plaatsvindt op bij wet vastgestelde wijze met betrekking tot drie verschillende situaties, namelijk wettelijke verrekening, gerechtelijke verrekening en contractuele verrekening. Dat laatste geval doet zich hier niet voor.
Wettelijke en gerechtelijke verrekening worden, aldus voormelde ‘legal opinion’ van Cavazutti, geregeld in artikel 1243 Codice civile (c.c.).
Dit artikel luidt als volgt:
“1. Verrekening vindt uitsluitend plaats tussen twee schulden die een geldsom of een hoeveelheid vervangbare zaken van dezelfde soort betreffen en die beide
vaststaanden
opeisbaarzijn.
2. Indien de in verrekening gebrachte schuld niet vaststaat, doch op eenvoudige wijze en onmiddellijk kan worden vastgesteld, kan de rechter bepalen dat het naar zijn oordeel bestaande deel van de schuld wordt verrekend, en tevens de veroordeling voor de opeisbare schuld opschorten tot de in verrekening gebrachte schuld is vastgesteld.”
Voorts is in de ‘legal opinion’ van Cavazutti vermeld:
“Volgens vaste rechtspraak van het Italiaanse Cassatiehof kan geen wettelijke verrekening plaatsvinden indien het bestaan en de hoogte van de in verrekening gebrachte schuld wordt betwist, aangezien door deze betwisting wordt uitgesloten dat de schuld opeisbaar is, tenzij de betwisting prima facie als voorwendsel lijkt te zijn aangevoerd. (…)
De conclusie van Cavazutti luidt als volgt:
“Gezien deze regeling ben ik, gelet op de in de vaste rechtspraak bevestigde beginselen, van mening dat de exceptie van verrekening in de onderhavige zaak Eggert niet in de bij de rechtbank van Rotterdam aanhangige zaak kan worden aangevoerd.
Wettelijke verrekening moet immers worden uitgesloten omdat de tegenvordering die Eggert beweert te hebben niet vaststaat; zij wordt immers betwist en is niet zeker omdat zij nog door de rechter moet worden vastgesteld, en de beslissing daarover dus nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.
Gerechtelijke verrekening moet eveneens worden uitgesloten, aangezien de tegenvordering van de tegenpartij uiteindelijk zal worden vastgesteld en gekwantificeerd door het Landgericht Lüneburg, en derhalve niet kan worden vastgesteld door de Rotterdamse rechter, zodat er in casu geen gerechtelijke verrekening kan plaatsvinden.”
4.11.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de facturen waarvan Silcompa in deze procedure betaling vordert zijn voldaan door de (buitengerechtelijke) verrekeningsverklaring van haar Duitse advocaat aan Silcompa van 23 mei 2013. Beoordeeld dient dus te worden of er op 23 mei 2013 sprake was van een vaststaande en opeisbare schuld/vordering in de zin van artikel 1243 lid 1 c.c. die voor wettelijke verrekening in aanmerking kwam.
4.12.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord gesteld dat zij op 13 november 2012 met Silcompa overeenstemming heeft bereikt over een regeling met betrekking tot de partijen alcohol die volgens [gedaagde] met stryreen waren verontreinigd (en die onderwerp zijn van de Duitse procedure). Deze regeling zou door Silcompa zijn vastgelegd in een e-mailbericht van 14 december 2012 (productie 3). Silcompa heeft ter comparitie betwist dat overeenstemming is bereikt. [gedaagde] zou nog een gewijzigd en meer gedetailleerd document aanleveren met betrekking tot haar kosten en de onderbouwing daarvan maar heeft dat nooit gedaan, aldus Silcompa.
4.13.
In het emailbericht van 14 december 2012 bevestigt Silcompa dat zij een aantal partijen alcohol zal terugnemen, dat er over de organisatie van ‘the debottleing’ nog gesproken moet worden en dat Silcompa nog een kostenschema zal ontvangen met ‘relevant adjustments as discussed at that time’. Het emailbericht sluit af met “We would like to sort this issue as fast as possible in the mutual interest, by suffering both sides the lowest possible costs impact, looking for our further business relations, as we had in the past.”
4.14.
Uit de inhoud van het emailbericht is derhalve niet op te maken dat sprake is van volledige overeenstemming, hetgeen wordt bevestigd door het feit dat de vordering bij de Duitse rechter aanhangig is gemaakt. In de onderhavige procedure kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] uit hoofde van een in november/december 2012 getroffen regeling een vaststaande en opeisbare vordering heeft die naar Italiaans recht in aanmerking komt voor wettelijke verrekening.
4.15.
Gesteld noch gebleken is dat de gegrondheid van de door [gedaagde] gepretendeerde schadevergoedingsvordering op 23 mei 2013 op enig andere wijze dan door een minnelijke regeling, bijvoorbeeld door een rechter, is vastgesteld of dat deze vordering anderszins vaststaand en opeisbaar was. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat op 23 mei 2013 sprake is geweest van wettelijke verrekening ex artikel 1243 lid 1 c.c.
4.16.
Ook gerechtelijke verrekening ex artikel 1243 lid 2 c.c. is uitgesloten omdat de rechtbank de door [gedaagde] gepretendeerde schadevergoedingsvordering niet op eenvoudige wijze en onmiddellijk kan vaststellen. [gedaagde] heeft hiervoor onvoldoende feitelijke en cijfermatige aanknopingspunten gesteld.
4.17.
Dit betekent dat het door [gedaagde] gedane beroep op betaling door middel van verrekening wordt verworpen. De slotsom is dat de vordering van Silcompa, te vermeerderen met de overigens onbetwiste wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen, zal worden toegewezen. Partijen hebben zich niet uitgelaten over de vraag welke wettelijke handelsrente dient te worden toegepast. Nu de koopovereenkomst op grond van artikel 4 lid 1 sub a Rome I wordt beheerst door het Italiaanse recht zal de Italiaanse wettelijke handelsrente worden toegewezen.
4.18.
[gedaagde] heeft verzocht het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat – kort gezegd – het restitutierisico onaanvaardbaar groot is. Bij de beoordeling van dit verweer dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (HR 27 februari 1998 ECLI:NL:HR:1998:ZC2602). Een daartegenover gesteld restitutierisico moet geconcretiseerd worden. Mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staan op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar moeten slechts worden meegewogen, aldus de Hoge Raad (HR 17 juni 1994 ECLI:NL:HR:1994:ZC1400 en HR 28 mei 1993 ECLI:NL:HR:1993:ZC0976).
Dit betekent voor de onderhavige zaak dat Silcompa wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben en dat [gedaagde] het door haar gestelde restitutierisico moet hebben geconcretiseerd. Dit laatste is niet het geval. [gedaagde] heeft slechts aangevoerd dat zij verwacht dat Silcompa geen verhaal biedt doordat zij in Italië is gevestigd, althans dat een vordering op Silcompa lastig te verhalen zal zijn. Zonder nadere toelichting, die door [gedaagde] niet is gegeven hoewel dit wel op haar weg had gelegen, valt niet in te zien dat het enkele feit dat Silcompa in Italië is gevestigd tot een onaanvaardbaar groot restitutierisico leidt, zoals door [gedaagde] is gesteld. [gedaagde] heeft haar stelling op dat punt niet geconcretiseerd.
Bij die stand van zaken prevaleert het belang van Silcompa bij voldoening van haar vordering boven het belang van [gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Het vonnis zal dus uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.19.
Silcompa heeft verzocht het vonnis te waarmerken als Europese executoriale titel. Dit verzoek wordt afgewezen, aangezien geen sprake is van een onbetwiste schuldvordering in de zin van EG-verordening nr. 805/2004.
4.20.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Silcompa worden begroot op:
  • griffierecht € 1.892
  • salaris advocaat € 1.788 (2 punten x tarief IV € 894)
_______
totaal € 3.680

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Silcompa te betalen een bedrag van € 62.222,40, te vermeerderen met de Italiaanse wettelijke handelsrente over € 21.373,20 vanaf 3 november 2012, over € 21.028,32 vanaf 13 november 2012 en over € 19.820,88 vanaf 17 november 2012 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Silcompa tot op heden begroot op € 3.680,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.
1573/1885