ECLI:NL:RBROT:2015:5626

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
3 augustus 2015
Zaaknummer
C/10/15/324 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schikking in faillissement met afwijzing door rechter-commissaris

In deze zaak heeft de besloten vennootschap [naam vennootschap] op 21 juli 2015 een verzoek ingediend bij de rechter-commissaris op grond van artikel 69 van de Faillissementswet (Fw). Het verzoek was gericht aan de curator om akkoord te gaan met een aangeboden schikkingsbedrag van € 17.500,- of om een redelijke schikking te treffen. De curator had echter een tegenvoorstel gedaan van € 30.000,-, wat leidde tot een geschil tussen de partijen. De curator had eerder betalingen van [naam vennootschap] aan de gefailleerde op grond van artikel 47 Fw buitengerechtelijk vernietigd, omdat deze betalingen kort voor het faillissement waren gedaan en [naam vennootschap] volgens de curator op de hoogte was van de faillissementsaanvraag.

De rechter-commissaris heeft het verzoek van [naam vennootschap] afgewezen. Hij oordeelde dat het verzoek een poging was om op eenvoudige wijze een persoonlijk recht tegenover de boedel geldend te maken, wat niet de bedoeling van artikel 69 Fw is. De rechter-commissaris benadrukte dat het belangrijk is dat de curator zijn taak kan uitvoeren zonder dat individuele schuldeisers de onderhandelingen kunnen frustreren. Hij stelde voor dat verder overleg tussen [naam vennootschap] en de curator mogelijk tot een oplossing zou kunnen leiden, en dat het niet gepast was om nu al vooruit te lopen op de uitkomst van dat overleg.

De beslissing werd genomen door mr. J.C.A.T. Frima, waarnemend rechter-commissaris, op 30 juli 2015. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open voor de partijen die dat recht hebben, binnen vijf dagen na de datum van de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
Insolventienummer: [nummer]
BESCHIKKING in het faillissement van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gefailleerde] ,
kantoorhoudende te [adres] ,
[plaats] ,
gefailleerde,
rechter-commissaris: mr. A.M. van Kalmthout,
curator: mr. S. Setz.

1.Het verzoek en verweer

Op 21 juli 2015 is ter griffie ingekomen een fax van mr. M.E.G. Murris, namens de besloten vennootschap [naam vennootschap ] (hierna: [naam vennootschap ] ), waarin op grond van artikel 69 Faillissementswet (hierna: Fw) een verzoek wordt gedaan. Het verzoek strekt er toe dat de rechter-commissaris de curator beveelt om akkoord te gaan met de door [naam vennootschap ] aangeboden schikking van € 17.500,-, dan wel de curator te instrueren tot een anderszins redelijke schikking te komen. [naam vennootschap ] heeft daartoe – voor zover van belang – het volgende gesteld. Gefailleerde heeft kort voor het faillissement een drietal betalingen verricht aan [naam vennootschap ] in het kader van de aflossing op een door [naam vennootschap ] aan gefailleerde verstrekte lening. De curator heeft deze betalingen op grond van artikel 47 Fw buitengerechtelijk vernietigd en heeft [naam vennootschap ] aangesproken tot integrale terugbetaling aan de boedel. [naam vennootschap ] is het daar niet mee eens. [naam vennootschap ] heeft gesteld dat zij ten tijde van de betalingen geen wetenschap heeft gehad van de faillissementsaanvraag en dat er tevens geen sprake is geweest van samenspanning met het bestuur van gefailleerde. [naam vennootschap ] heeft vervolgens een naar haar mening redelijk schikkingsvoorstel gedaan aan de curator van € 17.500,- tegen finale kwijting. De curator heeft echter volhard in zijn tegenvoorstel van een schikkingsbedrag van € 30.000,-. [naam vennootschap ] heeft voorts gesteld dat de gezamenlijke crediteuren belang hebben bij een minnelijke regeling, aangezien dit voorkomt dat de boedel in een kostbare en waarschijnlijk langdurige procedure geraakt.
De curator heeft bij brief van 22 juli 2015 – voor zover van belang – daartegen ingebracht dat [naam vennootschap ] (althans haar bestuurder de heer [naam 1] ), door kennisname van een e-mail op 2 april 2015 wetenschap had van de faillissementsaanvraag tegen gefailleerde. Desalniettemin heeft [naam vennootschap ] kort voor het uitspreken van het faillissement op 28 april 2015 een drietal betalingen ontvangen op 21, 22 en 24 april 2015 voor een totaalbedrag van € 34.370,-. Deze betalingen zouden zien op aflossingen op een lening van [naam vennootschap ] aan gefailleerde. De curator heeft derhalve de betalingen op grond van artikel 47 Fw buitengerechtelijk vernietigd. De curator heeft voorts aangegeven dat het zeer onwaarschijnlijk is dat (hoewel de e-mail van 2 april kennelijk niet voor [naam vennootschap ] bedoeld was) [naam vennootschap ] geen kennis heeft gehad van de inhoud van de e-mail en dat deze direct is verwijderd. De curator heeft in dat kader gewezen op de tekst van het onderwerp van de e-mail, welke luidt: “ [naam vennootschap ] /faillissement [naam gefailleerde] ”. In het algemeen genomen zal men in ieder geval het onderwerp moeten lezen, alvorens te bepalen de e-mail te lezen, dan wel te verwijderen, aldus de curator. Voorts heeft de curator naar voren gebracht dat uit de bankafschriften is gebleken dat de drie kort op elkaar verrichte betalingen niet passen binnen het reguliere betalingsgedrag van gefailleerde richting [naam vennootschap ] in de afgelopen drie jaar. In die periode heeft gefailleerde namelijk in totaal ongeveer € 9.000,- overgemaakt aan [naam vennootschap ] . Het voorstel van de curator van een schikkingsbedrag van € 30.000,- doet recht aan de situatie in tegenstelling tot het voorstel van de [naam vennootschap ] , inhoudende € 17.500,- tegen finale kwijting. De curator geeft aan dat hij een eventuele procedure met vertrouwen tegemoet ziet en verwacht dat eventuele proceskosten niet hoog zullen zijn. De curator heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van [naam vennootschap ] .
[naam vennootschap ] is door de waarnemend rechter-commissaris (hierna: rechter-commissaris) in de gelegenheid gesteld om te reageren op voornoemde brief van de curator. Voor zover van belang heeft [naam vennootschap ] bij brief van mr. M.E.G. Murris van 27 juli 2015 gesteld dat de e-mail van 2 april 2015 per abuis in kopie naar [naam vennootschap ] is verzonden. [naam vennootschap ] betwist het door de curator aangevoerde onderwerp van de e-mail en heeft gesteld dat het onderwerp luidt: “zitting rechtbank faillissementsverzoek [naam 2] ”. Nu dit bericht geen onderdeel was van lopende correspondentie en [naam vennootschap ] al geruime tijd niet meer betrokken was bij gefailleerde is begrijpelijk dat het bewuste bericht niet is geopend en dat [naam vennootschap ] geen kennis heeft genomen van de inhoud van de e-mail. De drie betalingen door gefailleerde passen volledig in een door gefailleerde in begin 2015 gedane toezegging om, nu gefailleerde nog geen enkele keer op de lening van [naam vennootschap ] had afgelost, een groot bedrag ineens af te lossen. Hierbij is geen sprake geweest van samenspanning met als doel de overige crediteuren te benadelen. [naam vennootschap ] geeft aan dat het voorstel van de curator voor een schikkingsbedrag van
€ 30.000,- te hoog is. Voorts voert [naam vennootschap ] aan dat de curator zich niet redelijk opstelt nu de curator tevens te kennen heeft gegeven weinig ruimte te zien voor verdere onderhandelingen. [naam vennootschap ] heeft aangevoerd goede gronden te hebben om aan te nemen dat een eventuele procedure in haar voordeel zal worden beslecht met alle kosten voor de boedel van dien.
De curator heeft op 28 juli 2015 telefonisch aan de griffier laten weten zijn standpunten te handhaven en dat hij afziet van een verdere reactie op de brief van [naam vennootschap ] van 27 juli 2015.

2.De beoordeling

Artikel 69 lid 1 Fw bepaalt, dat ieder der schuldeisers, de commissie uit hun midden benoemd en ook de gefailleerde bij verzoekschrift tegen elke handeling van de curator bij de rechter-commissaris kunnen opkomen of van deze een bevel uitlokken, dat de curator een bepaalde handeling verrichte of een voorgenomen handeling nalate. Het voorschrift is gegeven om – onder meer – een schuldeiser invloed toe te kennen op het beheer over de failliete boedel en om, zo hij meent dat bij dat beheer fouten worden gemaakt, deze te doen herstellen of voorkomen. Het voorschrift is in beginsel niet gegeven om individuele schuldeisers in de gelegenheid te stellen op eenvoudige wijze aan hen persoonlijk toekomende rechten tegenover de boedel geldend te maken.
De rechter-commissaris stelt vast dat [naam vennootschap ] een schuldeiser is in het faillissement van gefailleerde. Voorts is het aangevoerde belang te beschouwen als een belang dat valt onder het beheer van de boedel. Derhalve is [naam vennootschap ] ontvankelijk in haar verzoek.
De rechter-commissaris is van oordeel dat [naam vennootschap ] met haar verzoek op een eenvoudige wijze tracht een aan haar persoonlijk toekomend recht tegenover de boedel geldend te maken. Zij tracht immers via deze weg op een eenvoudige wijze een schikking te forceren.
De rechter-commissaris acht het mogelijk dat verder overleg tussen [naam vennootschap ] en de curator tot een oplossing kan leiden van hetgeen hen verdeeld houdt. Wanneer overleg niet tot een oplossing leidt, zal de curator dienen aan te geven of het entameren van een procedure in de rede ligt, waarna de rechter-commissaris op dat moment toestemming kan verlenen of onthouden. De rechter-commissaris acht het dan ook niet gepast om reeds nu al vooruit te lopen op de uitkomst van het overleg tussen [naam vennootschap ] en de curator of het entameren van een eventuele procedure bij de rechtbank. Door de curator te bevelen in te stemmen met het schikkingsvoorstel van [naam vennootschap ] worden deze wegen afgesloten, waarbij de rechter-commissaris er thans nog niet van overtuigd is dat dat noodzakelijk is. Daarbij merkt de rechter-commissaris op dat toewijzing van het onderhavige verzoek de taak van de curator (het beheren en vereffenen van de boedel) ernstig zou kunnen uithollen. Elke crediteur zou namelijk op deze wijze een mogelijke schikking (of de onderhandelingen daarover) naar zijn hand kunnen zetten en overleg met de curator kunnen frustreren.
Gelet op het voorgaande dient het verzoek van [naam vennootschap ] dan ook te worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek ex artikel 69 Fw af.
Deze beschikking is door mr. J.C.A.T. Frima, waarnemend rechter-commissaris, in raadkamer gegeven op 30 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.