ECLI:NL:RBROT:2015:5890

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
13 augustus 2015
Zaaknummer
C/10/433004 / HA ZA 13-940
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C. Verschuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding na aanrijding met letselschade

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de aansprakelijkheid van AEGON Schadeverzekering N.V. centraal na een aanrijding op 17 september 2004 waarbij letselschade was ontstaan. De eiseres in conventie, AEGON, vorderde terugbetaling van verstrekte voorschotten aan het slachtoffer, gebaseerd op vermeende fraude. De rechtbank oordeelde dat de verzekeraar de gedragscode voor persoonlijk onderzoek niet had nageleefd, wat leidde tot afwijzing van de vordering in conventie. In reconventie werd de rechtbank gevraagd om te oordelen over de schadevergoeding aan de gedaagde, die stelde dat zij voldoende bewijs had geleverd voor haar schade. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de gedaagde mogelijk schade had geleden en wees de vorderingen in reconventie toe. AEGON werd veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, en moest de schadevergoeding aan de gedaagde betalen, op te maken bij staat. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor verzekeraars om zich aan de gedragscode te houden en de rechten van slachtoffers te respecteren. De uitspraak werd gedaan op 26 augustus 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/433004 / HA ZA 13-940
Vonnis van 26 augustus 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.J. Eijsberg,
tegen

1.[gedaagde1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, zal hierna Aegon en gedaagden in conventie en eiseres in reconventie zullen gezamenlijk [gedaagden] dan wel afzonderlijk [gedaagde1] en [gedaagde2] worden genoemd.

1.De procedure in conventie en reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 februari 2015 en de daarin genoemde processtukken
  • het arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 april 2015 en de daarin genoemde processtukken
  • de akte uitlating na tussenvonnis van [gedaagden]
  • de antwoordakte na tussenvonnis van Aegon.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in reconventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 17 september 2014 heeft de rechtbank geoordeeld dat zonder nader bewijs de vorderingen [gedaagde1] tot verklaring voor recht dat Aegon is gehouden de schade te voldoen wegens het letsel door haar opgelopen door het ongeval op 17 september 2004 en partijen hiervoor te verwijzen naar de schadestaatprocedure, niet voor toewijzing in aanmerking kunnen komen.
2.2.
Bij akte heeft [gedaagde1] de rechtbank verzocht op haar beslissing terug te komen, omdat zij reeds voldoende had gesteld voor het aannemen van de mogelijkheid van schade. Zij verwijst met name naar de aantekening in het journaal van haar huisarts, het rapport van neuroloog [neuroloog] en de rapporten van psychiater [psychiater] . In dit verband vraagt [gedaagde1] de rechtbank alsnog te beslissen op haar vorderingen in reconventie.
2.3.
Aegon stelt zich primair op het standpunt dat verder debat in reconventie geen nut heeft, omdat volgens Aegon uit de overwegingen van de rechtbank in conventie reeds voortvloeit dat de rechtbank het bestaan van schade aannemelijk oordeelt.
2.4.
De rechtbank volgt partijen in zoverre in hun hiervoor weergegeven stellingen dat met name uit rechtsoverweging 4.4.2 van het tussenvonnis van 17 september 2014 reeds volgt dat [gedaagde1] mogelijk schade heeft geleden door het ongeval op 17 september 2004. De rechtbank is echter tot zijn beslissing in het tussenvonnis gekomen in de veronderstelling dat het ook de voorkeur van partijen zou zijn om een debat over de vaststelling van de omvang van de schade in de huidige procedure te voeren. Nu partijen beide - zij het op andere gronden - hiervan willen afzien, zal de rechtbank terugkomen op de genoemde beslissing in het tussenvonnis en alsnog de vorderingen van [gedaagde1] toewijzen zoals hieronder in de beslissing wordt vermeld.
2.5.
Aegon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde1] worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.130,00 (2,5 punt × tarief € 452,00).
in conventie
2.6.
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis van 17 september 2014 zullen de vorderingen van Aegon worden afgewezen.
2.7.
Aegon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht 1.474,00
- salaris advocaat
2.842,00(2 punt × tarief € 1.421,00)
Totaal € 4.316,00

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Aegon in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 4.316,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van acht dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
3.3.
verklaart voor recht dat Aegon jegens [gedaagden] aansprakelijk is voor de schade die door haar is geleden en eventueel nog zal worden geleden als gevolg van het ongeval op 17 september 2004,
3.4.
veroordeelt Aegon tot vergoeding aan [gedaagde1] van die schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.5.
veroordeelt Aegon in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde1] , tot op heden begroot op € 1.130,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van acht dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in conventie en reconventie
3.6.
veroordeelt Aegon in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Aegon niet binnen acht dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van acht dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
3.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Verschuur en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2015. [1]

Voetnoten

1.2323/2711