ECLI:NL:RBROT:2015:6001

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
10/701253-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.A. Kalk
  • R. Terpstra
  • H.W. Schmidt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord op bovenbuurvrouw met hakmes

Op 18 augustus 2015 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die verdacht werd van het doden van zijn bovenbuurvrouw met een hakmes. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan moord en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar, met daarnaast een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De verdachte had eerder geklaagd over geluidsoverlast die hij meende te ondervinden van zijn bovenbuurvrouw, wat leidde tot een langdurige frustratie. Op 13 december 2014 heeft hij zijn bovenbuurvrouw in de hal van hun appartementencomplex meermalen met een hakmes op het hoofd geslagen, waardoor zij kort daarna aan haar verwondingen is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, zoals bleek uit deskundigenrapportages. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er zijn aanwijzingen dat zijn gedrag beïnvloed is door een herseninfarct en psychische problemen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die uitvaartkosten vorderde, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 5.600,50.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701253-14
Datum uitspraak: 18 augustus 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1954 in het district [district] (Suriname),
wonende te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, van der Hoopstraat 100 te Krimpen aan den IJssel.
Raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2015.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.H. Slieker heeft gerekwireerd tot:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde (moord);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte.

4.De verdediging

De raadsman heeft gepleit voor:
  • vrijspraak voor het impliciet primair ten laste gelegde (moord);
  • bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde (doodslag);
  • ter beschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte waardoor de verdachte zo snel mogelijk zal kunnen worden behandeld;
  • eventueel tevens oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Moord of doodslag?
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het impliciet primair tenlastgelegde feit, moord. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte gedurende lange tijd heeft toegewerkt naar deze afrekening met zijn bovenbuurvrouw (het slachtoffer). Hij heeft daarbij gewezen op de volgende componenten, onder meer blijkend uit teksten uit het dagboek van de verdachte:
- de verdachte heeft zichzelf steeds bozer gemaakt en een grote frustratie opgebouwd
tegenover het slachtoffer;
- de verdachte heeft zich in de richting van verschillende buren uitgelaten over de beleving
van de verdachte door het slachtoffer veroorzaakte geluidsoverlast;
- de verdachte heeft al eerder met een hamer voor de deur van de bovenbuurvrouw gestaan;
- ( het incident) op 13 december 2014 heeft de verdachte nauwgezet geluisterd en toen hij
het slachtoffer aanstalten hoorde maken om naar beneden te gaan, heeft hij zijn
hakmes gepakt en haar opgewacht;
- vervolgens heeft de verdachte niet dat hakmes getoond maar deze naast zijn lichaam
gehouden en is hij achter het slachtoffer aangelopen; hij heeft haar belet om de hal van het
gebouw te verlaten en vervolgens heeft hij het slachtoffer meermalen met het
hakmes op het hoofd geslagen.
Volgens de officier van justitie is geen sprake van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte heeft alle gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Hij heeft zich daarvan ook rekenschap kunnen geven. Voorts waren er geen contra-indicaties; het gegeven dat verdachte na de uitvoering van zijn daad met 112 heeft gebeld is, aldus de officier van justitie niet een dergelijke contra-indicatie.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gepleit voor bewezenverklaring van het impliciet subsidiair tenlastegelegde feit, de doodslag. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd:
- de verdachte heeft bij herhaling aangegeven niet de intentie te hebben gehad om het
slachtoffer te doden; hij wilde haar slechts bang maken;
- de verdachte was in zijn woning aan het schoon maken toen hij het slachtoffer naar
beneden hoorde komen; hij heeft zijn bezem terug gezet in de kast en in een opwelling
heeft hij het hakmes uit de kast gepakt;
- de verdachte wilde slechts met het slachtoffer spreken over de geluidsoverlast en wilde met het tonen van het hakmes slechts zijn woorden en zijn frustratie kracht bij zetten;
- de verdachte begrijpt zelf niet dat hij met het mes meermalen op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen;
- toen de verdachte tot zichzelf kwam, heeft hij onmiddellijk 112 gebeld;
- de verdachte heeft vervolgens alle medewerking verleend aan het onderzoek.
5.1.3.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de onderhavige bewijsvraag.
a. De verdachte heeft op 13 december 2014 in Poortugaal meerdere malen met een hakmes geslagen op het hoofd van [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer);
b. Het slachtoffer is als gevolg van het door de verdachte met het hakmes toegebrachte letsel overleden.
Van voorbedachte raad is sprake indien de verdachte de tijd en de gelegenheid heeft gehad om zich te beraden op zijn voorgenomen daad. De rechtbank benadrukt dat de vraag of een dergelijk wilsbesluit in alle vrijheid is genomen of – mede – onder invloed van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens een andere is.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte bij zijn daad gehandeld heeft met voorbedachten rade neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
Het slachtoffer woonde in het appartement boven het appartement van de verdachte. De verdachte heeft zich zowel bij de Woningbouwvereniging Poortugaal als bij de wijkagent beklaagd over geluidsoverlast, welke in zijn beleving telkens zou worden veroorzaakt door zijn bovenbuurvrouw (het slachtoffer). Ook tegenover buurtbewoners heeft hij zich daarover beklaagd.
Het slachtoffer voelde zich al eerder door de verdachte bedreigd. Tegen de getuige [getuige 1] heeft het slachtoffer verklaard, dat zij in het voorjaar van 2014 problemen heeft gehad met haar buurman (de verdachte), die bij haar kwam met verhalen over door haar veroorzaakte geluidsoverlast. De verdachte heeft toen tegen het slachtoffer gezegd dat hij haar af zou maken. Ook tegen de getuige [getuige 2] , de buurvrouw van het slachtoffer, heeft het slachtoffer verklaard over het bedreigende gedrag van haar benedenbuurman (de verdachte). De getuige [getuige 2] heeft tevens verklaard dat zij de verdachte in de zomer van 2014 met een hamer voor de deur van het slachtoffer heeft zien staan waarbij de verdachte heeft gezegd dat hij de bovenbuurvrouw (het slachtoffer) nog wel zou krijgen. De verdachte heeft bevestigd dat hij toen op zoek was naar het slachtoffer en met een hamer voor haar deur heeft gestaan.
In de woning van de verdachte is op de salontafel in de woonkamer een kladblok aangetroffen. Daarin zijn vele notities aangetroffen die gaan over de beweerdelijke, door de verdachte ervaren, geluidsoverlast. De notities betreffen de periode maart-november 2014. De verdachte schrijft daarin over pesterijen door de buurvrouw (het slachtoffer) bestaande uit het tikken op de radiatoren en het tikken of kloppen op de vloer. Hij schrijft dat het een keer moet en zal ophouden (dossierpagina 22). Hij schrijft daarin ook over zijn stress en zijn boosheid in verband met de beweerdelijke geluidsoverlast. In zijn notitie onder 22 november 2014 schrijft de verdachte dat hij de bovenbuurvrouw (het slachtoffer), die dag heeft aangesproken in de gang en tegen haar heeft gezegd dat zij echt moet ophouden met het getimmer op de vloer en dat dit een laatste waarschuwing is (dossierpagina 25).
De getuige [getuige 3] , een dochter van het slachtoffer, heeft verklaard dat haar moeder zich meer en meer bedreigd ging voelen. De verdachte zou het slachtoffer een laatste waarschuwing hebben gegeven een paar weken voor haar dood (dossierpagina 88)
Op die dertiende december 2014 heeft de verdachte het slachtoffer in de gaten gehouden door nauwgezet te luisteren wat zij boven hem in haar appartement aan het doen was. Uit de geluiden en bewegingen heeft de verdachte opgemaakt dat zij naar buiten zou gaan. Vervolgens is de verdachte naar zijn voordeur gelopen en heeft deze open gemaakt. Hij hoorde toen dat het slachtoffer haar deur open deed en de trap afkwam. Hij heeft vervolgens het hakmes uit de kast bij zijn voordeur gepakt, heeft zijn voordeur geopend en is de hal ingelopen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard, dat hij het hakmes in zijn rechter hand langs zijn zij heeft gehouden. In de hal heeft hij geprobeerd om het slachtoffer aan te spreken, maar volgens de verdachte wilde zij niet met hem praten. Daarop is de verdachte achter het slachtoffer aangelopen, is hij haar snel voorbij gelopen in de hal en heeft hij de buitendeur van het portiek tegen gehouden waardoor het slachtoffer niet de hal/het pand kon verlaten. Daarna heeft de verdachte meermalen met het hakmes op het hoofd van het slachtoffer geslagen.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte zich gedurende langere tijd heeft vastgebeten in het feit dat de beweerdelijke geluidsoverlast telkens door het slachtoffer werd veroorzaakt. Hij wilde hier hoe dan ook een einde aan maken. De verdachte was voortdurend bezig met de vraag wat hij zou doen aan de door hem ervaren geluidsoverlast en met de - al dan niet vermeende - veroorzaker hiervan. Op 13 december 2014 heeft de verdachte na een lange aanloop uiteindelijk zijn besluit genomen en hij heeft dit vervolgens uitgevoerd. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte heeft welbewust - gewapend met een hakmes - de confrontatie opgezocht, haar tegengehouden en vervolgens om het leven gebracht.
5.1.4.
Conclusie
Het impliciet primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks13 december 2014 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] ( [1947] )
van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
meermalen,
althans eenmaal,met een
(hak
)mes
/bijlop het hoofd van die [slachtoffer]
geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
MOORD.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en de maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord. Hij heeft zijn bovenbuurvrouw in de hal van het gezamenlijke appartementencomplex diverse malen met een hakmes op het hoofd geslagen waardoor zij kort daarna aan haar verwondingen is overleden.
De aanleiding tot het feit is bijzonder treurig. De verdachte verkeerde in de stellige overtuiging dat het slachtoffer gedurende een lange periode (vanaf ongeveer najaar 2013) hem opzettelijk treiterde door steeds geluidsoverlast te veroorzaken. Dit is echter nimmer door onafhankelijke personen vastgesteld en de rechtbank gaat er vanuit dat er hoogstwaarschijnlijk slechts sprake was van gewone leefgeluiden in een verouderd, gehorig pand. Dat verdachte dit heeft ervaren als extreem heeft hoogst waarschijnlijk te maken met een verhoogde prikkelbaarheid ten gevolge van zijn herseninfarcten.
Verdachte heeft door het plegen van dit feit één van de meest ernstige en meest ingrijpende misdrijven gepleegd die het Wetboek van Strafrecht kent, namelijk iemand van het leven beroven. Levensberoving is een delict dat voor de nabestaanden bijzonder traumatiserend kan zijn. Eén en ander is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen.
Daarnaast veroorzaakt een dergelijk feit - met name door de wijze waarop en de omstandigheden waaronder het is gepleegd - in de samenleving gevoelens van afschuw en onbegrip en versterkt het ook de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank beseft dat geen enkele straf recht zal doen aan het gemis dat de nabestaanden vermoedelijk hun leven lang nog zullen ervaren.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 juli 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Psychiater M.D. van Ekeren, klinisch psycholoog drs. B. Koudstaal en milieurapporteur H. de Jager hebben een multidisciplinair gedragskundig tripel-onderzoek verricht naar de verdachte, gedateerd 25 mei 2015. Dit rapport houdt het volgende in.
Betrokkene is een thans 61-jarige man van Hindoestaanse afkomst bij wie sprake is van een organische persoonlijkheidsverandering op basis van een in april 2013 doorgemaakt herseninfarct. Voorts is sprake van cognitieve achteruitgang en psychotische kwetsbaarheid. In het verleden is er sprake geweest van alcoholafhankelijkheid, dat sinds 7 jaar in volledige remissie is.
Hiervan was eveneens sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.
Dit beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten loste gelegde, zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden.
De bij het neuropsychiatrisch beeld passende verhoogde prikkelbaarheid met neiging tot controleverlies en toenemende agressieve gedachten en cognitieve achteruitgang kennen hun doorwerking in het ten laste gelegde. Daarnaast is niet uit te sluiten dat ook sprake is geweest lacunes in de realiteitstoetsing. Dit geschiedde in matige zin.
Onderzoekers adviseren uw college betrokkene tenminste verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het plegen van het ten laste gelegde. Zelfs als op grond van nadere informatie zou kunnen worden gesteld dat alsnog een waanstoornis zou moeten worden gediagnosticeerd, zijn er - bij het ontbreken van een volledig en direct psychotische drijfveer - geen argumenten die tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid zouden kunnen leiden
Van belang voor de kans op recidive zijn de navolgende uit de stoornis voortkomende factoren:
De bestaande verhoogde prikkelbaarheid, de neiging tot controleverlies, de psychotische kwetsbaarheid, het gebrekkig overzicht als gevolg van de cognitieve achteruitgang. Daarnaast speelt het naar alle waarschijnlijkheid progressieve beloop van het neuropsychiatrisch beeld.
Andere factoren en condities welke hierbij in ogenschouw moeten worden genomen:
Het isolement van betrokkene, het beperkte steunnetwerk, het onvoldoende adequaat lezen van de uitgezonden signalen.
Deze factoren beïnvloeden elkaar in negatieve zin.
Aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard voor interventies op deze factoren en condities en het juridisch kader:
Onderzoekers adviseren om betrokkene via een klinische start op een FPA toe te leiden naar een beschermde woonvorm waar toezicht kan zijn op het psychiatrisch beeld en de verdere - in ieder geval progressieve - ontwikkeling daarvan in zijn dagelijks functioneren. Mogelijk kan medicatie nog een positief effect genereren.
Naar de mening van onderzoekers is geen maximaal niveau van beveiliging noodzakelijk. Onderzoekers zijn van mening dat - gezien het progressieve beeld van betrokkene en zijn thans bestaande toezegging tot volledige medewerking - een behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden in de rede ligt. Een behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is in theorie ook mogelijk, maar borgt onvoldoende de zorg die betrokkene nodig heeft, ook op de lange termijn.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gedragsneuroloog prof. dr. C. Jonker heeft - in overleg met voornoemde deskundigen - eveneens een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 21 mei 2015. Dit rapport houdt het volgende in.
Uit het gedragsneurologisch onderzoek komen aanwijzingen naar voren voor hersenorganisch lijden, in het bijzonder vasculaire MCI, gekenmerkt door executieve functiestoornissen en gevolg van (vasculaire) subcorticale afwijkingen in de wittestof van de hersenen. Omdat ook gedragsveranderingen zijn ontstaan is naar alle waarschijnlijkheid is sprake van een organische persoonlijkheidsverandering (zie rapportage gedragsdeskundigen).
Op grond van het gedragsneurologisch onderzoek zijn er aanwijzingen dat het hersenorganisch lijden, i.c. de vasculaire MCI en de organische persoonlijkheidsverandering, reeds bestond ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
Het lijkt waarschijnlijk dat het hersenorganisch lijden van invloed is geweest op het gedrag ten tijde van het tenlastegelegde. Als gevolg van het hersenorganisch lijden had betrokkene minder controle over zijn impulsen: door de executieve disfunctie miste hij het overzicht, schoot het vermogen tot zelfreflectie tekort en handelde betrokkene impulsief. Bovendien was hij door beperkte mentale flexibiliteit, niet in staat het eenmaal ingezette gedrag - het op zijn bovenbuurvrouw inslaan met een hakbijl - te onderbreken. Derhalve was betrokkene als gevolg van het hersenorganisch lijden ten tijde van het tenlastegelegde beperkt was in zijn keuzevrijheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Reclassering Nederland, afdeling reclassering, te Rotterdam heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 juni 2015. Dit rapport houdt het volgende in.
Zonder zorg of toezicht wordt betrokkene niet geacht zijn leven zelfstandig op te bouwen/ te hervatten. De kans is groot dat hij zal destabiliseren vanwege spanningen waar hij aan bloot zal komen te staan. Er is een gemiddeld/ hoge kans op recidive.
Inschatting recidiverisico
Hoog / gemiddeld
Zonder zorg of toezicht wordt betrokkene niet geacht zijn leven zelfstandig op te bouwen/ te hervatten. De kans is groot dat hij zal destabiliseren vanwege spanningen waar hij aan bloot zal komen te staan. Betrokkene heeft een klein netwerk. Door de gevolgen van de infarcten heeft betrokkene een verhoogde prikkelbaarheid, neiging tot controleverlies, psychotische kwetsbaarheid en gebrekkige overzicht als gevolg van cognitieve achtergang.
Risico op onttrekken aan voorwaarden:
Laag / gemiddeld.
Risico op letselschade:
Ingeschat wordt dat er geen direct risico op letselschade is, indien betrokkene geen constante overlast ervaart zoals met zijn voormalig buurvrouw.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd daarvoor te ernstig zijn. Bovendien zou de rechtbank in dat geval ‘uit de pas lopen’ met de bestraffing in vergelijkbare zaken.
TBS
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1̊, van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd.
Algemene afsluiting
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht.
De rechtbank zal aan de verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling waarbij de voorwaarden zullen worden gesteld aan zijn gedrag, zoals door de reclassering opgenomen in voornoemd rapport.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard bereid te zijn om genoemde voorwaarden na te leven.
De rechtbank zal de reclassering opdracht geven om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de op te leggen voorwaarden.

9.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] .
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.600,50 aan materiële schade, zijnde uitvaartkosten.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gepleit voor toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding echter zonder oplegging van de vervangende hechtenis.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht, de vordering genoegzaam is onderbouwd en namens de verdachte de vordering van de benadeelde partij niet is betwist, zal deze, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.600,50.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verwijzing in artikel 36f, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht naar artikel 24c van genoemd Wetboek betekent dat de rechtbank geen keus heeft in het al dan niet opleggen van vervangende hechtenis, zij moet daartoe overgaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
  • de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan; de ter beschikking gestelde werkt mee aan het samenwerkingsconvenant van de reclassering en de politie; de ter beschikking gestelde overhandigt een pasfoto;
  • de ter beschikking gestelde houdt zich aan de voorschriften en/of aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland;
  • de ter beschikking gestelde zal niet, zonder toestemming van de reclassering van adres wijzigen c.q. verhuizen;
  • de ter beschikking gestelde laat zich aansluitend op zijn detentie, klinisch behandelen in een door het IFZ aangewezen klinische instelling;
  • de ter beschikking gestelde laat zich na zijn klinische behandeling opnemen in een RIBW indien dit door de behandelaars en/of reclassering nodig wordt geacht en/of ambulant begeleiden in een door een door de reclassering goedgekeurde en geschikte woonplek;
  • de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen en afspraken met zijn behandelaar(s);
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan inname van medicatie indien dit door zijn behandelaars nodig wordt geacht.
  • de ter beschikking gestelde zal zich onthouden van drugs en alcohol en verleent zijn medewerking aan controles daarop; de ter beschikking gestelde werkt mee aan behandeling op het gebied van middelengebruik;
  • de ter beschikking gestelde werkt tijdens en/of na zijn klinische opname mee aan het vinden van een geschikte dagbesteding afgestemd op zijn resocialisatietraject;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan een ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht, ook als dit betekent een time-outopname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken in een nog nader te bepalen instelling;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee en geeft inzicht ter zake van een voldoende ondersteunend sociaal netwerk en verleent toestemming om contact op te nemen met relevante referenten/netwerkleden;
  • de ter beschikking gestelde zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn behandelaren, de begeleiders en de reclassering en stelt zich naar behandelaren en begeleiders coöperatief en begeleidbaar op en geeft openheid van zaken over al zijn leefgebieden;
  • de ter beschikking gestelde begeeft zich niet buiten de Nederlandse grenzen;
  • de ter beschikking gestelde pleegt geen strafbare feiten;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] , wonende aan de [adres en woonplaats] , toe tot een bedrag van € 5.600,50 (vijfduizend zeshonderd euro en vijftig eurocent), bestaande uit materiële schade en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] , wonende aan de [adres en woonplaats] te betalen € 5.600,50 (vijfduizend zeshonderd euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 5.600,50 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
63 (drieënzestig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
mr. R. Terpstra en mr. H.W. Schmidt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2015.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 december 2014 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] ( [1947] )
van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
meermalen, althans eenmaal, met een (hak)mes/bijl op het hoofd van die [slachtoffer]
geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
art. 289 Wetboek van Strafrecht