ECLI:NL:RBROT:2015:5697

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
C/10/465958 / HA ZA 14-1242
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pensioenverrekening na echtscheiding tussen voormalige echtelieden in gemeenschap van goederen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man die in gemeenschap van goederen gehuwd waren en in 1983 zijn gescheiden. De vrouw vordert pensioenverrekening op basis van het arrest van de Hoge Raad van 27 november 1981 (ECLI:NL:HR:1981:AG4271), waarin is bepaald dat bij echtscheiding pensioenrechten moeten worden verrekend. De man heeft een pensioen opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds Boskalis en de vrouw stelt recht te hebben op de helft van de pensioenuitkeringen die de man heeft ontvangen en nog zal ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op pensioenverrekening en dat de man zijn pensioengegevens moet verstrekken. De rechtbank oordeelt dat de vrouw recht heeft op de helft van het pensioen dat de man heeft opgebouwd tot aan de echtscheiding en dat de man moet betalen aan de vrouw voor de pensioenuitkeringen die zijn gedaan en nog gedaan zullen worden. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 5 augustus 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/465958 / HA ZA 14-1242
Vonnis van 5 augustus 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M. van Gastel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.H. Edens.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De man is geboren op 26 april 1948. De man heeft een pensioenrecht opgebouwd.
2.2.
Partijen zijn voormalige echtelieden. Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd op 18 december 1970. De echtscheiding is uitgesproken bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 maart 1983. Dit vonnis is op 21 april 1983 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
De vrouw heeft op 7 oktober 1983 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder het pensioenfonds van de man, toen zijnde de Stichting Pensioenfonds Dirk Verstoep (thans: Boskalis. Hierna zal steeds worden de naam Boskalis worden gehanteerd).
2.4.
De man heeft bij brief van 1 januari 1984 aan de vrouw onder meer het volgende voorgesteld: “
De totale uitkering bij afkoop bedraagt: zo’n 2.600,- gulden voor jou betreffende het weduwe- en wezen gedeelte in het pensioen en zo’n 30.000,- gulden pensioen. Dit bedrag van 30.000,- stel ik voor samen te delen, dat houdt in dat alle beslagen opgeheven moeten worden zodat Boskalis op mijn instructies de helft naar jou over kan maken of naar mijn vader of ander familielid waarna deze de helft naar jou kan schuiven. Zo niet blijft dit staan tot mijn 65e en dan krijg je de helft, maar indien ik sterf voor mijn 65e krijg je niets dus ik dacht dat de keus niet zo moeilijk is.
2.5.
Boskalis heeft bij brief van 3 februari 1984 aan de vrouw medegedeeld dat het haar toekomende weduwenpensioen fl. 5.963 per jaar bedraagt en dat de afkoopwaarde van het pensioen van de man fl. 31.485,- bedraagt.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert, samengevat, uitvoerbaar bij voorraad:
1-veroordeling van de man om zijn pensioengegevens van Boskalis aan de vrouw te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
2- een verklaring voor recht dat de vrouw recht heeft op de helft, of op een in goede justitie te bepalen ander aandeel, in de door de man reeds ontvangen en nog te ontvangen pensioenuitkeringen van Boskalis, vanaf 1 april 2013, subsidiair vanaf de datum dat de man pensioenuitkeringsgerechtigd is geworden,
3- veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van haar aandeel in de reeds aan de man uitbetaalde pensioenuitkeringen vanaf 1 april 2013, subsidiair vanaf de datum dat de man pensioenuitkeringsgerechtigd is geworden tot en met 1 augustus 2014,
4- veroordeling van de man om aan de vrouw te betalen haar aandeel in de door de man vanaf 1 augustus 2014, subsidiair vanaf een andere, in goede justitie te bepalen datum, ontvangen en nog te ontvangen pensioenuitkeringen,
5- alles te vermeerderen met de wettelijke rente volgend op de maand waarop de maandelijkse pensioenuitkering betrekking heeft tot aan de dag der algehele voldoening,
6- met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2.
De vrouw stelt daartoe dat de man ingevolge HR 27 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4271 (NJ 1982/503, Boon/Van Loon) gehouden is tot pensioenverrekening en dat deze verrekening ten onrechte nog niet heeft plaats gevonden.

4.Het verweer

4.1.
De man voert verweer.
4.2.
De (verdere) stellingen en weren zullen waar nodig in de beoordeling worden betrokken.

5.De beoordeling

5.1.
De man stelt dat de dagvaarding ten onrechte in het openbaar is betekend. Volgens de man is de vrouw bekend met zijn adres in Mexico, hetgeen de vrouw betwist. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Nu de man in rechte is verschenen is de man niet in zijn verdedigingsbelang geschaad. Voor zover de openbare betekening extra betekeningskosten met zich brengt wordt het oordeel niet anders omdat de proceskosten, zoals hierna zal blijken, toch zullen worden gecompenseerd.
5.2.
Stilzitten rechtvaardigt nog geen rechtsverwerking. Om die reden faalt het verweer van de man dat de vrouw haar rechten zou hebben verwerkt door niet in te gaan op het (onder de feiten aangehaalde) aanbod van de man in 1984. Overigens volgt uit de tekst van het aanbod van de man zelf al dat in geval van “stilzitten” van de vrouw alsnog verrekend zal worden als de man 65 jaar oud wordt.
5.3.
De man stelt dat hij bij de boedelscheiding in 1983 met de vrouw is overeen-gekomen om tegen betaling door de man van fl. 2.300,- een aantal kunstvoorwerpen uit de boedel te verkrijgen maar dat de vrouw afgifte daarvan heeft geweigerd. Ook dit verweer rechtvaardigt niet om rechtsverwerking aan te nemen.
Voor zover de man stelt op deze grond een verrekeningsrecht te hebben gaat de rechtbank daar aan voorbij, omdat de gegrondheid van dit verrekeningsverweer niet eenvoudig valt vast te stellen. De vrouw betwist immers het bestaan van deze door de man gestelde -maar door hem op geen enkele wijze onderbouwde- afspraak.
5.4.
Partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Uit het voormelde arrest inzake Boon-Van Loon volgt dat de vrouw recht heeft op pensioenverrekening als vallende in de huwelijksgemeenschap. Partijen zijn mitsdien deelgenoten in een gemeenschap. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, NJ 1999, 550).
5.5.
Volgens de man mag verrekening niet plaats vinden met terugwerkende kracht tot 1 april 2013 (de datum waarop zijn pensioenuitkering is aangevangen). De man verlangt dat pensioenverrekening wordt beperkt tot de termijnen die vanaf 1 januari 2015 opkomen/ zijn opgekomen. De man stelt daartoe dat hij pas recentelijk, uit de dagvaarding, heeft begrepen dat de vrouw pensioenverrekening verlangt. De rechtbank volgt dit betoog niet, nu het geen steun vindt in het recht. De man wist overigens, getuige zijn onder de feiten aangehaalde aanbod in 1984, destijds al dat de vrouw recht had op verrekening. Het had op weg van de man gelegen dit recht tijdig te respecteren.
5.6.
Verrekening dient (slechts) plaats vinden over het deel van het pensioen dat de man heeft opgebouwd tot aan de echtscheiding, blijkens het arrest Boon/ Van Loon. De man stelt in zijn conclusie van antwoord dat zijn pensioen € 514,58 bruto per maand bedraagt en dat de vrouw volgens “de beschikbare gegevens” recht heeft op € 238,82 bruto per maand. In repliek heeft de vrouw aangegeven zich vooralsnog op het standpunt te stellen dat het gehele pensioen van de man is opgebouwd in de periode voorafgaand aan de echtscheiding, omdat de man toen zijn pensioengegevens nog niet had overgelegd. Bij dupliek heeft de man alsnog zijn pensioengegevens overgelegd (brief van PGB van 5 juni 2015). Uit deze brief blijkt dat de man een aanspraak op ouderdomspensioen heeft opgebouwd van € 6.174,96 bruto per jaar, waarvan opgebouwd € 5.731,65 per jaar over de periode tot aan echtscheiding en dat de pensioenuitkering is ingegaan op 1 april 2013. Ook staat daarin dat de betaling vanaf 1 februari 2014 is opgeschort. De rechtbank zal beslissen met inachtneming van deze gegevens als hierna vermeld.
5.7.
De man stelt dat hij het pensioen node kan missen omdat hij geen vermogen heeft, zijn huidige echtgenote ziek en arbeidsongeschikt is en hij met zijn AOW-uitkering en pensioen zijn gezin inclusief twee kinderen moet onderhouden. Deze stelling faalt. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat de vrouw pensioenverrekening verlangt. De regel dat een regel niet van toepassing is als dit naar maatstaven van redelijkheid bij van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn mag slechts in uitzonderlijke gevallen worden toegepast. De door de man aangevoerde feiten en omstandigheden nopen niet daartoe. Uit het arrest Boon/ Van Loon volgt dat als uitgangspunt steeds recht op pensioenverrekening bestaat. Daarbij komt dat de vrouw onweersproken heeft gesteld dat partijen een traditioneel huwelijk hadden waarbij het haar taak was om voor het huishouden en voor de opvoeding van de twee kinderen der partijen te zorgen en waarbij de man voor het inkomen zorgde. De stellingname van de man over zijn gezinssituatie en financiële omstandigheden is bovendien op geen enkele wijze met verificatoire stukken onderbouwd.
5.8.
Nu de man zijn pensioengegevens inmiddels heeft overgelegd, heeft de vrouw geen belang meer bij haar vordering onder 1. Voor het overige is de vordering wel toewijsbaar, op na te melden wijze.
5.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat de vrouw een aanspraak heeft op de man ter grootte van de helft van het deel van het pensioen dat de man heeft opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds Boskalis of haar rechtsopvolgers in de periode tot aan de datum van echtscheiding en betrekking hebbend op alle pensioenuitkeringen die de man vanaf 1 april 2013 reeds heeft ontvangen en nog zal ontvangen;
6.2.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van het onder rov. 6.1 genoemde bedrag over de pensioenuitkeringen die zijn gedaan en nog gedaan zullen worden over de periode van 1 april 2013 tot en met 1 augustus 2014, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de eerste dag volgend op de maand daarop de maandelijks pensioenuitkering betrekking heeft tot aan de dag der algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van het onder rov. 6.1 genoemde bedrag over de pensioenuitkeringen die zijn gedaan en nog gedaan zullen worden over de periode vanaf 1 augustus 2014, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de eerste dag volgend op de maand daarop de maandelijks pensioenuitkering betrekking heeft tot aan de dag der algehele voldoening,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2015. [1]

Voetnoten

1.2517/2504