ECLI:NL:RBROT:2015:5563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
30 juli 2015
Zaaknummer
4315007
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verschil van inzicht en vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Cabot B.V. en een werknemer, verweerder. De werknemer was sinds 1 juni 2001 in dienst als Operator en ontving een bruto maandsalaris van € 3.112,40. Het verzoek tot ontbinding werd ingediend op basis van artikel 7:671b in samenhang met artikel 7:669 lid 3 sub g van het Burgerlijk Wetboek, omdat er een verschil van inzicht was ontstaan over de uitvoering van de werkzaamheden, wat leidde tot een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een opzegverbod wegens ziekte, maar dat dit niet in de weg stond aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, aangezien het verzoek niet verband hield met de ziekte van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat er een redelijke grond voor ontbinding was, omdat herplaatsing niet mogelijk was en de samenwerking niet meer vruchtbaar was. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd vastgesteld per 1 november 2015. Daarnaast werd er een vergoeding van € 40.000,00 bruto aan de werknemer toegekend, waarin de wettelijke transitievergoeding was inbegrepen. De kantonrechter oordeelde dat er geen termen waren om de proceskosten te vergoeden, en dat elk van de partijen de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 4315007 \ VZ VERZ 15-15449
uitspraak: 31 juli 2015
beschikking ex artikel 7:671b Burgerlijk Wetboek van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Cabot B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. T. Yekhlef te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te Rotterdam-Hoogvliet,
verweerder,
gemachtigde: mr. N.L.E.M. Bynoemr. S. Bovy te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
 het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 24 juli 2015;
 het verweerschrift, ter griffie ontvangen op 24 juli 2015.
Het verzoek is op 28 juli 2015 mondeling behandeld. Namens verzoekster is mevrouw
[L.] (HR manager) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder is in persoon verschenen, eveneens bijgestaan door de gemachtigde.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Aan de genoemde stukken kan wat de feiten betreft het volgende worden ontleend:
 verweerder, geboren [geboortedatum], is sinds 1 juni 2001 bij verzoekster in dienst. Zijn functie is Operator;
 het loon van verweerder bedraagt thans € 3.112,40 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag, alsmede emolumenten;
 de arbeid wordt gewoonlijk verricht te Rotterdam;

3.Het verzoek

Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2015 op grond van artikel 7:671b jo 7:669 lid 3 sub g BW, onder toekenning van een vergoeding van € 40.000,00 aan verweerder, de wettelijke transitievergoeding geacht daarin te zijn begrepen.
Daarbij stelt verzoekster - verkort en voor zover thans van belang weergegeven - dat tussen partijen een verschil van inzicht is ontstaan over de wijze van invulling en uitvoering van de werkzaamheden van verweerder. Als gevolg daarvan zijn er dusdanige spanningen tussen partijen ontstaan dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt. Partijen hebben uitvoerig gecommuniceerd en geprobeerd het verschil van inzicht te overbruggen. Gebleken is echter dat de verstoorde verstandhouding dusdanig is dat een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk is. Verzoekster heeft benadrukt dat verweerder van de thans ontstane situatie geen verwijt kan worden gemaakt. Verzoekster heeft voorts aangevoerd dat herplaatsing van verweerder in een andere passende functie niet mogelijk is.
Verzoekster is bereid een vergoeding van € 40.000,00 bruto aan verweerder toe te kennen, waarin de wettelijke transitievergoeding wordt geacht te zijn inbegrepen.

4.Het verweer

Verweerder heeft - verkort en voor zover thans van belang weergegeven - aangevoerd dat hij niet kan ontkennen dat tussen partijen een situatie is ontstaan die een toekomstige vruchtbare samenwerking uitsluit. Door het verschil van visie over de wijze van invulling van de te verrichten werkzaamheden zijn er tussen partijen samenwerkingsproblemen ontstaan, waarover zij verschillende gesprekken hebben gevoerd. Ondanks de constructieve opstelling over en weer is het partijen niet gelukt om het verschil van inzicht weg te nemen. Verweerder benadrukt dat hij zich altijd naar tevredenheid heeft ingezet en naar behoren heeft gefunctioneerd. Hij betreurt de ontstane situatie, maar stelt dat hem geen enkel verwijt treft. Primair verzet hij zich dan ook tegen ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Subsidiair, voor het geval zijn arbeidsovereenkomst wel wordt ontbonden, is verweerder van mening dat hem een vergoeding toekomt zoals door verzoekster is aangeboden als aanvulling op in de toekomst mogelijk te lijden inkomensschade, waarin de wettelijke transitievergoeding wordt geacht te zijn inbegrepen.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van de werknemer. Het verzoek is immers gebaseerd op een verschil van inzicht over de wijze van invulling en uitvoering van de werkzaamheden door verweerder en dat staat los van de ongeschiktheid wegens ziekte.
5.2
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is (limitatief) omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Nu partijen het er over eens zijn dat sprake is van het bestaan van een verschil van inzicht omtrent de wijze waarop de functie van verweerder ingevuld en uitgevoerd dient te worden, zodanig dat een zinvolle samenwerking niet meer mogelijk is, zonder dat zulks aan een van hen is te verwijten of toe te rekenen en dat herplaatsing van verweerder niet meer mogelijk moet worden geacht, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onder a BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onder g, BW.
5.3
Partijen zijn het er voorts over eens dat bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst dit dient te geschieden met ingang van 1 november 2015. De kantonrechter constateert dat daarmee de termijn als bedoeld in artikel 7:672 BW in acht wordt genomen, zodat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onder a BW zal worden ontbonden per genoemde datum van 1 november 2015.
5.4
Voor wat betreft het verzoek tot toekenning van een bedrag van € 40.000,- als billijke vergoeding vanwege inkomstenderving overweegt de kantonrechter als volgt. In het kader van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst biedt de wet de kantonrechter slechts de mogelijkheid om twee soorten vergoedingen toe te kennen, te weten de transitievergoeding of de billijke vergoeding. Toekenning van een billijke vergoeding aan een werknemer is - behoudens enkele hier niet van toepassing zijnde uitzonderingen - alleen mogelijk en bedoeld voor een geval waarin sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, zoals onder andere in artikel 7:671b lid 8 onder c BW bepaald. Nu niet is gesteld of gebleken dat daarvan sprake is, kan de kantonrechter die vergoeding bij gebreke van een behoorlijke grondslag niet toekennen.
Wel zal de kantonrechter op na te melden wijze in het dictum van deze uitspraak vermelden dat verzoekster bereid is om aan verweerder een vergoeding ter hoogte van € 40.000,00 bruto toe te kennen vanwege inkomstenderving, waarin de wettelijke transitievergoeding geacht wordt te zijn inbegrepen, nu partijen het eens zijn over deze vergoeding.
5.5
Aangezien partijen het er over eens zijn dat er verder geen vergoeding door verzoekster wordt voldaan behoeft geen toepassing te worden gegeven aan het bepaalde bij 7:686a lid 6 BW.
5.6
Gelet op de aard van het geschil worden geen termen aanwezig geacht om de ene partij de proceskosten van de andere partij te laten vergoeden.

6.De beslissing

De kantonrechter,
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2015;
bepaalt dat elk van partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
verstaat dat verzoekster aan verweerder een vergoeding betaalt ter hoogte van € 40.000,00 bruto, waarin de wettelijke transitievergoeding geacht wordt te zijn inbegrepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821/362