ECLI:NL:RBROT:2015:5674

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
C/10/481441 / FT EA 15/1850
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing faillissementsverzoek op eigen aangifte wegens gebrek aan pluraliteit

Op 24 juli 2015 heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, statutair gevestigd te [plaats], een verzoek tot faillietverklaring ingediend bij de rechtbank Rotterdam. Dit verzoek was gebaseerd op eigen aangifte. Op 28 juli 2015 is de aangeefster, vertegenwoordigd door haar middellijk bestuurder, de heer [naam], in raadkamer gehoord. De rechtbank heeft op 30 juli 2015 uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft in haar beoordeling artikel 6, derde lid van de Faillissementswet in acht genomen, dat vereist dat summierlijk moet blijken van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank concludeert dat niet summierlijk is gebleken dat de aangeefster in een dergelijke toestand verkeert, omdat niet is voldaan aan het zogenaamde “pluraliteitsvereiste”. Tijdens de zitting is gebleken dat de aangeefster slechts één schuldeiser heeft die onbetaald is gebleven. Dit is in strijd met de vereisten voor een faillietverklaring, zoals uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 1985.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. Zwanenburg, griffier. Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de uitspraak, hoger beroep instellen, uitsluitend door een advocaat, bij een verzoekschrift ingediend ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
Rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap] ,
statutair gevestigd te [plaats] ,
kantoorhoudende aan [adres] ,
[plaats] ,
aangeefster,
strekkende tot haar (op eigen aangifte) faillietverklaring.

1.De procedure

Op 24 juli 2015 heeft aangeefster ter griffie van de rechtbank een verzoek tot (op eigen aangifte) faillietverklaring ingediend.
Op 28 juli 2015 is aangeefster, bij monde van haar middellijk bestuurder, de heer [naam] , in raadkamer gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Artikel 6, derde lid van de Faillissementswet bepaalt dat summierlijk moet blijken van het bestaan van feiten en of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat niet summierlijk is gebleken dat aangeefster verkeert in een toestand van te hebben opgehouden met betalen, nu niet is voldaan aan het zogenaamde “pluraliteitsvereiste”. Ter zitting is namelijk gebleken dat aangeefster slechts één schuldeiser heeft die zij onbetaald laat. Derhalve is, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 1985,
NJ1985,548, voor een faillietverklaring geen plaats.
Het verzoek tot faillietverklaring wordt daarom afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring.
Deze beschikking is op 30 juli 2015 gegeven door mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. Zwanenburg, griffier. [1]

Voetnoten

1.