In deze zaak heeft de besloten vennootschap [naam vennootschap] op 21 juli 2015 een verzoek ingediend bij de rechter-commissaris op grond van artikel 69 van de Faillissementswet (Fw). Het verzoek was gericht aan de curator om akkoord te gaan met een aangeboden schikkingsbedrag van € 17.500,- of om een redelijke schikking te treffen. De curator had echter een tegenvoorstel gedaan van € 30.000,-, wat leidde tot een geschil tussen de partijen. De curator had eerder betalingen van [naam vennootschap] aan de gefailleerde op grond van artikel 47 Fw buitengerechtelijk vernietigd, omdat deze betalingen kort voor het faillissement waren gedaan en [naam vennootschap] volgens de curator op de hoogte was van de faillissementsaanvraag.
De rechter-commissaris heeft het verzoek van [naam vennootschap] afgewezen. Hij oordeelde dat het verzoek een poging was om op eenvoudige wijze een persoonlijk recht tegenover de boedel geldend te maken, wat niet de bedoeling van artikel 69 Fw is. De rechter-commissaris benadrukte dat het belangrijk is dat de curator zijn taak kan uitvoeren zonder dat individuele schuldeisers de onderhandelingen kunnen frustreren. Hij stelde voor dat verder overleg tussen [naam vennootschap] en de curator mogelijk tot een oplossing zou kunnen leiden, en dat het niet gepast was om nu al vooruit te lopen op de uitkomst van dat overleg.
De beslissing werd genomen door mr. J.C.A.T. Frima, waarnemend rechter-commissaris, op 30 juli 2015. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open voor de partijen die dat recht hebben, binnen vijf dagen na de datum van de beschikking.