In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 28 juli 2015, wordt de weigering van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank om kinderbijslag toe te kennen aan eiser, een vreemdeling met een langdurige verblijfsrechtelijke onzekerheid, beoordeeld. Eiser had in 2013 kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen, maar de Sociale verzekeringsbank weigerde dit op basis van het beleid dat kinderbijslag slechts met een maximale terugwerkende kracht van vijf jaar kan worden verleend. Eiser betoogde dat hij vanaf 1997 rechtmatig in Nederland verbleef op basis van artikel 6 van Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad, ondanks dat zijn vestigingsvergunning in 1997 was ingetrokken.
De rechtbank oordeelt dat de Sociale verzekeringsbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet met terugwerkende kracht van vijf jaar kinderbijslag kan worden toegekend. De rechtbank wijst erop dat eiser sinds 23 juli 1997 rechtmatig verblijf had en dat er sprake was van een lange duur van verblijfsrechtelijke onzekerheid. De rechtbank geeft de Sociale verzekeringsbank de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met de mogelijkheid om een aanvullende motivering te geven of een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het herstel van het besluit en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door bestuursorganen bij besluiten die de rechten van vreemdelingen raken, vooral in situaties van langdurige onzekerheid over verblijfsrecht.